Home

Gerechtshof Den Haag, 10-12-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3414, BK-19/00366 tot en met BK-19/00369

Gerechtshof Den Haag, 10-12-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3414, BK-19/00366 tot en met BK-19/00369

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
10 december 2019
Datum publicatie
8 januari 2020
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2019:3414
Formele relaties
Zaaknummer
BK-19/00366 tot en met BK-19/00369

Inhoudsindicatie

Belanghebbende tracht zijn parkeervergunning bij de gemeente digitaal te wijzigen in verband met een vervangende auto, doch dat is niet gelukt. Aan belanghebbende worden in een tijdsbestek van 4 dagen 4 naheffingsaanslagen opgelegd. De heffingsambtenaar erkent dat veel mensen dezelfde fout als belanghebbende maken bij het digitaal doorgeven van de wijziging. Het Hof stelt voorop dat ingeval een parkeervergunning digitaal kan worden gewijzigd, het de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan is een systeem te ontwerpen dat goed toegankelijk is voor een modale burger. Een wijziging dient op eenduidige en eenvoudige wijze te kunnen worden aangebracht. Het onder de gegeven omstandigheden opleggen van vier naheffingsaanslagen in een tijdsbestek van vier dagen is disproportioneel en in strijd met wat van een zorgvuldig handelende overheid kan worden verwacht.

Uitspraak

Team Belastingrecht

enkelvoudige kamer

nummers BK-19/00366 tot en met BK-19/00369

in het geding tussen:

en

(vertegenwoordigers: [A] en [B] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 17 mei 2019, nummers SGR 18/7348, SGR 18/7350, SGR 18/7351 en SGR 18/7352.

Procesverloop

1.1.

Aan belanghebbende zijn vijf naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd, viermaal ten bedrage van € 63,70 en eenmaal ten bedrage van € 74,20. Deze bedragen bestonden uit respectievelijk viermaal € 2,70 en eenmaal € 13,20 aan parkeerbelasting en vijfmaal € 61 aan kosten.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslagen bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft de naheffingsaanslag van € 74,20 vernietigd en de overige naheffingsaanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep is een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep, voor zover het zag op de reeds door de heffingsambtenaar vernietigde naheffingsaanslag van € 74,20 (zaaknummer SGR 18/7346) niet-ontvankelijk verklaard en de beroepen tegen de overige vier naheffingsaanslagen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de zaak met nummer SGR 18/7346 betreffende de niet-ontvankelijkverklaring, in hoger beroep gekomen. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 128. De heffingsambtenaar heeft geen verweerschrift ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 29 oktober 2019. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

2.1.

De Rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

“1. [Belanghebbende] heeft zijn auto met kenteken [C] (de auto) op 15 oktober 2018 naar de garage gebracht in verband met een reparatie. Hem is vervangend vervoer met kenteken [D] (vervangend vervoer) ter beschikking gesteld. [Belanghebbende] beschikt over een parkeervergunning voor de auto.

2. Tijdens verschillende controles is door [de Heffingsambtenaar] geconstateerd dat er voor het vervangend vervoer geen geldige parkeervergunning was aangemeld dan wel parkeerbelasting was voldaan, terwijl de parkeerplaats waar het vervangend vervoer geparkeerd stond door burgemeester en wethouders van de gemeente [Z] is aangewezen als parkeerplaats voor betaald parkeren. Naar aanleiding daarvan zijn aan [belanghebbende] de volgende naheffingsaanslagen opgelegd:

Datum

Tijdstip

Locatie

Aanslagnummer

Parkeerbelasting

Kosten naheffing

Totaal

15-10-2018

09.24

[E]

1510180924075594

€ 13,20

€ 61

€ 74,20

19-10-2018

15.24

[E]

1910181524075594

€ 2,70

€ 61

€ 63,70

20-10-2018

19.07

[E]

2010181907075553

€ 2,70

€ 61

€ 63,70

21-10-2018

14.15

[E]

2110181415075591

€ 2,70

€ 61

€ 63,70

22-10-2018

12.21

[F]

2210181221000525

€ 2,70

€ 61

€ 63,70

2.2.

Het Hof neemt de feitenvaststelling van de Rechtbank over en vult deze als volgt aan.

2.3.

De parkeervergunning als hier bedoeld kan slechts betrekking hebben op één auto.

2.4.

