Home

Gerechtshof Arnhem, 08-05-2012, BW6273 BX5677, 11-00612

Gerechtshof Arnhem, 08-05-2012, BW6273 BX5677, 11-00612

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
8 mei 2012
Datum publicatie
22 mei 2012
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2012:BW6273
Zaaknummer
11-00612

Inhoudsindicatie

Wet WOZ.

Proceskosten. Uurtarief taxateur van € 80 is redelijk. Niet uitgewerkt proces-verbaal van griffier rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 11/00612

uitspraakdatum: 8 mei 2012

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Zutphen (hierna: de Rechtbank) van 13 juli 2011, nummer 11/335 WOZ, in het geding tussen belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Lochem (hierna: de Ambtenaar).

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Bij beschikking is de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Z voor het kalenderjaar 2010, naar de waardepeildatum 1 januari 2009, vastgesteld op € 999.000.

1.2. Bij uitspraak op bezwaar is de vastgestelde waarde verminderd tot € 847.000. Daarbij is voorts een proceskostenvergoeding toegekend aan belanghebbende van € 670,67.

1.3. Het door belanghebbende tegen de uitspraak inzake de proceskosten ingestelde beroep is door de Rechtbank ongegrond verklaard.

1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem (hierna: het Hof). De Ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5. Tot de stukken van het geding behoort, naast voormelde stukken, voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6. Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgehad op 26 april 2012 te Arnhem. Aldaar is verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende. De Ambtenaar is, hoewel daartoe uitgenodigd door de griffier bij brief van 16 maart 2012, verzonden naar het in de gedingstukken vermelde adres Postbus 17 te 7240 AA Lochem, en niet als onbestelbaar retour ontvangen, niet ter zitting verschenen.

1.7. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.

2. Feiten

2.1. Bij beschikking is de waarde ingevolge de Wet waardering onroerende zaken van de onroerende zaak a-straat 1 te Z – waarvan belanghebbende eigenaar is – voor het kalenderjaar 2010, naar de waardepeildatum 2009, vastgesteld door de Ambtenaar op een bedrag van € 999.000.

2.2. Belanghebbende heeft tegen deze waardebeschikking bezwaar aangetekend. Daarbij heeft belanghebbende gebruik gemaakt van de diensten van de gemachtigde in deze procedure, die beroepsmatig rechtsbijstand verleent. In het kader van het bezwaar heeft belanghebbende voorts aan een deskundige opdracht gegeven de onroerende zaak te taxeren en een waarderapport op te stellen. Te dezer zake heeft de deskundige belanghebbende € 440 (5,5 uren à € 80) vermeerderd met € 83,60 aan omzetbelasting, derhalve in totaal € 523,60, in rekening gebracht.

2.3. In de bezwaarprocedure heeft belanghebbende de Ambtenaar verzocht om vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten ten bedrage van in totaal € 747,50. Naast voormeld bedrag van € 523,60, heeft dit bedrag betrekking op een vergoeding van kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand (€ 218) en een vergoeding voor kosten van twee uittreksels (€ 5,90).

2.4. Bij uitspraak op bezwaar is de vastgestelde waarde van de onroerende zaak verminderd tot € 847.000. Voorts heeft de Ambtenaar belanghebbende een proceskosten¬vergoeding toegekend van € 670,67. Dit bedrag is als volgt onderverdeeld.

Indienen bezwaarschrift (1 punt) : € 218,00

Taxatierapport 5,5 uur à € 81,23 : € 446,77

Uittreksels : € 5,90

Totaal vergoeding : € 670,67.

2.5. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak inzake de proceskosten, voor zover betrekking hebbend op de kosten van het taxatierapport, beroep bij de Rechtbank ingesteld. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

2.6. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De griffier van de Rechtbank heeft een proces-verbaal van de zitting van de Rechtbank aan het Hof en aan partijen gezonden. Het proces-verbaal bevat de handmatige, niet uitgewerkte aantekeningen van de griffier.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil of belanghebbende met betrekking tot de kosten van het taxatierapport recht heeft op een vergoeding van € 523,60. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Ambtenaar ontkennend.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de stukken. Belanghebbende heeft daaraan ter zitting toegevoegd wat is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak van de Rechtbank, die van de Ambtenaar en tot vergoeding van de kosten van het taxatierapport ten bedrage van € 523,60.

3.4. De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

Vooraf

4.1. In artikel 8:61, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is bepaald dat de griffier aantekening houdt van het verhandelde ter zitting. In het derde lid van genoemd artikel is bepaald dat de griffier een proces-verbaal van de zitting opmaakt, indien – voor zover hier van belang – hoger beroep wordt ingesteld.

4.2. De griffier van de Rechtbank heeft blijkens het dossier handmatig aantekening gehouden van het verhandelde ter zitting van 22 juni 2011 van de Rechtbank. Die niet uitgewerkte aantekeningen zijn vervolgens, nadat door belanghebbende hoger beroep is ingesteld, naar het Hof en partijen verzonden.

