Home

Gerechtshof Den Haag, 29-01-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:186, BK-18-00770

Gerechtshof Den Haag, 29-01-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:186, BK-18-00770

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
29 januari 2019
Datum publicatie
5 februari 2019
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2019:186
Formele relaties
Zaaknummer
BK-18-00770

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft in 2014 een WW-uitkering ontvangen. Deze uitkering is in 2014 teruggevorderd. In 2015 is een terugbetalingsregeling is getroffen. De Inspecteur heeft de uitkering bij het vaststellen van de definitieve aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 terecht tot het belastbaar inkomen uit werk en woning gerekend.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-18/00770

(gemachtigde: mr. H.L. van Lookeren Campagne),

en

(vertegenwoordigers: M.S.H. Lange en J.H. van Wier)

inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 juni 2018, nummer SGR 17/8071.

Procesverloop

1.1.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Daarbij is belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar tegen de aanslag ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Ter zake daarvan is van hem een griffierecht geheven van € 126. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 8 januari 2019. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft in 2014 € 30.399 aan uitkeringen van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) ontvangen. Een bedrag van € 12.545 betreft een WW-uitkering (de uitkering).

2.2.

Bij brief van 2 december 2014 heeft het UWV aan belanghebbende medegedeeld dat hij over de periode 20 maart 2014 tot en met 9 november 2014 geen recht had op een WW-uitkering, omdat hem over diezelfde periode tevens een WIA-uitkering is toegekend en uitbetaald. Daarbij heeft het UWV aangekondigd dat het de uitkering van € 12.545 zal terugvorderen.

2.3.

In januari 2015 is belanghebbende met het UWV een betalingsregeling overeengekomen, inhoudende dat hij maandelijks € 25 zal terugbetalen. Voorafgaande aan deze afspraak heeft belanghebbende geen terugbetalingen verricht.

2.4.

Op 31 mei 2016 heeft belanghebbende voor het jaar 2014 een aangifte IB/PVV ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.854 (€ 30.399 -/- € 12.545).

2.5.

De Inspecteur heeft op 29 juli 2016 een voorlopige aanslag IB/PVV 2014 overeenkomstig de aangifte opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.854.

2.6.

Op 5 april 2017 heeft het Hof op het hoger beroep van belanghebbende inzake zijn toetsingsinkomen voor de berekening van toeslagen over het berekeningsjaar 2014 (zie gerechtshof Den Haag, 5 april 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:953) het toetsingsinkomen verminderd tot € 17.489, waarbij het volgende is overwogen:

“7. Aan [belanghebbende] is een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2014 opgelegd, die is berekend naar een verzamelinkomen van € 17.489. Ingevolge artikel 21, onderdeel e, ten eerste, van de Awr, is het verzamelinkomen dat is vastgesteld bij de voorlopige aanslag inkomstenbelasting het toetsingsinkomen voor de berekening van de huur- en zorgtoeslag voor 2014. Gelet op het feit dat dit toetsingsinkomen onderwerp van hoger beroep is, dient dit inkomen, overeenkomstig deze wetsbepaling, door het Hof te worden aangepast ook al is dit in de basisregistratie inkomensgegevens reeds verwerkt. Het hoger beroep is derhalve gegrond.”

2.7.

De staatssecretaris van Financiën heeft zijn cassatieberoep tegen de uitspraak van het gerechtshof ingetrokken (V-N 2017/ 35.24).

2.8.

Met dagtekening 10 augustus 2017 heeft de Inspecteur de definitieve aanslag IB/PVV 2014 (de aanslag) vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.399. Tegelijkertijd is bij beschikking € 478 aan belastingrente in rekening gebracht.

Omschrijving geschil, standpunten en conclusies van partijen in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep is in geschil of de Inspecteur terecht de in 2014 ontvangen uitkering van € 12.545 tot het inkomen uit werk en woning voor het jaar 2014 heeft gerekend. Belanghebbende beantwoordt de vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.

3.2.

Voor de standpunten en de conclusies van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.

Oordeel van de rechtbank

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing