Home

Gerechtshof Arnhem, 27-11-2012, BY5424, 12/00387 en 12/00388

Gerechtshof Arnhem, 27-11-2012, BY5424, 12/00387 en 12/00388

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
27 november 2012
Datum publicatie
7 december 2012
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2012:BY5424
Zaaknummer
12/00387 en 12/00388

Inhoudsindicatie

Wet WOZ.

Proceskosten. Inroepen deskundige in bezwaarfase is redelijk.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummers 12/00387 en 12/00388

uitspraakdatum: 27 november 2012

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 5 juni 2012, nummers AWB 12/642 en AWB 12/643, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Belastingsamenwerking Rivierenland (gemeente Geldermalsen) (hierna: de Ambtenaar).

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 De Ambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarden van de onroerende zaken a-straat 1 en b-straat 1 te Q, per waardepeildatum 1 januari 2010, voor het jaar 2011, vastgesteld op respectievelijk € 459.000 en € 412.000.

1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de eerder vastgestelde waarden verminderd tot € 295.000 respectievelijk € 247.000. Daarbij heeft de Ambtenaar belanghebbendes verzoek om een proceskostenvergoeding als bedoeld in artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voor wat betreft de kosten van een taxatierapport afgewezen.

1.3 Belanghebbende is tegen het besluit voor zover dit ziet op de proceskostenvergoeding in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 5 juni 2012 ongegrond verklaard.

1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben.

1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2012 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord A, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Ambtenaar.

1.7 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De vaststaande feiten

2.1 Bij in één geschrift vervatte beschikkingen op grond van de Wet WOZ gedagtekend 28 februari 2011 heeft de Ambtenaar de waarden van de onroerende zaken a-straat 1 en b-straat 1 te Q, per waardepeildatum 1 januari 2010, voor het kalenderjaar 2011, vastgesteld op respectievelijk € 459.000 en € 412.000.

2.2 Namens belanghebbende heeft haar gemachtigde, A van B te R (hierna: de gemachtigde), bij brief van 8 april 2011 bezwaar gemaakt tegen de onder 2.1 bedoelde beschikkingen. In het bezwaarschrift van 8 april 2011 concludeert belanghebbende tot een verlaging van de WOZ-waarden van de onroerende zaken met ten minste 20 percent, daarbij uitgaande van de daadwerkelijk gerealiseerde huurprijzen van de onroerende zaken zoals die tussen onafhankelijke derden tot stand zijn gekomen.

2.3 Per e-mailbericht van 13 mei 2011 heeft de Ambtenaar de ontvangst van het bezwaarschrift bevestigd en voor zover hier van belang het volgende aan de gemachtigde van belanghebbende meegedeeld:

“Compromisvoorstel

Hertaxatie geeft BSR aanleiding om voor de volgende objecten een compromisvoorstel te doen, inhoudende dat de WOZ-waarde van deze objecten wordt verlaagd. Onderstaand treft u de objecten aan waar het hier om gaat. Achter het betreffende object staat vermeld de initiële WOZ-waarde en de door BSR voorgestelde WOZ-waarde.

(…)

- a-straat 1 te Q € 459.000,00 -> € 295.000,00

(…)

- b-straat 1 te Q € 412.000,00 -> € 247.000,00

(…)

BSR is voornemens om de WOZ-beschikking van de volgende objecten te vernietigen, omdat deze te klein zijn afgebakend.

(…)

BSR is voornemens om de WOZ-beschikking van de volgende objecten te verminderen, omdat deze te groot zijn afgebakend.

(…)

Verzoek

Ik doe aan u het verzoek om mij uiterlijk 31 mei aanstaande te berichten of u zich in het compromisvoorstel en de voornemens van BSR kunt vinden

(…)”

2.4 Per e-mailbericht van 10 juni 2011 is de gemachtigde door de Ambtenaar gewezen op het hiervoor genoemde compromisvoorstel en heeft de Ambtenaar vermeld dat indien de gemachtigde zich kan vinden in het compromisvoorstel een nadere motivering alsook een waardeadvies of taxatierapport achterwege gelaten kan worden, omdat dit niets zou toevoegen en hiermee kosten voor belanghebbende kunnen worden bespaard. Belanghebbende heeft het compromisvoorstel niet aanvaard.

2.5 Op 10 oktober 2011 heeft de gemachtigde namens belanghebbende aan C (hierna: de taxateur) van “D C.V.” een taxatieopdracht gegeven.

