Home

Gerechtshof Den Haag, 14-05-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1157, BK-18_00999 tot en met BK-18_01002

Gerechtshof Den Haag, 14-05-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1157, BK-18_00999 tot en met BK-18_01002

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
14 mei 2019
Datum publicatie
28 mei 2019
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2019:1157
Formele relaties
Zaaknummer
BK-18_00999 tot en met BK-18_01002

Inhoudsindicatie

Belanghebbende brengt kopers en verkopers van obligaties bij elkaar op de OTC-markt (bond-broking). Koper en verkoper kennen elkaar niet. Belanghebbende handelt niet over eigen boek. De afwikkeling van de aan- en verkooptransactie geschiedt door ICBC-bank te New York die op verzoek van belanghebbende de clearing en de settling van de obligaties doet. Het Hof oordeelt dat ICBC-bank diensten aan belanghebbende verricht en niet andersom. De Inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat belanghebbende de spread niet ontvangt omdat zij als vertegenwoordiger van ICBC de koper en verkoper bij elkaar zoekt, maar dat zij, gelijk de Rechtbank heeft geoordeeld, autonoom en voor eigen rekening optreedt en niet voor een nader te noemen meester. Schatting voor berekening van de pro-rata-aftrek van de bond broking omzet toerekenbaar aan non EU-afnemers op 30% is in dit geval redelijk. De naheffingsaanslag OB is tijdig. De bevoegdheid van de Inspecteur tot het opleggen van een naheffingsaanslag ontstaat door de onjuiste teruggaaf en mitsdien op het tijdstip van het verlenen van die teruggaaf (vgl. HR 14 november 1984, nr. 22 520, ECLI:NL:HR:1984:AW8411, BNB 1985/72). De onjuiste teruggaaf heeft in 2010 plaatsgevonden en de termijn voor naheffing eindigde aan het eind van het vijfde kalenderjaar daar op volgend, op 31 december 2015. De naheffingsaanslag, die is opgelegd op 28 december 2015, is derhalve voor het einde van die termijn opgelegd.

Het beroep op het neutraliteitsbeginsel en vertrouwensbeginsel wordt verworpen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-18/00999 tot en met BK-18/01002

Uitspraak van 14 mei 2019

het geding tussen:

[X] B.V. te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigden: [A] , [B] , [C] , [D] en de curator [E]

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, de Inspecteur,

(vertegenwoordigers: [F] , [G] , [H] , [I] , [J] en [K] )

inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (Rechtbank) van 23 augustus 2018, nummers SGR 17/8812, SGR 17/8814 tot en met SGR 17/8816.

Procedureverloop

Vaststaande feiten

“3.6 Voorbelasting

3 6.1.5 Conclusie van het onderzoek naar de afnemer van [X]

Omschrijving geschil, standpunten en conclusies van partijen

Oordeel van de Rechtbank

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing