Home

Gerechtshof Den Haag, 11-12-2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:4711, BK-11-00550 tot en met BK-11-00565

Gerechtshof Den Haag, 11-12-2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:4711, BK-11-00550 tot en met BK-11-00565

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
11 december 2013
Datum publicatie
25 augustus 2014
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2013:4711
Formele relaties
Zaaknummer
BK-11-00550 tot en met BK-11-00565

Inhoudsindicatie

Bank Zonder Naam. Verzwegen buitenlands vermogen. In geschil is of de navorderingsaanslagen rechtsgeldig zijn opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-11/00550 tot en met BK-11/00565

Uitspraak d.d. 11 december 2013

in het geding tussen:

[X] te [Z], hierna: belanghebbende,

en

de directeur van de Belastingdienst Holland-Midden, hierna: de Inspecteur,

inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de rechtbank ’s-Gravenhage (thans rechtbank Den Haag) van 13 juli 2011, nummers AWB 08/8451 IB/PVV, AWB 08/8453 IB/PVV, AWB 08/8454 VB, AWB 09/6650 IB/PVV, AWB 09/6651 IB/PVV, AWB 09/6653 IB/PVV tot en met AWB 09/6657 IB/PVV, AWB 09/6660 IB/PVV, AWB 09/6661 IB/PVV en AWB 09/6662 VB tot en met AWB 09/6665 VB, betreffende na te melden aan belanghebbende opgelegde navorderingsaanslagen, verhogingen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente.

Navorderingsaanslagen, verhogingen, boetebeschikkingen, beschikkingen heffingsrente, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. De Inspecteur heeft op 20 december 2007 aan belanghebbende over de jaren 1995 en 2002 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd (IB/PVV) en een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting (VB) over het jaar 1996. De navorderingsaanslagen over de jaren 1995 en 1996 zijn verhoogd met 100 percent van de nagevorderde belasting, van welke verhoging geen kwijtschelding is verleend. Gelijktijdig met de navorderingsaanslag over het jaar 2002 is bij gelijktijdig genomen beschikking een vergrijpboete van 100 percent van de nagevorderde belasting opgelegd. Tevens is bij de navorderingsaanslagen heffingsrente in rekening gebracht.

1.2. De Inspecteur heeft aan belanghebbende op 29 oktober 2008 over de jaren 2000, 2001, 2003 en 2004 navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd. Voorts zijn op 31 oktober 2008 aan belanghebbende navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 1996 tot en met 1999 en een aanslag IB/PVV over het jaar 2005 opgelegd. Tevens zijn op 31 oktober 2008 navorderingsaanslagen VB over de jaren 1997 tot en met 2000 opgelegd. De navorderingsaanslagen over de jaren 1996 en 1997 zijn telkens verhoogd met 100 percent van de nagevorderde belasting, van welke verhogingen geen kwijtschelding is verleend. Bij gelijktijdig met de navorderingsaanslagen over de jaren 1998 tot en met 2001, 2003 en 2004 genomen beschikkingen zijn vergrijpboetes van 100 percent van de nagevorderde belasting opgelegd. Verder is bij de aanslag 2005 een vergrijpboete opgelegd. Voorts is bij gelijktijdig met alle navorderingsaanslagen genomen beschikkingen heffingsrente in rekening gebracht.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de navorderingsaanslagen, verhogingen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente bezwaar gemaakt. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 14 oktober 2008 heeft de Inspecteur de onder 1.1 onderscheidenlijk 1.2 genoemde navorderingsaanslagen, verhogingen, vergrijpboetes en heffingsrenten gehandhaafd.

1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft bij de bestreden - in één geschrift vervatte - uitspraken het volgende beslist, waarbij de rechtbank belanghebbende als eiseres en de Inspecteur als verweerder heeft aangeduid:

“De rechtbank:

- verklaart de beroepen, voor zover die zijn gericht tegen de (navorderings-)aanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen, de heffingsrentebeschikkingen en de boetebeschikkingen over de jaren 2001 tot en met 2005, gegrond;

- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar, voor zover deze betrekking hebben op de (navorderings-) aanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen, de heffingsrentebeschikkingen en de boetebeschikkingen over de jaren 2001 tot en met 2005;

- vermindert de navorderingsaanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over het jaar 2001 tot één naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 31.137;

- vermindert de navorderingsaanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over het jaar 2002 tot één naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 36.779;

- vermindert de navorderingsaanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over het jaar 2003 tot één naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 35.507;

- vermindert de navorderingsaanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over het jaar 2004 tot één naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 43.231;

- vermindert de aanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over het jaar 2005 tot één naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 51.445;

- vermindert de in de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over de jaren 1995 tot en met 2005 begrepen verhogingen en vergrijpboetes tot de bedragen zoals hiervoor in de kolom verhoging/boete na matiging in 4.41. zijn vermeld;

- vermindert de in de navorderingsaanslagen vermogensbelasting over de jaren 1996 tot en met 2000 begrepen verhogingen en vergrijpboetes tot de bedragen zoals hiervoor in de kolom verhoging/boete na matiging in 4.41. zijn vermeld;

- wijzigt de beschikkingen heffingsrente aldus dat de heffingsrenten worden verminderd tot bedragen, berekend naar de nader vastgestelde bedragen van de (navorderings-)aanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over de jaren 2001 tot en met 2005;

- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;

- veroordeelt verweerder de kosten van het bezwaar en het beroep tot een bedrag van € 2.817,50 aan eiser te voldoen;

- gelast dat verweerder het door eiser in de zaken AWB 08/8453 IB/PVV en AWB 09/6650 IB/PVV betaalde griffierecht van in totaal € 80 aan hem vergoedt.”

De in voormeld citaat genoemde rechtsoverweging 4.41 van de rechtbank luidt:

”4.41. Gelet op het vorenoverwogene dienen de onderstaande verhogingen en vergrijpboetes tot de volgende bedragen te worden verminderd:

Navorderingsaanslagen IB/PVV verhoging / boete (100%) verhoging / boete na matiging

1995 ƒ 2.049 (€ 929) € 789

1996 ƒ 2.956 (€ 1.341) € 1.2731997 ƒ 3.865 (€ 1.753) € 1.655

1998 ƒ 4.773 (€ 2.165) € 2.056

1999 ƒ 5.681 (€ 2.577) € 2.448

2000 ƒ 6.589 (€ 2.989) € 2.839

2001 € 601 € 5702002 € 670 € 569

2003 € 738 € 701

2004 € 807 € 766

2005 € 876 € 832

Navorderingsaanslagen VB verhoging / boete (100%) verhoging / boete na matiging

1996 ƒ 640 (€ 290) € 246

1997 ƒ 832 (€ 377) € 358

1998 ƒ 875 (€ 397) € 377

1999 ƒ 1.008 (€ 457) € 434

2000 ƒ 1.134 (€ 514) € 488.”

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Van belanghebbende is in hoger beroep een griffierecht geheven van in totaal € 112 voor de behandeling van alle zaken. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. Het Hof heeft voorafgaande aan de mondelinge behandeling nadere stukken ontvangen van belanghebbende waarvan een afschrift is gezonden aan de Inspecteur. De mondelinge behandeling van de zaken heeft na op verzoek van de gemachtigde verleend uitstel plaatsgehad ter zitting van het Hof van 29 januari 2013, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen.

2.3. Ter zitting zijn de zaken van belanghebbende met de kenmerknummers BK‑11/00550 tot en met BK-11/00565 gezamenlijk behandeld. Al hetgeen is aangevoerd en overgelegd in een van deze zaken geldt eveneens als te zijn aangevoerd en overgelegd in de andere zaken. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier één proces-verbaal opgemaakt.

2.4. Tevens zijn ter zitting behandeld de hoger beroepen van een andere, door de gemachtigde van belanghebbende vertegenwoordigde, belastingplichtige, welk hoger beroep eveneens betrekking heeft op een in het kader van het project Bank Zonder Naam opgelegde navorderingsaanslagen, vergrijpboeten en heffingsrenten.

2.5. Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft het Hof het onderzoek ter zitting geschorst en heeft vervolgens tussen het Hof en partijen een briefwisseling plaatsgevonden. Een nadere mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 8 oktober 2013, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

Conclusies van partijen

verschuldigde belasting overboete 100%

VPROCESKOSTEN

Beoordeling van het hoger beroep

Immateriële schadevergoeding

Proceskosten en griffierecht

Beslissing