Home

Gerechtshof Arnhem, 10-07-2012, BX4784, 11-00681

Gerechtshof Arnhem, 10-07-2012, BX4784, 11-00681

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
10 juli 2012
Datum publicatie
15 augustus 2012
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2012:BX4784
Zaaknummer
11-00681

Inhoudsindicatie

Rioolrechten.

Belastingplicht. Zelfstandige gedeelten. Wooneenheden in zorgcentrum.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 11/00681

uitspraakdatum: 10 juli 2012

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Ubbergen (hierna: de Ambtenaar)

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 september 2011, nummer AWB 10/690, in het geding tussen de Ambtenaar en

Stichting X te Z (hierna: belanghebbende)

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2009 drieënveertig op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de rioolrechten opgelegd ten bedrage van in totaal € 6.847,75.

1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslagen gehandhaafd.

1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 8 september 2011 gegrond verklaard, de uitspraak van de Ambtenaar vernietigd en de aanslag verminderd tot een bedrag van € 159,25 en beslissingen gegeven omtrent het griffierecht en de proceskosten van belanghebbende. Het Hof begrijpt deze uitspraak aldus dat de Rechtbank de tweeënveertig aanslagen die betrekking hebben op de wooneenheden heeft vernietigd.

1.4 De Ambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5 Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2012 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende en de Ambtenaar.

1.7 De Ambtenaar heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.

1.8 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De vaststaande feiten

2.1 Belanghebbende is eigenaar van zorgcentrum A, gelegen aan de a-straat 1 te Q. Het zorgcentrum is aangesloten op de gemeentelijke riolering.

2.2 Het zorgcentrum beschikt – naast gemeenschappelijke ruimten en bedrijfsruimten – over tweeënveertig afsluitbare wooneenheden. Elke wooneenheid wordt bewoond door één persoon en bestaat uit een woonkamer, slaapkamer, toilet, wasgelegenheid en een kleine keuken. De keuken is voorzien van keukenkastjes, een aanrechtblad, een spoelbak en een koelkast. In een aantal gevallen is de koelkast wegens ruimtegebrek in de woonkamer geplaatst. In het plafond van de keuken bevindt zich een eigen ventiel voor het mechanische ventilatiesysteem. De keukens beschikken niet over een kookplaat of een afzuigkap. Wel zijn in veel keukens een koffiezetapparaat en/of een waterkoker aanwezig en kan op verzoek van de bewoner een warmhoudplaatje worden geplaatst. De (warme) maaltijden worden door de centrale keuken van het zorgcentrum bereid en aan de bewoners verstrekt.

2.3 In zijn openbare vergadering van 15 december 2005 heeft de raad van de gemeente Ubbergen de Verordening op de heffing en de invordering van rioolrechten 2006 (hierna: de Verordening) vastgesteld. Daarvan luiden de artikelen voor zover hier van belang:

‘Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt: …

(…)

c. onder eigendom verstaan een roerende of een onroerende zaak;

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

1. Onder de naam ‘rioolrechten’ worden geheven:

een recht van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een eigendom dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.

(…)

Artikel 3 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de rechten geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

1. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt geheven per eigendom.

Artikel 5 Belastingtarieven

Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt per eigendom € 146,00.

(…)’

In zijn vergadering van 18 december 2008 heeft de raad van de gemeente Ubbergen de 3e wijziging van de Verordening vastgesteld. De wijziging betreft een verhoging van het tarief per 1 januari 2009 naar € 159,25.

2.4 De Ambtenaar heeft de tweeënveertig wooneenheden aangemerkt als gedeelten die blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt. De gemeenschappelijke ruimten zijn tezamen eveneens als zelfstandig gedeelte aangemerkt. Om die reden zijn aan belanghebbende drieënveertig aanslagen opgelegd tot een totaalbedrag van € 6.874,75, te weten drieënveertig maal € 159,25.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1 In geschil is of de Ambtenaar terecht drieënveertig aanslagen in de rioolrechten heeft opgelegd, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Ambtenaar bevestigend beantwoordt.

