Gerechtshof Den Haag, 07-11-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3950, BK-18/00362
Gerechtshof Den Haag, 07-11-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3950, BK-18/00362
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 7 november 2018
- Datum publicatie
- 17 juli 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2018:3950
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:513
- Zaaknummer
- BK-18/00362
Inhoudsindicatie
Belanghebbende verzorgde de opvang van de kinderen van zijn dochter. Voor zijn werkzaamheden ontving belanghebbende een vergoeding bestaande uit (een deel van) de door de dochter ontvangen kinderopvangtoeslag. De dochter van belanghebbende heeft in 2014 een bedrag van € 25.209 aan kinderopvangtoeslag terugbetaald aan de Belastingdienst welk bedrag zij voorafgaand aan de terugbetaling heeft ontvangen van belanghebbende. Belanghebbende heeft een deel van voormeld bedrag als negatieve inkomsten opgenomen in zijn aangifte IB/PVV 2014. Naar het oordeel van het Hof kan het door belanghebbende aan zijn dochter betaalde bedrag niet in aanmerking worden genomen als negatieve inkomsten. Belanghebbende heeft immers niet aannemelijk gemaakt dat de betaling in causaal verband staat tot de door hem verrichte werkzaamheden. Het Hof acht aannemelijk dat de betaling voortvloeit uit de familiale verhouding tussen belanghebbende en zijn dochter.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-18/00362
Uitspraak van 7 november 2018
in het geding tussen:
[X] te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: [A] )
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,
(vertegenwoordigers: [B] en [C] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 10 januari 2018, nummer SGR 17/2928, betreffende de onder 1.1 vermelde aanslag en beschikking.