Gerechtshof Den Haag, 23-10-2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:4233, BK-12/00466,BK-12/00467,BK-12/00468,BK-12/00469
Gerechtshof Den Haag, 23-10-2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:4233, BK-12/00466,BK-12/00467,BK-12/00468,BK-12/00469
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 23 oktober 2013
- Datum publicatie
- 27 november 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2013:4233
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:BW5794, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BK-12/00466,BK-12/00467,BK-12/00468,BK-12/00469
Inhoudsindicatie
Loonbelasting. In geschil is of belanghebbenden recht hebben op (i) materiële en immateriële schadevergoeding (ii) en of zij recht hebben op integrale proceskostenvergoeding.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-12/00466 tot en met BK-12/00469
Uitspraak d.d. 23 oktober 2013
in het geding tussen:
de erven [X], domicilie gekozen hebbende te [Z], belanghebbenden,
en
de directeur van de Belastingdienst Haaglanden, de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbenden en het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank ʼs-Gravenhage (thans: rechtbank Den Haag) van 19 april 2012, nummers AWB 10/6290, AWB 10/6294, AWB 10/6917 en ABW 10/6919 betreffende de hierna vermelde aan erflaatster opgelegde naheffingsaanslagen en beschikkingen.
Naheffingsaanslagen, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. Aan wijlen [X] (erflaatster) zijn voor de tijdvakken 1999, 2000, 2001 tot en met 2004 en 2006 naheffingsaanslagen in de loonbelasting en de premie volksverzekeringen (hierna: de naheffingsaanslagen) opgelegd van respectievelijk € 49.795, € 166.020, € 326.373 en € 275.347. Bij elk van de naheffingsaanslagen voor de tijdvakken 1999, 2000 en 2001 tot en met 2004 is een beschikking heffingsrente gegeven. Bij de naheffingsaanslagen voor 1999 en 2000 is voorts een boetebeschikking gegeven.
1.2. Bij brieven van respectievelijk 4 februari 2005 en 27 januari 2006, heeft erflaatster bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen voor de tijdvakken 1999 en 2000 en de daarbij gegeven beschikkingen.
1.3. Met dagtekening 22 december 2006 respectievelijk 15 december 2006 zijn de naheffingsaanslagen voor de tijdvakken 1999 en 2000 ambtshalve verminderd tot € 17.307 respectievelijk € 57.250 en de voor deze tijdvakken in rekening gebrachte heffingsrente en opgelegde boeten dienovereenkomstig verminderd.
1.4. Erflaatster heeft op 6 januari 2007 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen voor de tijdvakken 2001 tot en met 2004 en de daarbij gegeven beschikking heffingsrente. Belanghebbenden hebben op 19 februari 2008 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag voor het tijdvak 2006.
1.5. De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 29 juli 2010 de naheffingsaanslagen en de daarbij gegeven beschikkingen heffingsrente voor de tijdvakken 1999 en 2000, zoals deze luidden na de eerdergenoemde ambtshalve verminderingen, gehandhaafd. Vanwege het overlijden van erflaatster heeft de Inspecteur de bij de naheffingsaanslagen voor de tijdvakken 1999 en 2000 gegeven boetebeschikkingen vernietigd. Tevens zijn bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 29 juli 2010 de naheffingsaanslagen voor de tijdvakken 2001 tot en met 2004 en 2006 en de voor het tijdvak 2001 tot en met 2004 gegeven beschikking heffingsrente gehandhaafd.
1.6. Tegen de uitspraken van de Inspecteur hebben belanghebbenden beroep bij de rechtbank ingesteld.
1.7. Bij besluiten van 15 december 2010 en 3 december 2010 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslagen voor de tijdvakken 1999 en 2000 en de daarbij gegeven beschikkingen heffingsrente, onderscheidenlijk de naheffingsaanslagen voor de tijdvakken 2001 tot en met 2004 en 2006 en de bij de naheffingsaanslag voor het tijdvak 2001 tot en met 2004 gegeven beschikking heffingsrente vernietigd.
1.8. De rechtbank heeft het verzoek om vergoeding van materiële schade afgewezen, de Inspecteur veroordeeld tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbenden tot een bedrag van € 4000, het verzoek om vergoeding van immateriële schade voor het overige afgewezen, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 1.311 en bepaald dat de Inspecteur aan belanghebbenden het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 41 vergoedt.
Loop van het geding in hoger beroep
2.1. Belanghebbenden zijn van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Ter zake daarvan is een griffierecht geheven van € 115. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en heeft daarbij tevens incidenteel hoger beroep ingesteld.
2.2. Belanghebbende heeft het incidenteel hoger beroep beantwoord.
2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van
31 juli 2013, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.