Gerechtshof Den Haag, 28-01-2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:383, BK-14_00149 tm BK-14_00169
Gerechtshof Den Haag, 28-01-2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:383, BK-14_00149 tm BK-14_00169
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 28 januari 2015
- Datum publicatie
- 3 maart 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2015:383
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2014:885, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:697
- Zaaknummer
- BK-14_00149 tm BK-14_00169
Inhoudsindicatie
In geschil is of belanghebbende terecht is geïdentificeerd als houder van de in de uitspraak van de rechtbank onder 2 genoemde KB-Luxrekeningen. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord is in geschil of de Inspecteur de navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 1995 tot en met 2000 en VB voor de jaren 1996 tot en met 2000, de verhogingen, de boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente terecht heeft opgelegd c.q. genomen. Tot slot is de aanspraak op en de omvang van de immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bezwaar en beroep in geschil
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-14/00149 tot en met BK-14/00169
Uitspraak d.d. 28 januari 2015
in het geding tussen:
[X] te [Z], belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,
inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag van 21 januari 2014, nummers SGR 13/1737 tot en met SGR 13/1740, SGR 13/1742 tot en met SGR 13/1750 en SGR 13/1752 tot en met SGR 13 /1759 betreffende na te melden aan hem opgelegde aanslagen en gegeven beschikkingen.
Aanslagen, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg
De Inspecteur heeft met dagtekening 31 december 2002 aan belanghebbende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 1990 en een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting (VB) voor het jaar 1991 opgelegd.
Vervolgens heeft de Inspecteur met dagtekening 31 mei 2003 aan belanghebbende navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 1991 tot en met 2000 alsmede navorderingsaanslagen VB voor de jaren 1992 tot en met 2000 opgelegd.
De navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 1990 tot en met 1997 en de navorderingsaanslagen VB voor de jaren 1991 tot en met 1998 zijn verhoogd met 100 percent van de nagevorderde belasting, van welke verhogingen de Inspecteur geen kwijtschelding heeft verleend. Bij de overige navorderingsaanslagen zijn vergrijpboetes van 100 percent opgelegd. Bij alle navorderingsaanslagen is heffingsrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft bij - in één geschrift vervatte - uitspraken op bezwaar van 18 september 2012 de navorderingsaanslagen verminderd en de verhogingen en de vergrijpboetes deels kwijtgescholden dan wel verminderd.
De Inspecteur heeft op 19 november 2013 de in de navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 1990 tot en met 1992 begrepen verhogingen alsmede de in de navorderingsaanslagen VB voor de jaren 1991 tot en met 1993 begrepen verhogingen kwijtgescholden tot nihil.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft als volgt beslist.
“De rechtbank:
- verklaart de beroepen, voor zover die zijn gericht tegen de in de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over de jaren 1990 tot en met 1992 en de navorderingsaanslagen vermogensbelasting over de jaren 1991 tot en met 1993 begrepen verhogingen, niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen, voor zover die zijn gericht tegen de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over de jaren 1990 tot en met 1994 en de heffingsrentebeschikkingen over die jaren en de verhogingen over de jaren 1993 en 1994 en de boetebeschikkingen 1998 t/m 2000 gegrond;
- verklaart de beroepen, voor zover die zijn gericht tegen de navorderingsaanslagen vermogensbelasting over de jaren 1991 tot en met 1995 en de heffingsrentebeschikkingen over die jaren en de verhogingen over de jaren 1994 en 1995 en de boetebeschikkingen 1999 en 2000 gegrond;
- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar, voor zover deze betrekking hebben op de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over de jaren 1990 tot en met 1994 en de navorderingsaanslagen vermogensbelasting over de jaren 1991 tot en met 1995, en de heffingsrentebeschikkingen over die jaren;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar, voor zover deze betrekking hebben op de in de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over de jaren 1993 en 1994 en de navorderingsaanslagen vermogensbelasting over de jaren 1994 en 1995 begrepen verhogingen;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar, voor zover deze betrekking hebben op de boetebeschikkingen bij de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over de jaren 1998 t/m 2000 en op de boetebeschikkingen bij de. navorderingsaanslagen vermogensbelasting over de jaren 1999 en 2000;
- vernietigt de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over de jaren 1990 tot en met 1994 en de heffingsrentebeschikkingen over die jaren en de verhogingen over de jaren 1993 en 1994;
- vernietigt de navorderingsaanslagen vermogensbelasting over de jaren 1991 tot en met 1995 en de heffingsrentebeschikkingen over die jaren en de verhogingen over de jaren 1994 en 1995;
- vermindert de boetebeschikkingen bij de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over de jaren 1998 t/m 2000 tot respectievelijk € 1.840, € 1.938 en € 1.415 en de boetebeschikkingen bij de navorderingsaanslagen vermogensbelasting over de jaren 1999 en 2000 tot respectievelijk € 410 en € 502;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;
- veroordeelt verweerder tot het betalen van een3chadevergoeàing aan eiser tot een bedrag van € 1.500;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.461, te betalen aan eiser;
- draagt verweerder op het in de zaken SGR 13/1737 en SGR 13/1749 betaalde griffierecht van in totaal € 84 aan eiser te vergoeden.”