Home

Gerechtshof Den Haag, 07-04-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:3302, BK-16/00507

Gerechtshof Den Haag, 07-04-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:3302, BK-16/00507

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
7 april 2017
Datum publicatie
22 november 2017
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2017:3302
Formele relaties
Zaaknummer
BK-16/00507

Inhoudsindicatie

Partijen houdt in hoger beroep, in zoverre net als voor de rechtbank, het antwoord op de vraag verdeeld of de koel- en rijpingscellen en de stellages naar verkeersopvattingen tot de verkregen onroerende zaak behoren, in welk geval de aan die zaken toe te rekenen waarden zijn begrepen in de maatstaf van heffing voor de verkrijging.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-16/00507

in het geding tussen:

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 oktober 2016, nr. SGR 16/3183.

Procesverloop

1.1.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte van de overdrachtsbelasting ter zake van de verkrijging van de onroerende zaak [Y] te [A] (gemeente [Z] ).

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep bij de rechtbank ingesteld. Een griffierecht van € 334 is geheven.

1.4.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Een griffierecht van € 503 is geheven.

1.6.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.7.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 24 maart 2017 in Den Haag. Partijen zijn verschenen.

Feiten

Met inachtneming van de vaststelling door de rechtbank is in hoger beroep op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde, als tussen partijen niet in geschil dan wel door de ene partij gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende weersproken, komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende, die een bedrijf exploiteert dat zich bezighoudt met het opslaan en rijpen van tropisch fruit, heeft 12 november 2015 de onroerende zaak [Y] te [A] verkregen. Op aangifte is € 608.154 (6 percent van € 10.135.900) aan overdrachtsbelasting voldaan.

2.2.

De onroerende zaak is grond met een bedrijfsgebouw dat is ingericht voor geconditioneerde opslag en rijping van fruit met daarin door de vorige eigenaar na voltooiing van de bouw aangebrachte koel- en rijpingscellen en stellages. De rijpingscellen zijn naderhand geplaatst, dat wil zeggen op de eerste verdieping in 2007 en op de begane grond (nr. 23 en nr. 24) in 2010 na verwijdering van koelcel nr. 1. Aan de ten tijde van de verkrijging in het gebouw aanwezige koel- en rijpingscellen en stellages zijn waarden toegekend van € 1.239.082, € 593.536 en € 303.272.

2.3.

De koel- en rijpingscellen, beslaande 15 en 5 percent van de oppervlakte van achtereenvolgens de begane grond en de eerste verdieping, zijn verbonden met de vloer en de buitenmuren, maar zijn geen onderdeel, ook niet bouwtechnisch, van de constructie. Tussen het dak van het gebouw en de bovenzijde van de koelcellen is ruimte waar de voor de koelcellen noodzakelijke leidingen lopen. Zonder schade van betekenis aan het pand aan te brengen kunnen de koel- en rijpingscellen worden verwijderd. Verwijdering van de cellen, bijvoorbeeld in het geval dat geen klimaatsturing van opgeslagen goederen nodig is, hergeeft het gebouw de functie van reguliere opslag- of distributieruimte. De stellages zijn aangebracht ter optimalisering van het ruimtelijk gebruik van het gebouw. Het weghalen van de stellages, bijvoorbeeld ter levering bij een gerealiseerde verkoop, is met eenvoudige ingrepen te verwezenlijken.

De rechtbank

3. De rechtbank heeft overwogen:

"(…)

3. In geschil is of de cellen en de stellingen onroerende zaken zijn in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (Wbr) en als zodanig behoren tot de maatstaf van heffing van de overdrachtsbelasting. [Belanghebbende] stelt zich op het standpunt dat de cellen en de stellingen roerende zaken zijn. Aan de cellen en de stellingen kent [belanghebbende] een gemeenschappelijke waarde toe van € 2.000.000. [Belanghebbende] concludeert daarom tot vermindering van de verschuldigde overdrachtsbelasting tot € 480.000 (6% van € 8.000.000). [De Inspecteur] stelt zich op het standpunt dat de cellen en de stellingen bestanddelen van het gebouw en daarmee onroerende zaken zijn. [De Inspecteur] concludeert daarom tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Op grond van artikel 3:3, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) zijn gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken, onroerende zaken. Op grond van artikel 3:4, eerste lid, van het BW is al hetgeen volgens verkeersopvattingen onderdeel van een zaak uitmaakt, bestanddeel van die zaak. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt een zaak die op zodanige wijze met een hoofdzaak wordt verbonden dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een van die zaken, bestanddeel van de hoofdzaak.

5. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de cellen en de stellingen op zichzelf geen gebouwen of werken die direct of indirect duurzaam met de grond zijn verbonden in de zin van artikel 3:3, eerste lid, BW. Dat de cellen en de stellingen op de grond staan en de stellingen in de vloer zijn verankerd, is daarvoor onvoldoende. Daarmee spitst het geschil zich toe op de vraag of de cellen en stellingen bestanddelen zijn van het gebouw in de zin van artikel 3:4, eerste lid, BW.

6. Op de tot de stukken behorende bouwtekeningen van het gebouw zijn de cellen en stellingen reeds ingetekend. Uit de 'Beschrijving van de leveringsomvang' met betrekking tot de bouw volgt dat het daarbij zowel om rijpcellen als om koelcellen gaat. De rechtbank maakt daaruit op dat het gebouw specifiek is gebouwd voor de opslag en rijping van groenten en fruit, dat het van meet af aan was voorzien van de daarvoor benodigde cellen en stellingen en dat het gebouw met de daarin aanwezige dragende zuilen enerzijds en de cellen en stellingen anderzijds, qua plaatsing en maatvoering op elkaar afgestemd zijn. Het gebouw, de cellen en de stellingen zijn aldus in constructief opzicht specifiek op elkaar afgestemd en het gebouw is uit een oogpunt van geschiktheid als rijpings- en opslagruimte voor groenten en fruit bij ontbreken van de daarvoor benodigde cellen en stellingen als onvoltooid te beschouwen. (Vgl. HR, 15-11-1991, nr. 14294, ECLI:NL:HR:1991:ZC0412). Dit oordeel vindt steun in de aanwezigheid van dakdoorvoeren en een centraal buitenluchtaanzuigkanaal en in de omstandigheid dat de cellen met het leidingenstelsel met het gebouw verenigd zijn. Dat, naar [belanghebbende] heeft aangevoerd, het aantal rijpcellen later is uitgebreid en een koelcel is vervangen door twee rijpcellen, doet aan al het voorgaande niet af. De rechtbank is daarom van oordeel dat de cellen en de stellingen naar verkeersopvattingen bestanddelen zijn van het gebouw.

7. Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat er geen aanleiding is de waarde die aan de cellen en de stellingen kan worden toegerekend buiten de maatstaf van heffing voor de overdrachtsbelasting te laten. Het beroep is daarom ongegrond.

8. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding."

Geschil en standpunten

Beoordeling

Proceskosten en griffierechten

Beslissing