Hoge Raad, 19-09-2014, ECLI:NL:HR:2014:2699, 14/00371
Hoge Raad, 19-09-2014, ECLI:NL:HR:2014:2699, 14/00371
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 19 september 2014
- Datum publicatie
- 19 september 2014
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2014:2699
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2013:4711, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 14/00371
Inhoudsindicatie
Project Bank Zonder Naam. Onjuistheid in dictum Hofuitspraak i.v.m. vermindering boeten.
Uitspraak
19 september 2014
nr. 14/00371
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 11 december 2013, nrs. BK-11/00550 t/m BK-11/00565, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te ’s-Gravenhage (nrs. AWB 08/8451 IB/PVV, AWB 08/8453 IB/PVV, AWB 08/8454 VB, AWB 09/6650 IB/PVV, AWB 09/6651 IB/PVV, AWB 09/6653 IB/PVV tot en met AWB 09/6657 IB/PVV, AWB 09/6660 IB/PVV, AWB 09/6661 IB/PVV en AWB 09/6662 VB tot en met AWB 09/6665 VB) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 1995 tot en met 2005 opgelegde belastingaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV), de over de jaren 1996 tot en met 2000 opgelegde navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting (hierna: VB), de daarbij gegeven beschikkingen inzake een verhoging dan wel boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De bestreden belastingaanslagen, boeten en verhogingen (hierna samen: boeten) en beschikkingen inzake heffingsrente houden verband met het zogenoemde project Bank Zonder Naam.
Het Hof heeft de boeten in het onderhavige geval verminderd in die zin dat het 50 percent van de nagevorderde belasting passend en geboden heeft geacht, behoudens de gevolgen wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het Hof heeft in het dictum de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. Hiertegen keert zich middel 1 van belanghebbende.
Het middel slaagt. De Rechtbank heeft boeten van 100 percent passend en geboden geacht en heeft de boeten verminderd met 15 percent (IB/PVV 1995, VB 1996 en IB/PVV 2002) respectievelijk 5 percent (IB/PVV 1996 tot en met 2001, IB/PVV 2003 tot en met 2005 en VB 1997 tot en met 2000) in verband met overschrijding van de redelijke termijn. Aangezien het Hof in het dictum van zijn uitspraak de uitspraak van de Rechtbank heeft bevestigd, is ten onrechte de hiervoor in 2.2.1 vermelde vermindering door het Hof van de boeten niet in het dictum van zijn uitspraak tot uitdrukking gebracht.
De overige middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 28 maart 2014, nr. 13/03554, ECLI:NL:HR:2014:689, BNB 2014/137, en HR 2 mei 2014, nr. 13/04723, ECLI:NL:HR:2014:1032, BNB 2014/139).
3 Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.