3.2 De Ambtenaar stelt zich in hoger beroep op het standpunt dat de tweeënveertig wooneenheden bestemd zijn om als zelfstandig gedeelte te worden gebruikt. Dat de wooneenheden niet beschikken over een kookplaat staat daaraan niet in de weg. In aanmerking moet worden genomen dat het zorgcentrum is gebouwd voor een specifieke doelgroep voor wie een volwaardige kookgelegenheid van ondergeschikt belang is. De (warme) maaltijden worden immers verstrekt door het zorgcentrum.

3.3 Belanghebbende neemt het standpunt in dat de wooneenheden vanwege het ontbreken van een volwaardige kookgelegenheid niet bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt.

3.4 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5 De Ambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot bevestiging van de uitspraak op bezwaar.

3.6 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van tweeënveertig aanslagen in de rioolrechten.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom van een onroerende zaak die direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. Het geschil beperkt zich tot de vraag of de tweeënveertig wooneenheden en de gemeenschappelijke ruimten kunnen worden aangemerkt als zelfstandige gedeelten in de zin van artikel 3, van de Verordening.

4.2 De Rechtbank heeft in dit verband gewezen op het arrest van de Hoge Raad van 29 februari 2008 (HR, nr. 41 671, LJN BC5343, BNB 2008/117). Uit dit arrest volgt dat indien een bewoner van een wooneenheid anders dan bijkomstig afhankelijk is van elders in het gebouw gelegen voorzieningen, niet kan worden gezegd dat de wooneenheid blijkens zijn indeling bestemd is om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt.

4.3 Naar het oordeel van de Rechtbank is voor het gebruiken van een wooneenheid als afzonderlijk geheel de mogelijkheid tot het zelf bereiden van een warme maaltijd van wezenlijk belang. Door het ontbreken van een volwaardige kookgelegenheid missen de wooneenheden naar het oordeel van de Rechtbank voldoende voorzieningen om te worden aangemerkt als gedeelten die blijkens hun indeling bestemd zijn om als een afzonderlijke geheel te worden gebruikt. De Rechtbank heeft daarbij betekenis gehecht aan de omstandigheid dat de bewoners allemaal een indicatie “zorg met verblijf” hebben en daarmee niet van hen wordt verwacht dat zij dagelijks zelf in de wooneenheid hun (warme) maaltijden bereiden, waardoor zij meer dan bijkomstig afhankelijk zijn van elders in het gebouw aanwezige voorzieningen.

4.4 Het Hof sluit zich bij het oordeel van de Rechtbank en de daartoe door haar gebezigde gronden aan en maakt die tot de zijne. Het Hof voegt daaraan toe dat het zorgcentrum is gebouwd om te fungeren als een samenstel van onzelfstandige eenheden. Anders dan de Ambtenaar meent, brengt het feit dat veel bewoners van het zorgcentrum niet (langer) zelf kunnen voorzien in de behoefte (warme) maaltijden te bereiden niet mee dat het ontbreken van deze voorziening in de wooneenheden geen rol speelt bij de beoordeling of een dergelijke wooneenheid moet worden aangemerkt als gedeelte dat als afzonderlijk geheel wordt gebruikt. Het feit dat veel bewoners van het zorgcentrum niet (langer) geheel zelfstandig kunnen functioneren en het feit dat de indeling van de voor hen bestemde wooneenheden zijn aangepast aan dit onzelfstandig functioneren, brengt juist mee dat ook deze wooneenheden niet als afzonderlijk geheel kunnen worden gebruikt.

4.5 De Rechtbank heeft aan haar oordeel de conclusie verbonden dat de aanslag in de rioolrechten moet worden verminderd tot een bedrag van € 159,25. Gelezen op de wijze als omschreven in 1.3 is de uitspraak van de Rechtbank juist.

slotsom

Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5. Kosten

Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 874 (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een factor 1) aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

6. Beslissing

Het Gerechtshof:

– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank,

– veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 874,

– bepaalt dat van de gemeente Ubbergen op het moment dat deze uitspraak onherroepelijk is komen vast te staan een griffierecht zal worden geheven van € 454.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem, voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans en mr. P.L.M. van Gorkom, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.

De beslissing is op 10 juli 2012 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(S. Darwinkel) (R.A.V. Boxem)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 10 juli 2012

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.