Home

Gerechtshof Den Haag, 22-01-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1993, BK-14/01193

Gerechtshof Den Haag, 22-01-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1993, BK-14/01193

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
22 januari 2016
Datum publicatie
13 juli 2016
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2016:1993
Formele relaties
Zaaknummer
BK-14/01193

Inhoudsindicatie

Tussen partijen is in geschil of belanghebbende terecht de aftrek van voorbelasting is onthouden welke haar in rekening is gebracht door Autobedrijf [G]. Het geschil spitst zich toe op het antwoord op de vraag of belanghebbende wist of behoorde te weten dat de leveringen ter zake waarvan deze omzetbelasting is berekend deel uitmaken van een zogenaamde fraudeketen.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-14/01193

in het geding tussen:

[X] BV, [A] BV, [B] BV te [Z] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Rotterdam, de Inspecteur,

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 juli 2014, nummer SGR 13/8656, betreffende de hierna genoemde naheffingsaanslag en beschikking.

Procesverloop

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 6.207.370. Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft de Inspecteur aan belanghebbende heffingsrente berekend van € 905.331.

1.2.

Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag en de beschikking afgewezen.

1.3.

Het tegen deze uitspraken op bezwaar ingestelde beroep is door de rechtbank gegrond verklaard. De rechtbank heeft de uitspraken op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot € 4.654.373 met dienovereenkomstige vermindering van de heffingsrente. De Inspecteur is veroordeeld in betaling van de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.190, alsmede is hij gelast het griffierecht ad € 318 te vergoeden.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.

Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 493. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 4 december 2015, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal gemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door één van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, in hoger beroep komen vast te staan:

3.1.

Belanghebbende is een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB 1968), die in het tijdvak van de naheffingsaanslag bestaat uit de besloten vennootschappen [X] BV, [A] BV en [C] BV, welke naam later is gewijzigd in [B] BV.

3.2.

[X] BV is enig aandeelhoudster van [A] BV en [C] BV. Via (houdster)vennootschappen zijn [D] , [E] en [F] elk voor een derde gedeelte middellijk aandeelhouder in [X] BV. De zojuist genoemde natuurlijke personen zijn allen directeur van [X] BV en zijn als zodanig alleen en zelfstandig handelingsbevoegd.

3.3.

[A] BV en [C] BV drijven een handel in personenauto’s. Gedurende de jaren 2006 tot en met 2008 zijn aan [A] (zonder de letters “BV”) 672 auto’s gefactureerd door [G] , handelend onder de naam Autobedrijf [G] . In totaal is door dat bedrijf een bedrag van € 4.654.373 aan omzetbelasting in rekening gebracht aan [A] . Belanghebbende heeft dit bedrag op haar aangiften als voorbelasting in aftrek gebracht.

3.4.

In het naheffingstijdvak zijn op facturen met de bedrijfsnaam ” [H] BV” 213 auto’s met berekening van omzetbelasting gefactureerd aan [C] BV. Per factuur is een kostenopslag van € 210,09 excl. btw opgenomen in verband met handelingskosten. In totaal is op deze facturen een bedrag van € 1.552.997 aan omzetbelasting vermeld. Belanghebbende heeft deze omzetbelasting op haar aangiften aangegeven als verschuldigde belasting en op diezelfde aangiften als voorbelasting in aftrek gebracht.

3.5.

Tot de stukken van het geding behoort een afschrift van een op 25 september 2012 door de Belastingdienst/Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) opgemaakt ”Overzichtsproces-verbaal Onderzoek [A] B.V.”, dossiernummer […] , codenummer

[…] ) waarin onder meer is vermeld:

Inleiding

Medio 2010 is door de FIOD, onder leiding van [de] officier van justitie (…), een onderzoek aangevangen tegen onder andere [G] h/o Autobedrijf [G] .