2.6 Met dagtekening 24 november 2011 heeft de taxateur twee taxatierapporten opgemaakt en geconcludeerd tot een WOZ-waarde van de onroerende zaak a-straat 1 per waardepeildatum 1 januari 2010 van € 347.000 respectievelijk van de onroerende zaak b-straat 1 van € 313.000.

2.7 Bij brief van 23 november 2011 heeft de gemachtigde belanghebbendes bezwaar aangevuld onder bijvoeging van de onder 2.6 genoemde taxatierapporten.

2.8 De taxateur heeft met dagtekening 23 respectievelijk 24 november 2011 voor zijn werkzaamheden facturen gezonden aan de gemachtigde ten bedrage van € 389,65 inclusief BTW voor elk van de door hem opgestelde taxatierapporten. Dit bedrag is als volgt samengesteld:

uren tarief bedrag BTW % BTW Totaal

taxatierapport a-straat 1 4 € 80,00 € 320,00 19 € 60,80 € 380,80

Kadastraal bericht eigendom € 2,95 € 2,95 0 € 0,00 € 2,95

Kadastrale kaart € 2,95 € 2,95 0 € 0,00 € 2,95

Eigendomsakte € 2,95 € 2,95 0 € 0,00 € 2,95

Totaalbedrag excl. BTW € 328,85

BTW € 60,80

Totaalbedrag incl. BTW € 389,65

taxatierapport b-straat 1 4 € 80,00 € 320,00 19 € 60,80 € 380,80

Kadastraal bericht eigendom € 2,95 € 2,95 0 € 0,00 € 2,95

Kadastrale kaart € 2,95 € 2,95 0 € 0,00 € 2,95

Eigendomsakte € 2,95 € 2,95 0 € 0,00 € 2,95

Totaalbedrag excl. BTW € 328,85

BTW € 60,80

Totaalbedrag incl. BTW € 389,65

2.9 De gemachtigde heeft zijn kosten (inclusief de kosten van de taxateur) op 23 respectievelijk 24 november 2011 bij belanghebbende gedeclareerd, onder vermelding dat de nota pas behoeft te worden voldaan nadat door belanghebbende een toewijzende uitspraak op bezwaar zal zijn ontvangen.

2.10 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 28 december 2011 de vastgestelde waarden verminderd tot € 295.000 voor de onroerende zaak a-straat 1 en tot € 247.000 voor de onroerende zaak b-straat 1. Daarbij heeft de Ambtenaar op de voet van artikel 7:15 van de Awb een proceskostenvergoeding toegekend van € 436 (= 1 punt bezwaarschrift x € 218 x wegingsfactor 1 x 2) ter zake van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

2.11 Belanghebbendes verzoek om vergoeding van de kosten van de door haar ingeschakelde taxateur heeft de Ambtenaar afgewezen.

2.12 De Rechtbank heeft het hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of de kosten van de door belanghebbende in de bezwaarfase ingeschakelde taxateur voor vergoeding in aanmerking komen. Indien die vraag bevestigend moet worden beantwoord, is tussen partijen in geschil voor welk bedrag aan proceskostenvergoeding belanghebbende in aanmerking komt.

3.2 Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat zij in redelijkheid gebruik heeft mogen maken van de diensten van de door haar ingeschakelde taxateur en dat zij daarmee recht heeft op een volledige vergoeding van de door haar betaalde taxatiekosten. Subsidiair is belanghebbende de mening toegedaan dat in redelijkheid een gedeeltelijke vergoeding van de door haar verschuldigde kosten op zijn plaats is.

3.3 De Ambtenaar is daarentegen de mening toegedaan dat belanghebbende, gelet op de omstandigheid dat de Ambtenaar reeds in mei 2011 een aanzienlijke verlaging van de vastgestelde WOZ-waarden ten opzichte van de door belanghebbende in haar (pro forma) bezwaarschrift verdedigde WOZ-waarden had voorgesteld, niet in redelijkheid (alle) door haar voorgestane taxatiekosten heeft kunnen maken. Subsidiair bestrijdt de Ambtenaar de hoogte van de door belanghebbende geclaimde kosten.

3.4 Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.5 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraken van de Ambtenaar voor zover deze zien op de afwijzing van de vergoeding van de kosten van de door belanghebbende ingeschakelde taxateur en primair tot toewijzing van de door haar verschuldigde taxatiekosten begroot op € 328,85 exclusief BTW per onroerende zaak, derhalve totaal € 657,70. Subsidiair betoogt belanghebbende dat zij recht heeft op een vergoeding van een deel van de taxatiekosten, te weten de kosten die gemoeid zijn met het verkrijgen en beoordelen van de taxatiekaarten en de foto’s, door belanghebbende begroot op € 248,85 exclusief BTW per onroerende zaak, derhalve totaal € 497,70.

3.6 De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Awb worden de kosten die een belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende, voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. In de woorden “redelijkerwijs heeft moeten maken” wordt tot uitdrukking gebracht dat niet slechts de kosten zelf redelijk moeten zijn om voor vergoeding in aanmerking te komen, maar ook dat het inroepen van rechtsbijstand redelijk moet zijn geweest (MvT, Kamerstukken II, 1991/92, 22 495, nr. 3, pagina 154).

4.2 Op grond van artikel 1, aanhef en onderdeel b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) is een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Awb, mogelijk voor zover zij betrekking hebben op “kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht”.

4.3 De Ambtenaar stelt zich op het standpunt dat het inroepen van de diensten van de taxateur door belanghebbende niet redelijk is, gelet op de omstandigheid dat de Ambtenaar reeds voordat hij uitspraak deed belanghebbende in kennis heeft gesteld van zijn nader ingenomen standpunt, waarbij de door de Ambtenaar voorgestane WOZ-waarden aanzienlijk lager zouden worden vastgesteld dan belanghebbende in haar bezwaar voorstond.

4.4 Bij de beantwoording van de vraag of het maken van de kosten als zodanig redelijk is, acht het Hof het in overeenstemming met het Besluit dat als maatstaf dient te gelden of degene die een deskundige heeft ingeroepen ten tijde van die inroeping ervan mocht uitgaan dat de deskundige een relevante bijdrage zou leveren aan een voor hem gunstige beantwoording van een voor de uitkomst van het geschil relevante vraag. Daartoe dient in ieder geval een verband te bestaan tussen de ingeroepen deskundigheid en de specifieke vragen die in de procedure redelijkerwijze aan de orde kunnen zijn.

4.5 Het geschil in bezwaar betrof de waardebepaling van twee courante niet-woningen. Belanghebbende heeft de door de Ambtenaar voorgestane waarden in bezwaar bestreden. De Ambtenaar heeft naar aanleiding van dit bezwaar – bij wijze van compromis – een voorstel aan belanghebbende gedaan waarbij de waarden van de onroerende zaken aanzienlijk lager zouden worden vastgesteld dan de door belanghebbende aanvankelijk voorgestane waarden. Anders dan de Ambtenaar te dezen verdedigt, is van een concrete toezegging van de zijde van de Ambtenaar om de waarden van de onroerende zaken te verlagen, geen sprake. Uit de onder 2.3 en 2.4 genoemde e-mailberichten kan naar het oordeel van het Hof niet anders worden geconcludeerd dan dat de Ambtenaar jegens belanghebbende een compromisvoorstel heeft gedaan, waarvan het belanghebbende vrijstond dit al dan niet te accepteren. Belanghebbende heeft genoemd voorstel niet geaccepteerd en daarna is geen poging meer ondernomen de zaak door middel van een compromis in der minne te schikken. Nu geen sprake was van een compromis, bestond het geschil over de waarde van de onroerende zaken in volle omvang. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende te dezen redelijkerwijs het advies van een deskundige kon inwinnen.

4.6 De stelling van de Ambtenaar dat in de bezwaarfase het opmaken van een volledige taxatie niet redelijk is en aan een taxatierapport eerst in de beroepsfase bewijskracht moet worden toegekend, berust naar het oordeel van het Hof op een onjuiste rechtsopvatting.

4.7 De beantwoording van de vraag of de hoogte van de kosten redelijk is, dient mede te worden beantwoord aan de hand van de arresten van de Hoge Raad van 13 juli 2012, nrs. 11/04133 en 11/02034, LJN BX0919 en LJN BX0904. In deze arresten werd geoordeeld dat voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding van een door een belanghebbende ingeschakelde taxateur de aard van het getaxeerde object als uitgangspunt te worden genomen. Naar welk uurtarief in een bepaald geval de vergoeding wordt bepaald, hangt niet af van het door de taxateur in rekening gebrachte bedrag en ook niet van de gangbare uurtarieven voor een taxatierapport in een WOZ-procedure. Ter zitting van het Hof heeft de gemachtigde van belanghebbende verklaard dat belanghebbende de omzetbelasting kan verrekenen, zodat de vergoeding exclusief omzetbelasting moet worden bepaald. Belanghebbende heeft zich voor wat betreft het te hanteren uurtarief gerefereerd aan het oordeel van het Hof en heeft verder gesteld dat aan elke taxatie 4 uur is gewerkt. De Ambtenaar heeft dit laatste niet betwist, doch gesteld dat een zogenoemde ‘quick scan’ reeds noopte tot aanzienlijk lagere waarden, zodat niet is gebleken dat te dezen een volledige taxatie noodzakelijk of redelijk was. Het Hof volgt deze stelling van de Ambtenaar niet. Het feit dat een ‘quick scan’ reeds zou nopen tot de conclusie dat de WOZ-waarde (fors) dient te worden verminderd, brengt niet mee dat het in een dergelijk geval onredelijk zou zijn desondanks een volledige taxatie te laten uitvoeren. Belanghebbende kon er redelijkerwijs van uitgaan dat het taxatierapport een relevante bijdrage zou leveren aan een voor haar gunstige beslissing van de Ambtenaar. Het Hof ziet dan ook geen aanleiding de proceskostenvergoeding op minder uren vast te stellen. Het Hof acht te dezen een vergoeding van de taxatiekosten van de onroerende zaken berekend op een bedrag van € 520 (4 uren in verband met het uitbrengen van een taxatierapport x € 65 zijnde het uurtarief exclusief omzetbelasting maal 2) in het onderhavige geval juist.

4.8 Op grond van artikel 1, aanhef en onderdeel e, van het Besluit kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Awb, tevens betrekking hebben op “kosten van uittreksels uit de openbare registers, (…)”. Gelet hierop heeft belanghebbende tevens recht op vergoeding van de door haar te betalen kosten ter zake van de door de taxateur geraadpleegde uittreksels uit het Kadaster, zijnde in totaal € 17,70 (= 3 x € 2,95 x 2).

4.9 Hetgeen de Ambtenaar overigens heeft aangevoerd brengt het Hof niet tot een ander oordeel.

Slotsom

Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5. Kosten

De Ambtenaar stelt dat, nu in de (hoger) beroepsfase nog uitsluitend de hoogte van de in bezwaar toegekende proceskostenvergoeding ter discussie staat, het in aanmerking nemen van een wegingsfactor 0,5 toereikend is. Het Hof neemt met betrekking tot de wegingsfactor van een zaak in beroepszaken in beginsel een wegingsfactor 1 (gemiddeld) in aanmerking tenzij er duidelijke redenen zijn om hiervan af te wijken. Gelet op de omstandigheid dat belanghebbende een veelheid van argumenten heeft moeten aanvoeren om de door haar voorgestane proceskostenvergoeding te verdedigen, acht het Hof de werkbelasting van dien aard dat een wegingsfactor van 1 gerechtvaardigd is.

Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit vast op € 874 (2 punten proceshandelingen x € 437 x 1 wegingsfactor) aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand ter zake van de beroepsprocedure en € 874 (2 punten proceshandeling x € 437 x 1 wegingsfactor) voor de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in hoger beroep, ofwel in totaal op € 1.748. De totale proceskostenvergoeding met in achtneming van de vergoeding voor de taxatierapporten zoals berekend in onderdelen 4.7 en 4.8 bedraagt voor de onderhavige zaken, dan ook € 2.285,70.

6. Beslissing

Het Hof

– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,

– verklaart het tegen de uitspraken van de Ambtenaar ingestelde beroep gegrond,

– vernietigt de uitspraken van de Ambtenaar voor zover deze betrekking hebben op het afwijzen van het verzoek om de proceskostenvergoeding ter zake van de deskundige,

– veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.285,70, en

– gelast dat de gemeente Geldermalsen aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 310 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 466 in verband met het hoger beroep bij het Hof.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem, voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans en mr. J. van de Merwe, in tegenwoordigheid van mr. C.E. te Brake als griffier.

De beslissing is op 27 november 2012 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(C.E. te Brake) (R.A.V. Boxem)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 27 november 2012

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.