Home

Gerechtshof Den Haag, 11-01-2013, BZ5729, BK-11/00053 en BK-11/00054

Gerechtshof Den Haag, 11-01-2013, BZ5729, BK-11/00053 en BK-11/00054

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
11 januari 2013
Datum publicatie
27 maart 2013
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ5729
Formele relaties
Zaaknummer
BK-11/00053 en BK-11/00054

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Ter zitting heeft de inspecteur verklaard alsnog met belanghebbende van mening te zijn, onder erkenning dat de rechtbank bij de uitlegging van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak van VNLTO (HvJ EU 12 februari 2009, C-515/07) blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting, dat de naheffingsaanslagen kunnen worden vernietigd en hebben partijen in verband daarmee afgesproken dat bij de jaarlijkse aangifte het zakelijke gebruik van de onroerende zaak in kwestie is vast te stellen op 20 percent. Belanghebbende heeft haar verzoek om een vergoeding van de integrale proceskosten ingetrokken.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-11/00053 en BK-11/00054

Uitspraak van 11 januari 2013

in het geding tussen:

[X] (h/o [Y]) te [Z], belanghebbende,

en

de directeur van de Belastingdienst Rijnmond (kantoor [P]), de Inspecteur,

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 december 2010, nummers AWB 09/7192 OB en AWB 09/7207 OB, LJN BR6766, betreffende de hierna genoemde naheffingsaanslagen.

Naheffingsaanslagen, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Aan belanghebbende zijn over de tijdvakken van 1 juli 2006 tot en met 31 maart 2008 en van 1 oktober 2007 tot en met 31 december 2007 naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd.

1.2. Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslagen gehandhaafd.

1.3. Tegen de uitspraken van de Inspecteur heeft belanghebbende beroep bij de rechtbank ingesteld. Aan griffierechten is € 300 geheven.

1.4. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

Geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Aan griffierechten is € 448 geheven.

2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.3. Belanghebbende heeft bij brief van 28 oktober 2011 en bij faxbericht van 8 november 2012 stukken ingezonden. De Inspecteur heeft van de stukken kennisgenomen en heeft zich daarover ter zitting kunnen uitlaten.

2.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 23 november 2012, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen.

Oordeel van de rechtbank

3. De rechtbank heeft overwogen:

”(…)

4.1 Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: HvJ EG) van 12 februari 2009, nr. C-515/07 (VNLTO), V-N 2009/9.27, dat voorbelasting ter zake van de verwerving van een (in casu onroerende) zaak die voor de omzetbelasting volledig tot het bedrijfsvermogen is gerekend niet kan worden afgetrokken voor zover die zaak wordt gebezigd voor privédoeleinden.

(…)”

Beoordeling van het hoger beroep

4.1. Ter zitting heeft de Inspecteur verklaard alsnog met belanghebbende van mening te zijn, onder erkenning dat de rechtbank bij de uitlegging van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak van VNLTO (HvJ EU 12 februari 2009, C-515/07) blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting, dat de naheffingsaanslagen kunnen worden vernietigd en hebben partijen in verband daarmee afgesproken dat bij de jaarlijkse aangifte het zakelijke gebruik van de onroerende zaak in kwestie is vast te stellen op 20 percent. Belanghebbende heeft haar verzoek om een vergoeding van de integrale proceskosten ingetrokken.

4.2. Gelet op het vorenoverwogene moet worden beslist als hierna is vermeld.

Proceskosten en griffierechten

5.1. Het Hof ziet reden de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Het Hof stelt de kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op in totaal € 2.968,50 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand in hoger beroep: 2 punten à € 472 x 1,5 (gewicht van de zaak), in beroep: 2 punten à € 437 x 1,5 en in bezwaar: 1 punt à € 161 x 1,5. Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.

5.2. De voor de behandeling van de zaak betaalde griffierechten van € 300 en € 448, in totaal € 748, dienen aan belanghebbende te worden vergoed.

Beslissing

Het Gerechtshof:

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;

- vernietigt de uitspraken van de Inspecteur;

- vernietigt de naheffingsaanslagen en de daarbij behorende beschikkingen heffingsrente;

- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 2.968,50; en

- gelast de Inspecteur de griffierechten van in totaal € 748 aan belanghebbende te vergoeden.

De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier E. Kalac. De beslissing is op 11 januari 2013 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20.303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.