4.3. De Ambtenaar klaagt erover dat het proces-verbaal moeilijk leesbaar is.

4.4. In aanmerking genomen dat het proces-verbaal van de zitting van de Rechtbank voor partijen en voor de hogerberoepsrechter de kenbron vormt van hetgeen ter zitting van de Rechtbank is verhandeld, dient het proces-verbaal voor partijen en de hogerberoepsrechter leesbaar te zijn. In dat verband verdient het de voorkeur dat de handgeschreven aantekeningen van de griffier worden getypt. In ieder geval is vereist dat de aantekeningen van de griffier worden uitgewerkt tot een leesbaar geheel.

4.5. Het onderhavige proces-verbaal voldoet niet aan deze eis. Alsdan kan niet worden gezegd dat te dezen sprake is van een proces-verbaal als bedoeld in artikel 8:61, derde lid, Awb.

4.6. Aan dit gebrek behoeven in de onderhavige procedure – ondanks de terecht aangevoerde klacht van de Ambtenaar – geen processuele gevolgen te worden verbonden, nu niet is gesteld dat partijen nadeel hebben ondervonden van het gebrekkige proces-verbaal en voorts bij partijen kennelijk geen behoefte bestaat aan een – eventuele – terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank.

Proceskosten

4.7. Op grond van het bepaalde in artikel 1, letter b, en artikel 2, lid 1, letter b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, in verbinding met artikel 8:36, lid 2, van de Awb moet een veroordeling in de kosten van een deskundigenverslag worden vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken. Krachtens artikel 3, lid 1, van laatstgenoemde wet is in artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (hierna: het Besluit) een tarief van ten hoogste € 81,23 per uur vastgesteld. In artikel 15 van het Besluit is bepaald dat de bedragen, genoemd in het Besluit, worden verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd (vgl. HR 15 april 2011, nr. 10/04313, LJN BQ1222).

4.8. Voormeld artikel 15 brengt mee dat de voor vergoeding in aanmerking komende kosten voor de werkzaamheden van een deskundige behoren te worden verhoogd met omzetbelasting naar de op grond van de bepalingen van de Wet op de omzetbelasting 1968 toepasselijke tarieven. Gelet op de strekking van deze bepaling geldt dat echter alleen indien de aan een belanghebbende in rekening gebrachte omzetbelasting op hem drukt, dus niet indien hij die belasting als voorbelasting in aftrek kan brengen (zie HR 9 juli 1999, nr. 34442, LJN AA2804, BNB 1999/377).

4.9. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende recht heeft op een vergoeding van kosten voor het taxatierapport. Belanghebbende gaat in dat verband uit van een uurtarief van € 80. Het Hof acht een uurtarief van de taxateur van € 80 in het onderhavige geval redelijk (vgl. Hof Arnhem 1 november 2011, nr. 11/00473, LJN BU4042, Hof Arnhem 8 november 2011, nr. 11/00361, LJN BU4959, Hof Arnhem 13 december 2011, nrs. 11/00286 en 11/00287, LJN BV2734 en Hof Arnhem 11 april 2012, nr. 11/00499, LJN BW3418). Het aantal uren van 5,5 wordt niet door de Ambtenaar betwist. Dit betekent dat belanghebbende recht heeft op een vergoeding van € 440 exclusief omzetbelasting voor kosten van het taxatierapport.

4.10. De vraag of die vergoeding moet worden verhoogd met omzetbelasting, beantwoordt het Hof – evenals de Rechtbank – bevestigend. Gelet op het standpunt van de Ambtenaar is kennelijk tussen partijen niet in geschil dat de belanghebbende in rekening gebrachte omzetbelasting op hem drukt. Niet gebleken is dat zulks berust op een juridisch onjuist uitgangspunt. Dit betekent dat de vergoeding van € 440 dient te worden verhoogd met € 83,60 aan omzetbelasting, zodat de totale vergoeding voor het taxatierapport € 523,60 beloopt.

Slotsom

Het hoger beroep van belanghebbende is gegrond.

5. Proceskosten

Het Hof acht termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb. Het Hof stelt deze kosten overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 437 voor in de procedure bij de Rechtbank beroepsmatig verleende rechtsbijstand en op € 437 voor in de procedure in hoger beroep beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het Hof is voor beide procedures uitgegaan van twee punten voor proceshandelingen en een wegingsfactor 0,5. De vergoeding beloopt in totaal derhalve een bedrag van € 874.

6. Beslissing

Het Hof:

– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;

– verklaart het beroep bij de Rechtbank gegrond;

– vernietigt de uitspraak op bezwaar, doch uitsluitend voor zover deze betrekking heeft op de proceskosten;

– stelt de voor vergoeding in aanmerking komende kosten van de bezwaarprocedure vast op een totaalbedrag van € 747,50;

– veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastge¬steld op € 874 voor het beroep en het hoger beroep, en

– gelast de gemeente Lochem aan belanghebbende te vergoeden de door hem voor het beroep en het hoger beroep betaalde griffierechten van in totaal € 153.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. J.A. Monsma en mr. R.F.C. Spek, in tegenwoordigheid van mr. W.J.N.M. Snoijink als griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2012.

De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.

De voorzitter,

(R. den Ouden)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op:

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.