Gerechtshof Den Haag, 13-03-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:551, BK-18/00473 tot en met BK-18/00481
Gerechtshof Den Haag, 13-03-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:551, BK-18/00473 tot en met BK-18/00481
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 13 maart 2019
- Datum publicatie
- 15 maart 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2019:551
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:400
- Zaaknummer
- BK-18/00473 tot en met BK-18/00481
Inhoudsindicatie
Belastingheffing van werknemer van het Europees Octrooibureau (EOB).
Belanghebbende is vanuit Duitsland naar Nederland gekomen om een dienstbetrekking bij het EOB te aanvaarden. Omdat hij de Nederlandse nationaliteit heeft, heeft belanghebbende ingevolge de Zetelovereenkomst geen recht op vrijstelling van zijn box 3-inkomen.
De vraag of het in de Zetelovereenkomst gemaakte onderscheid tussen EOB-werknemers met en zonder de Nederlandse nationaliteit in strijd is met het verbod van discriminatie van art. 14 EVRM en art. 26 IVBPR beantwoordt het Hof, onder verwijzing naar het arrest HR 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR0387, BNB 2011/251, en de onder die verdragen aan de fiscale wetgever/verdragsluiter toekomende ruime beoordelingsvrijheid, ontkennend. Het Hof oordeelt dat belanghebbende een beroep toekomt op art. 45 VWEU en dat sprake is van een beperking van het vrije werknemersverkeer (omgekeerde discriminatie naar nationaliteit). De doelstellingen die worden nagestreefd met de privileges voor diplomatiek personeel in het Verdrag van Wenen – waarbij in de Zetelovereenkomst conform kabinetsbeleid uit 2005 voor internationale organisaties is aangesloten - en die het daarin gemaakte onderscheid naar nationaliteit kunnen verklaren, bieden volgens het Hof geen toereikende verklaring voor de daarvan afgeleide beperking van de door Nederland toegekende fiscale privileges in de Zetelovereenkomst. Die beperking wordt evenmin gerechtvaardigd door de achtergrond van het toekennen van fiscale privileges aan werknemers van internationale organisaties in het algemeen en werknemers van het EOB in het bijzonder. Het Hof acht ook overigens geen rechtvaardigingsgrond aanwezig voor het in de Zetelovereenkomst gemaakte onderscheid. Belanghebbende heeft recht op vrijstelling van het inkomen uit sparen en beleggen.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-18/00473 t/m 18/00481
Uitspraak van 13 maart 2019
in het geding tussen:
[X] te [Z] , belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag,
(vertegenwoordigers: B.A.E.M. Meulendijks en D.M. Stalenberg), de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 6 februari 2018, nummers SGR 17/5711, 17/5712, 17/5714, 17/5715, 17/5717, 17/5718 en 17/5720 t/m 17/5722, betreffende de onder 1.1 vermelde aanslagen en beschikkingen.