[G] wordt ervan verdacht zich, binnen een criminele organisatie, in de periode van 2006 tot en met 2010, schuldig te hebben gemaakt aan BTW-fraude (en/of valsheid in geschrifte en/of witwassen) bij de inkoop van personenauto’s in Duitsland. Bij deze fraude werden personenauto’s gekocht bij de Duitse leveranciers. In opdracht van één of meer verdachten werden de auto’s door de Duitse leveranciers gefactureerd aan in Nederland gevestigde ploffers. Bij enkele transacties vond deze facturatie plaats via een in België gevestigde onderneming. Vervolgens werden de auto’s op naam van de ploffers doorgefactureerd aan onder andere Autobedrijf [G] . De prijzen voor de auto’s die op de facturen van de ploffers werden vermeld waren daarbij in vrijwel alle gevallen (aanzienlijk) lager dan de prijzen die door de Duitse leveranciers werden berekend. Deze prijsval was mogelijk omdat de ploffers geen BTW afdroegen.

De auto’s werden vervolgens door Autobedrijf [G] doorgefactureerd aan in Nederland gevestigde ondernemingen.

Betreffende deze feiten is onder nummer […] door de FIOD proces-verbaal opgemaakt tegen onder andere de verdachte [G] .

(…)

In het onderzoek contra [G] is naar voren gekomen dat ook diverse van de uiteindelijke afnemers van de auto’s vermoedelijk wisten dat de auto’s die zij inkochten afkomstig waren uit Duitsland en middels BTW-fraude in Nederland werden verkocht.

(…)

Eén van de Nederlandse ondernemingen die, in de periode van 2006 tot en met 2008, betrokken is bij de facturatie aan de afnemers en waarvan het vermoeden bestaat dat zij wist dat de betreffende auto’s betrokken waren in een BTW-fraude is [A] B.V.

(…)

6.1.3.5. Onderzoek Meldcode […]

Het is opvallend dat met betrekking tot het jaar 2006, het eerste jaar waarin de onderzochte fraude vermoedelijk is begonnen, tijdens de doorzoeking in het bedrijfspand van [A] B.V. (object EE) bescheiden zijn aangetroffen, betreffende de facturatie in de gehele keten. Alleen de factuur van plofbedrijf Handelsonderneming [I] gericht aan Autobedrijf [G] ontbreekt. De betreffende facturen zaten bij elkaar in de administratie.

Hierdoor was [A] B.V. op de hoogte van de werkelijke inkoopprijs in België bij [J] NV voor € 45.000 excl. BTW en dus ook van de gerealiseerde prijsval bij Handelsonderneming [I] en/of Autobedrijf [G] . Gelet op de vermelding “CH: [G] op […] kon men bij [A] B.V. ook zien dat [G] betrokken was bij die inkoop in België, weliswaar op naam van [I] . Des te meer valt op dat Autobedrijf [G] vervolgens dezelfde auto heeft gefactureerd aan [A] B.V. voor € 39.915,- excl. BTW.

(…)

Gelet op de hierboven vermelde bevindingen bestaat het vermoeden dat [G] en [A] B.V. wisten of konden weten van het niet afdragen van de BTW door plofbedrijf [I] .

(…)

6.1.9.

Verkoopfacturen van [H] B.V.

In de administratie van [A] B.V. zijn 659 facturen ter zake van diverse auto’s aangetroffen op naam van [A] B.V.

(…)

In totaal zijn er 213 facturen aangetroffen met de naam R [H] B.V. gericht aan [C] B.V. en 446 gericht aan diverse afnemers. (…)”

3.6.

Van de in het voorstaande citaat genoemde meldcode […] is een afzonderlijk proces-verbaal gemaakt dat tot de stukken behoort ( […] ). Tot de stukken behoren verder onder meer een proces-verbaal inzake [G] met dossiernummer […] en codenummer […] , een proces-verbaal inzake het onderzoek naar een criminele organisatie met dossiernummer […] en codenummer […] , processen-verbaal van getuigenverklaringen van [D] en [E] ( […] en […] ) en een proces-verbaal inzake het getuigenverhoor van de accountant van belanghebbende met dossiernummer […] en codenummer […] ).

3.7.

Op grond van de bevindingen in […] heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag opgelegd.

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

Oordeel van de rechtbank

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing