Home

Gerechtshof Den Haag, 03-07-2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:2386, Bk-12-00654 tm 12-00656

Gerechtshof Den Haag, 03-07-2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:2386, Bk-12-00654 tm 12-00656

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
3 juli 2013
Datum publicatie
23 augustus 2013
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2013:2386
Formele relaties
Zaaknummer
Bk-12-00654 tm 12-00656

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Vermogensbelasting. Verzwegen buitenlands vermogen. Belanghebbende heeft erkend dat zij een rekening bij Van Lanschot Bankiers te Luxemburg heeft aangehouden. De inspecteur heeft bij het opleggen van de navorderingsaanslagen, verhogingen en boetes voldoende voortvarend gehandeld. Overschrijding redelijke termijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

nummers BK-12/00654 tot en met 12/00656

meervoudige kamer

Uitspraak van 3 juli 2013

in het geding tussen:

[X] te [Z], belanghebbende,

en

de directeur van de Belastingdienst Rijnmond, de Inspecteur,

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de rechtbank ´s‑Gravenhage (thans rechtbank Den Haag) van 27 juni 2012, AWB 11/5017 tot en met AWB 11/5019 betreffende na te melden navorderingsaanslagen, verhogingen en boetebeschikkingen.

Navorderingsaanslagen, verhogingen, boetebeschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. De Inspecteur heeft belanghebbende met dagtekening 31 december 2008 over het jaar 1996 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen en over het jaar 1997 een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting opgelegd. Beide navorderingsaanslagen zijn verhoogd met 100 percent van de nagevorderde belasting, van welke verhoging een kwijtschelding van 50 percent is verleend.

1.2. De Inspecteur heeft belanghebbende met dagtekening 9 oktober 2009 over het jaar 2000 een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting, genaamd ”navorderingsaanslag 2000”, opgelegd. Bij gelijktijdig met de navorderingsaanslag over het jaar 2000 genomen beschikking is een vergrijpboete van 50 percent opgelegd. In deze navorderingsaanslag is het totaalbedrag van de nagevorderde inkomstenbelasting over de jaren 1997 tot en met 2007 en de nagevorderde vermogensbelasting over de jaren 1998 tot en met 2000 alsmede de verhogingen en vergrijpboetes over die jaren en de over die jaren verschuldigde heffingsrenten begrepen.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de navorderingsaanslagen, de beschikkingen heffingsrenten, verhogingen, kwijtscheldingsbesluiten en boetebeschikkingen bezwaar gemaakt. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 31 mei 2011 heeft de Inspecteur de onder 1.1 onderscheidenlijk 1.2 genoemde navorderingsaanslagen, verhogingen, kwijtscheldingsbesluiten, vergrijpboetes en heffingsrenten gehandhaafd.

1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft bij de bestreden - in één geschrift vervatte - uitspraken het volgende beslist, waarbij de rechtbank belanghebbende als ’eiseres’ en de Inspecteur als ’verweerder’ duidt:

”(…)

35.

Het vorenoverwogene brengt mee dat de verhogingen dienen te worden verminderd tot op een bedrag van respectievelijk (afgerond) € 1.111 (1996: ƒ 2.578 -/- 5% = ƒ 2.449 (€ 1.111)) en € 267 (1997: ƒ 620 / 5% = ƒ 589 (€ 267)). De vergrijpboete dient voorts te worden verminderd tot op € 8.344 (2000: € 9.272 -/- 10% = € 8.344).

(…)

De rechtbank:

-

verklaart de beroepen, voor zover die zijn gericht tegen de in de navorderingsaanslagen begrepen verhogingen en vergrijpboete, gegrond;

-

verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;

-

vernietigt de uitspraken op bezwaar, voor zover deze betrekking hebben op de in de navorderingsaanslagen begrepen verhogingen en vergrijpboete;

-

vermindert de verhogingen en vergrijpboete tot de bedragen zoals hiervoor onder 35 zijn vermeld;

-

bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten; veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.253 te betalen aan eiseres;

-

veroordeelt verweerder tot betaling aan eiseres van een schadevergoeding van € 500;

-

draagt verweerder op het totaal betaalde griffierecht van € 123 aan eiseres te vergoden.”

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Van belanghebbende is in hoger beroep een griffierecht geheven van in totaal € 115 voor de behandeling van alle zaken gezamenlijk..

2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.3. Het Hof heeft voorafgaande aan de mondelinge behandeling op 13 mei 2013 een nader stuk ontvangen van belanghebbende, waarvan een afschrift is gezonden aan de Inspecteur.

2.4. De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 22 mei 2013, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen.

2.5. Ter zitting zijn de zaken van belanghebbende met de kenmerknummers BK-12/00654 tot en met 12/00656 gezamenlijk behandeld. Al hetgeen is aangevoerd en overgelegd in een van deze zaken geldt eveneens als te zijn aangevoerd en overgelegd in de andere zaken. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier één proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

Conclusies van partijen

Oordeel van de rechtbank

Proceskosten en schadevergoeding

Beoordeling van de hoger beroepen

Proceskosten

Beslissing