Gerechtshof Den Haag, 04-04-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:689, BK-17/00760
Gerechtshof Den Haag, 04-04-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:689, BK-17/00760
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 4 april 2018
- Datum publicatie
- 6 april 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2018:689
- Zaaknummer
- BK-17/00760
Inhoudsindicatie
Artikel 13 Wet Vpb 1969. Belanghebbende wenst haar 50%-belang in een olieraffinaderij te verkopen aan haar 50%-medeaandeelhouder. De voorwaarden worden neergelegd in een "Letter Agreement", maar de koper geeft daaraan geen uitvoering. Vervolgens maakt belanghebbende gebruik van een putoptie en ontvangt, na een arbitragevonnis, een lager bedrag van de koper voor de aandelen dan afgesproken in de "Letter Agreement". Belanghebbende eist in rechte het verschil op. Uiteindelijk sluiten partijen een "Settlement Agreement", waarbij belanghebbende onder meer een bedrag ontvangt vanwege het niet nakomen van de "Letter Agreement" door de koper. De Inspecteur betoogt dat de additionele vergoeding niet onder de deelnemingsvrijstelling valt omdat deze in een nauwer verband staat met wanprestatie door de koper dan met het houden van de deelneming. Hof Den Haag oordeelt dat met het sluiten van de "Letter Agreement" de precontractuele fase was afgerond. De door belanghebbende ontvangen schadevergoeding moet worden toegerekend aan de deelneming en is vrijgesteld onder de deelnemingsvrijstelling (zie HR 23 september 2016, nr. 15/02428, ECLI:NL:HR:2016:2124, BNB 2017/11).
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-17/00760
Uitspraak van 4 april 2018
in het geding tussen:
[X] N.V. te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: B.J. Rubbens)
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Rotterdam, de Inspecteur,
(vertegenwoordigers: I. Roozen, P.J. Poot en M.C. van Driel)
op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 18 juli 2017, nummer SGR 16/6819, betreffende na te vermelden aanslag.