Gerechtshof Den Haag, 04-09-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2537, BK-18/00572 t/m BK-18/00574
Gerechtshof Den Haag, 04-09-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2537, BK-18/00572 t/m BK-18/00574
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 4 september 2019
- Datum publicatie
- 3 oktober 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2019:2537
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2018:2542, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:1856
- Zaaknummer
- BK-18/00572 t/m BK-18/00574
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft in 2012 een tbs-vordering afgewaardeerd met een bedrag van € 580.758 en dit verlies ten laste van het resultaat uit overige werkzaamheden gebracht. De Inspecteur heeft het afwaarderingsverlies niet in aftrek toegelaten. Het Hof volgt belanghebbende in zijn standpunt dat de Rechtbank buiten de rechtsstrijd is getreden. Aangezien de Inspecteur niet heeft gesteld dat belanghebbende de geldlening aan zijn BV onder zodanige omstandigheden heeft verstrekt dat hem toen al duidelijk moet zijn geweest dat het geleende bedrag niet zou worden terugbetaald, had de Rechtbank niet tot het oordeel kunnen komen dat de geldlening aangemerkt moet worden als een bodemlozeputlening. Het Hof oordeelt voorts dat het afwaarderingsverlies niet aftrekbaar is omdat sprake is van een onzakelijke tbs-vordering. Gelet op de zeer slechte financiële positie van belanghebbendes BV in 2012 en de daaraan voorafgaande jaren en het daardoor ontbreken van de (feitelijke) mogelijkheid tot het bedingen van zekerheid, heeft belanghebbende een debiteurenrisico aanvaard dat een onafhankelijke derde niet zou hebben aanvaard.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-18/00572 t/m BK-18/00574
in het geding tussen:
(gemachtigde: [A] )
en
(vertegenwoordigers: [B] en [C] )
op de hoger beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 23 februari 2018, nummers SGR 17/2110 respectievelijk SGR 17/2111 en SGR 17/2114.
Procesverloop
BK-18/00572
Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 170.968 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 112.954. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is een bedrag van € 5.039 aan belastingrente in rekening gebracht.
BK-18/00573
Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 193.827. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is een bedrag van € 2.626 aan belastingrente in rekening gebracht.
BK-18/00574
Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 139.149. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is een bedrag van € 453 aan belastingrente in rekening gebracht.
Alle zaken
Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen voormelde aanslagen en beschikkingen afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende is van de uitspraken van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 126. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 19 september 2018, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
Belanghebbende is enig aandeelhouder van [D] & Co B.V. ( [D] & Co). [D] & Co houdt alle aandelen in [E] B.V. ( [E] ), terwijl deze vennootschap op haar beurt alle aandelen houdt in verschillende groepsmaatschappijen, waaronder [F] B.V. ( [F] ). [D] & Co vormt met haar dochtermaatschappijen de [D] -groep die zich bezighoudt met dienstverlening op het gebied van accountancy en belastingadvies.
De [D] -groep is jarenlang gefinancierd door [G] Bank N.V. en [H] Bank N.V. Aan het einde van de jaren negentig heeft belanghebbende de financiering van de [D] -groep grotendeels op zich genomen. In dat kader heeft belanghebbende in rekening-courant gelden verstrekt aan diverse vennootschappen van de [D] -groep.
Op 8 oktober 2013 is [F] in staat van faillissement verklaard. In de jaren voorafgaand aan het faillissement werd [F] hoofdzakelijk gefinancierd door verschillende vennootschappen van de [D] -groep. De hiervoor benodigde financiële middelen zijn door belanghebbende aan deze vennootschappen verstrekt, die de gelden op hun beurt deels hebben doorgeleend aan [F] .
In 2012 heeft belanghebbende een betaling gedaan van € 90.000 aan [I] Advocaten in verband met de voldoening van een oude huurschuld van [F] . Dit bedrag is op 31 maart 2012 in de rekening-courantverhouding tussen belanghebbende en [F] geboekt.
Voorts is de financiële administratie van [F] over het jaar 2012 in kaart gebracht. Gelden die belanghebbende in het kader van de financiering van [F] heeft verstrekt aan andere vennootschappen van de [D] -groep zijn omgezet in een vordering in rekening-courant op [F] (zie bijlage 1 en 2 bij de brief van 22 januari 2016 van de gemachtigde van belanghebbende aan de Inspecteur, gevoegd in bijlage 9 bij het beroepschrift).
Na de in 2.4 en 2.5 vermelde mutaties bedraagt de vordering in rekening-courant van belanghebbende op [F] ultimo 2012 € 560.758.
Belanghebbende en [F] hebben op 31 december 2012 een overeenkomst van kredietverstrekking in rekening-courant gesloten (de kredietovereenkomst). De kredietovereenkomst luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
"De ondergetekenden:
1. belanghebbende], hierna ‘partij x’,
en
2. [ [F] ], (…), hierna ‘partij y’
partij x en partij y hierna gezamenlijk te noemen ‘partijen’
In aanmerking nemend dat:
er tussen partijen regelmatig geldtransacties plaatsvinden, welke geboekt worden op een tussen partijen bestaande rekening-courant;
partijen met het aangaan van deze rekening-courant zich ten doel stellen, dat de geldschulden die zij jegens elkaar zullen verkrijgen niet afzonderlijk worden afgerekend, maar met elkaar worden verrekend. De in de rekening-courant opgenomen schulden en vorderingen worden van rechtswege verrekend en op ieder tijdstip is alleen het saldo verschuldigd;
het aangaan van een rekening-courantverhouding met zich mee kan brengen dat een partij op
enig moment schuldenaar kan zijn en op een ander moment schuldeiser, derhalve kan een partij in deze overeenkomst eveneens worden aangeduid als schuldeiser dan wel schuldenaar;
partijen de bestaande afspraken ten aanzien van deze rekening-courant thans schriftelijk wensen vast te leggen in onderhavige overeenkomst van kredietverstrekking in rekening-courant, welke overeenkomst als volgt luidt;
zijn het volgende overeengekomen.
(…)
Artikel 3. Saldo
1. Ten tijde van het aangaan van deze overeenkomst bedraagt het saldo uit hoofde van de rekening-courant een bedrag van € 560.758, (…) in het voordeel van partij x waardoor partij x een vordering van het bedrag als voornoemd heeft op partij y.
2. Partijen komen overeen dat het saldo van de rekening-courant niet hoger mag zijn dan € 600.000, (…).