Gerechtshof Den Haag, 24-01-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:477, 12-00819
Gerechtshof Den Haag, 24-01-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:477, 12-00819
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 24 januari 2014
- Datum publicatie
- 26 februari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2014:477
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:29540, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 12-00819
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. In geschil zijn de navorderingen, de naheffing, de boeten en de bedragen aan heffingsrente.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-12/00819, BK-12/00820 en BK-12/00821
Uitspraak van 24 januari 2014
in het geding tussen:
[X] te [Z], belanghebbende,
en
de directeur van de Belastingdienst Rijnmond (kantoor [P]), de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 september 2012, nummers AWB 10/4281, AWB 10/4282 en AWB 10/4283, over aanslagen en beschikkingen.
Navorderingsaanslagen, naheffingsaanslag, beschikkingen, bezwaar en beroep
1.1.1. Aan belanghebbende zijn over de jaren 2004 en 2005 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) naar belastbare inkomens uit werk en woning van € 60.268 (2004) en van € 29.261 (2005) en bij beschikkingen boeten van € 8.524 (2004) en van € 3.344 (2005) opgelegd. Telkens zijn bij beschikking bedragen aan heffingsrente van € 3.297 (2004) en € 1.023 (2005) in rekening gebracht.
1.1.2. Aan belanghebbende is over het tijdvak van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2005 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting van € 12.955 en bij beschikking een boete van € 6.132 opgelegd. Bij beschikking is € 2.132 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.2. Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de navorderingaanslagen en de daarbij behorende beschikkingen heffingsrente gehandhaafd, de daarbij behorende boeten verminderd tot € 8.414 (2004) en € 3.234 (2005) en de naheffingsaanslag, de daarbij behorende boetebeschikking en de daarbij behorende beschikking heffingsrente gehandhaafd.
1.3. Tegen de uitspraken van de Inspecteur heeft belanghebbende beroep bij de rechtbank ingesteld. Aan griffierechten is in totaal € 123 geheven.
1.4. De rechtbank heeft het beroep tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2004 en de daarbij behorende beschikking heffingsrente ongegrond verklaard, het beroep tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2005 en de daarbij behorende beschikking heffingsrente gegrond verklaard, het beroep tegen de naheffingsaanslag en de daarbij behorende beschikking heffingsrente gegrond verklaard, de beroepen tegen de boetebeschikkingen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar, met uitzondering van de uitspraken op het bezwaar die zien op de navorderingsaanslag IB/PVV 2004 en de daarbij behorende beschikking heffingsrente, vernietigd, de navorderingsaanslag IB/PVV 2005 tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.958 en de naheffingsaanslag tot € 11.758 verminderd, de daarbij behorende bedragen aan heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de boetebeschikkingen aldus gewijzigd dat de boeten worden vastgesteld op € 4.800 (IB/PVV 2004), € 1.000 (IB/PVV 2005) en € 4.426 (omzetbelasting), de Inspecteur veroordeeld de proceskosten van € 1.311 aan belanghebbende te voldoen en de Inspecteur opgedragen het griffierecht van € 123 aan belanghebbende te vergoeden.