Belanghebbende heeft de volgende schermafdrukken van het E-loket (zijnde de digitale omgeving van de gemeente [Z] waar de kentekenwijziging kan worden doorgegeven) overgelegd:

1) een afdruk waaruit blijkt dat de vergunning voor het kenteken [D] geldig is vanaf 17 oktober 2018 tot en met 22 oktober 2018;

2) een afdruk met details voor product 56298, waaruit blijkt dat het actieve kenteken kentekennummer [D] betreft en de vergunning geldig is vanaf 1 oktober 2018 tot en met 31 december 2018;

3) een afdruk met details voor product 56298, waaruit blijkt dat de geactiveerde kentekens de kentekennummers [C] en [D] betreffen, met ingangsdatum 15 oktober 2018, 8:45 uur;

4) een afdruk met een overzicht van “uw producten” en “lopende aanvragen” waaruit blijkt dat op 17 oktober 2018 om 8:32:30 uur een wijziging is aangemaakt met als status “in aanvraag”.

Oordeel van de Rechtbank

De Rechtbank heeft, voor zover van belang, het volgende overwogen:

“(…)

10. In artikel 2, elfde lid, van het besluit “Nadere voorschriften met betrekking tot het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren als bedoeld in de parkeerverordening” is het volgende bepaald: “De houder van een bewonersvergunning kan maximaal vier keer per jaar een kentekenwijziging doorvoeren in de centrale computer. (…) Een kentekenwijziging dient door de vergunninghouder via de centrale computer te worden doorgevoerd.”

11. [ Belanghebbende] heeft in verband met de terbeschikkingstelling van het vervangend vervoer op 15 oktober 2018 een kentekenwijziging in het e-loket van [de Heffingsambtenaar] ingevoerd. Deze kentekenwijziging was geldig van 15 oktober 2018 om 8.45 uur tot en met 17 oktober 2018. Van deze kentekenwijziging heeft [belanghebbende] een e-mailbevestiging ontvangen.

12. Op 17 oktober 2018 heeft [belanghebbende] gepoogd de onder 11 vermelde kentekenwijziging te verlengen tot en met 22 oktober 2018. Deze verlenging van de kentekenwijziging is niet geslaagd. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd op respectievelijk 19, 20, 21 en 22 oktober 2018. Op die data was het kenteken van het vervangend vervoer niet meer geactiveerd en was [belanghebbende]s parkeervergunning dus niet meer geldig voor het vervangend vervoer. In zoverre zijn de naheffingsaanslagen terecht opgelegd. [Belanghebbende] heeft daartegen aangevoerd dat de informatie in het e-loket onoverzichtelijk is en dat het systeem niet goed functioneert. Hoewel [belanghebbende] kan worden toegegeven dat de in het e-loket getoonde informatie niet altijd duidelijk is, valt daaruit wel af te leiden dat de kentekenwijziging die [belanghebbende] op 17 oktober 2018 om 8.32 uur is gestart, niet was afgerond. Op de door [belanghebbende] overgelegde schermprints is in het overzicht van lopende aanvragen immers te zien dat de wijziging op 17 oktober 2018 om 8.36 uur nog in aanvraag was en derhalve nog niet was toegewezen c.q. verwerkt. Ook is op de schermprints te zien dat [belanghebbende], in plaats van op de knop ‘Volgende stap’ te klikken en de aanvraag af te ronden, op de knop ‘Bewaar aanvraag’ heeft geklikt waardoor deze niet is voltooid en de kentekenwijziging niet is doorgevoerd. Ten slotte staat vast dat [belanghebbende] van de door hem gewenste verlenging van de kentekenwijziging - anders dan van de kentekenwijziging die [belanghebbende] op 15 oktober 2018 heeft doorgevoerd - geen e-mailbevestiging heeft ontvangen. Op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden kon [belanghebbende] er niet vanuit gaan dat de kentekenwijziging succesvol was doorgevoerd en dat hem na 17 oktober 2018 geen naheffingsaanslagen parkeerbelasting zouden worden opgelegd voor het parkeren van het vervangend vervoer. De onderhavige naheffingsaanslagen zijn derhalve terecht opgelegd.

13. Gelet op wat hiervoor is overwogen dienen de beroepen die betrekking hebben op de navorderingsaanslagen van 19, 20, 21 en 22 oktober 2018 ongegrond te worden verklaard.

(…)”

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing