Gerechtshof Den Haag, 23-07-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2583, BK-14-00358
Gerechtshof Den Haag, 23-07-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2583, BK-14-00358
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 23 juli 2014
- Datum publicatie
- 6 augustus 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2014:2583
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:382
- Zaaknummer
- BK-14-00358
Inhoudsindicatie
Verzoek om herziening van de uitspraak van het Hof van 1 juni 2010 (ECLI:NL:GHSGR:2010:BM9567). Herzieningsverzoek uitspraak met nummer BK-09/00830 niet-ontvankelijk. Herzieningsverzoek uitspraak met nummer BK-09/00801 afgewezen.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-14/00358
Uitspraak d.d. 23 juli 2014
in het geding tussen:
[X] te [Z], verzoeker,
en
de directeur van de Ministerie van Financiën, Directoraat Generaal Belastingen, Team Juridische Zaken, de Staatssecretaris,
inzake het verzoek om herziening van verzoeker van de uitspraken van het Hof van 1 juni 2010, BK-09/00801 en BK-09/00830.
Procedures voorafgaand aan het verzoek om herziening
1.1. Bij brief van 1 februari 2007 heeft verzoeker aan de Staatssecretaris een verzoek gedaan hem een schadevergoeding toe te kennen van ƒ 2.800.000 in verband met aan verzoeker opgelegde aanslagen en navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting over de jaren 1975 tot en met 1978 en een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over de periode 1 juli 1977 tot en met 31 december 1979.
1.2. Bij het besluit van 2 april 2007 met kenmerk DGB 2007-00640 heeft de Staatssecretaris het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt bij de Staatssecretaris op 3 mei 2007. De Staatssecretaris heeft geen uitspraak gedaan op het bezwaar.
1.3. Verzoeker heeft wegens het uitblijven van een uitspraak op het bezwaar, beroep bij de rechtbank ingesteld, dat is ingekomen op 4 juni 2008. De rechtbank heeft bij uitspraak van 27 oktober 2009, nummer AWB 08/4197, het beroep gegrond verklaard, het besluit van de Staatssecretaris vernietigd, vastgesteld dat geen grond is voor schadevergoeding, bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en de Staat gelast het door verzoeker in beroep betaalde griffierecht van € 39 te vergoeden.
1.4. Het Hof heeft bij uitspraak van 1 juni 2010 zich onbevoegd verklaard met betrekking tot het door verzoeker gedane verzoek om voorlopige voorziening, de uitspraak van de rechtbank te ’s-Gravenhage, sector bestuursrecht afdeling 4 van 27 oktober 2009, nummer AWB 08/4197 vernietigd en het geding teruggewezen naar de rechtbank te ’s-Gravenhage sector bestuursrecht (algemene bestuursrechter).
1.5. De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgedragen uitspraak op bezwaar te doen. De Staatssecretaris heeft op 3 maart 2011 uitspraak op bezwaar gedaan waarbij het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft bij uitspraak van 18 april 2012 (AWB 11/2533) het besluit van 3 maart 2011 vernietigd, het besluit van 2 april 2007 herroepen en verzoeker een schadevergoeding van € 2.000 toegekend.
1.6. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 1 augustus 2012 op het (hoger) beroep na vereenvoudigde behandeling de uitspraak van de rechtbank van 18 april 2012 vernietigd en het beroep ongegrond verklaard. Het verzoek om een voorlopige voorziening heeft de Afdeling afgewezen. Het verzet tegen de uitspraak na vereenvoudigde behandeling is ongegrond verklaard. De Afdeling heeft op 5 december 2012 een verzoek om herziening van zijn uitspraak (op verzet) afgewezen. Ook is weer een verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
1.7. Verzoeker heeft op 19 december 2012 een brief aan het Hof gericht die op 8 januari 2013 is beantwoord.