Home

Gerechtshof Arnhem, 15-03-2011, BP9845, 1000002

Gerechtshof Arnhem, 15-03-2011, BP9845, 1000002

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
15 maart 2011
Datum publicatie
1 april 2011
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2011:BP9845
Zaaknummer
1000002

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting.

Geen ongeclausuleerde mededeling van Belastingtelefoon dat kosten aftrekbaar waren. Beroep op vertrouwensbeginsel faalt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 10/00002

uitspraakdatum: 15 maart 2011

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X, wonende te Z (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 15 december 2009, nummer

AWB 09/378, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur).

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van

€ 38.622 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.136. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 631.

1.2 De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 december 2008 de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van

€ 36.147 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.136. De heffingsrente is verminderd tot een bedrag van € 501.

1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen. De rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 15 december 2009 ongegrond verklaard.

1.4 Belanghebbende heeft bij brief van 31 december 2009 - ingediend bij de Rechtbank en op 5 januari 2010 doorgezonden aan het Hof - tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5 Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingediend.

1.6 Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.

1.7 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2011 te Arnhem. Belanghebbende is daar verschenen, bijgestaan door A. Namens de Inspecteur is verschenen B. Belanghebbende heeft ter zitting enige stukken ingebracht, waaronder een overzicht van de door belanghebbende gemaakte ziektekosten in de jaren 2003 tot en met 2005.

1.8 Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. Overwegingen

Omvang geschil

2.1 Belanghebbende heeft in hoger beroep niet betwist - hetgeen zij ter zitting desgevraagd heeft bevestigd - dat de aanslag zoals deze bij de uitspraak op bezwaar is verminderd, in overeenstemming is met de toepasselijke wettelijke regelingen.

Vertrouwensbeginsel

2.2 Wel heeft belanghebbende betoogd dat door medewerkers van de belastingtelefoon inlichtingen zijn verstrekt waardoor bij haar het in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt dat zij de kosten voor het levensonderhoud van haar kinderen, de advocaatkosten ter zake van haar alimentatieverplichting, en haar ziektekosten, in aftrek zou kunnen brengen. In dit verband heeft belanghebbende ter zitting verklaard dat de medewerkers van de belastingtelefoon haar hebben medegedeeld dat zij alle voornoemde posten in haar aangifte inkomstenbelasting moest vermelden en dat zij daarbij een toelichting moest verstrekken, zodat de inspecteur deze posten zou kunnen beoordelen. Dat dit is medegedeeld, blijkt volgens belanghebbende uit de uitgebreide toelichting die zij in haar (papieren) aangifte heeft gegeven.

2.3 Uit voornoemde verklaring van belanghebbende blijkt dat de medewerkers van de belastingtelefoon haar niet ongeclausuleerd hebben medegedeeld dat voornoemde posten in aftrek zouden komen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt hierom. Bovendien zijn er geen aanwijzingen dat belanghebbende afgaande op de door medewerkers van de belastingtelefoon verstrekte informatie handelingen heeft verricht of nagelaten waardoor zij schade heeft geleden anders dan de verschuldigde belasting en invorderingsrente.

Ziektekosten

2.4 Belanghebbende heeft ter zitting desgevraagd erkend dat als het beroep op het vertrouwensbeginsel niet zou slagen, haar verzamelinkomen niet zou worden verminderd, en het door haar in aanmerking genomen bedrag van de ziektekosten - inclusief de kosten die zij nog in het ter zitting overgelegde stuk heeft genoemd - beneden de wettelijke drempel blijft, zodat voor aftrek wegens ziektekosten in dat geval geen plaats is.

Heffingsrente

2.5 Belanghebbende heeft verder betoogd dat zij door de onjuiste mededelingen van de belastingtelefoon een voorlopige teruggaaf heeft aangevraagd en gekregen, dat met het opleggen van de definitieve aanslag deze voorlopige teruggaaf is verrekend, dat de daarbij berekende heffingsrente uitsluitend verschuldigd is geworden doordat de belastingtelefoon onjuiste mededelingen heeft gedaan, en dat de beschikking heffingsrente derhalve niet in stand kan blijven. Ook dit betoog kan niet slagen. Gelet op de mededelingen van de belastingtelefoon (zie 2.2) kan niet worden gezegd dat de Belastingdienst onjuiste voorlichting heeft verstrekt. Van onzorgvuldig handelen is geen sprake. De beschikking heffingsrente kan derhalve in stand blijven (vgl. HR 24 september 2010, nr. 08/03539, LJN BM1206, NTFR 2010/2301).

Slotsom

2.6 Het hoger beroep dient ongegrond te worden verklaard.

3. Proceskosten

Het Hof vindt geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. C.M. Ettema en

mr. B.F.A. van Huijgevoort, in tegenwoordigheid van mr. C.E. te Brake als griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2011.

De griffier, De voorzitter,

(C.E. te Brake) (A.J.H. van Suilen)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 17 maart 2011

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

postbus 20303, 2500 EH Den Haag

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.