Hoge Raad, 22-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:697, 15/01129
Hoge Raad, 22-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:697, 15/01129
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 april 2016
- Datum publicatie
- 22 april 2016
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2016:697
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2015:383
- Zaaknummer
- 15/01129
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
22 april 2016
Nr. 15/01129
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 28 januari 2015, nrs. BK-14/00149 tot en met BK-14/00169, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 13/1737 tot en met SGR 13/1740; SGR 13/1742 tot en met SGR 13/1750; SGR 13/1752 tot en met SGR 13/1759) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 1990 tot en met 2000 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de over de jaren 1991 tot en met 2000 opgelegde navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting, de daarbij gegeven beschikkingen inzake een verhoging dan wel boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.