Home

Gerechtshof Den Haag, 14-07-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1288, BK-19/00596

Gerechtshof Den Haag, 14-07-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1288, BK-19/00596

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
14 juli 2020
Datum publicatie
23 juli 2020
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2020:1288
Formele relaties
Zaaknummer
BK-19/00596

Inhoudsindicatie

De raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk verhoogt de van eigenaren van niet-woningen geheven OZB met een opslag en stelt de opbrengst van deze opslag ter beschik-king aan het Ondernemersfonds Bodegraven-Reeuwijk (het Fonds). Het Fonds brengt een deel van het van de gemeente ontvangen geld onder in een gemeentebreed fonds waarop ieder die in de gemeente is gevestigd een beroep kan doen. Met de rest van het van de gemeente ontvangen geld financiert het Fonds zijn administratiekosten, bekostigt het de aan de verschillende “trekkingsgebieden” binnen de gemeente toegekende bestedingsbedragen en betaalt het aan bepaalde categorieën van eigenaren en gebruikers van niet-woningen een vergoeding van de van hen geheven opslag. Het Hof oordeelt dat doel en strekking van de wet worden miskend indien de gevolgen van de door de restitutieregeling teweeggebrachte afwijking van de heffing ter zake van bepaalde categorieën van niet-woningen ten opzichte van de heffing van de niet tot die categorieën behorende niet-woningen in stand zouden worden gelaten. Het Hof zal voor het onderhavige geval de gevolgen van de door de restitu-tieregeling teweeggebrachte, en met doel en strekking van de wet strijdige, afwijking weg-nemen door de aanslagen te verminderen overeenkomstig het standpunt van belanghebben-de.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-19/00596

in het geding tussen:

(gemachtigde: [A] )

en

de heffingsambtenaar van de belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland (BSGR), de Heffingsambtenaar,

(vertegenwoordiger: [B] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 5 augustus 2019, nummer SGR 18/2332, betreffende de onder 1.1 vermelde aanslagen.

Procesverloop

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft met dagtekening 28 februari 2017 aan belanghebbende voor het jaar 2017 de volgende aanslagen in de onroerendezaakbelastingen (OZB) van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk opgelegd:

OZB Onroerende zaak Heffingsmaatstaf Tarief Bedrag

Eigenaar [adres] [Z] € 2.530.000 0,2516% € 6.365,48

Gebruiker [adres] [Z] € 2.530.000 0,1943% € 4.915,79

1.2.

De Heffingsambtenaar heeft het tegen de aanslagen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De griffier van de Rechtbank heeft een griffierecht geheven van € 338. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De griffier van het Hof heeft een griffierecht geheven van € 519. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Van belanghebbende is op 28 mei 2020 een pleitnota ontvangen en van de Heffingsambtenaar op 29 mei 2020 een bevestiging per e-mail dat de pleitnota van belanghebbende in goede orde is ontvangen, waarin de Heffingsambtenaar tevens heeft bericht welke personen ter zitting zullen verschijnen.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 2 juni 2020. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. De onroerende zaak dient niet in hoofdzaak tot woning (niet-woning).

2.2.

In juli 2013 heeft de “Koepel Ondernemend Bodegraven-Reeuwijk” (KOBR) een voorstel tot instelling van een ondernemersfonds gepresenteerd aan de Commissie Bestuur en Financiën van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk (hierna: de gemeenteraad). Bij deze presentatie heeft de KOBR een notitie overgelegd. Aan deze notitie ontleent het Hof het volgende:

“(…) Met [een ondernemersfonds] zijn de ondernemers in staat om een goede financiële grondslag te leggen voor de behartiging van hun gemeenschappelijke belangen. Het fonds wordt gevoed via een verhoging van de OZB voor niet-woningen. De opbrengst van die verhoging vloeit één-op-één terug in de kas van het op te richten Ondernemingsfonds Bodegraven-Reeuwijk. De werk- en winkelgebieden krijgen allemaal een ‘trekkingsrecht’ op het fonds ter grootte van hun eigen inleg, zodat een optimale betrokkenheid en zeggenschap van alle ondernemers gegarandeerd is. Het grote voordeel van de inning via de belastingkas is dat iedereen mee doet en dat de problemen van financiering van gemeenschappelijke voorzieningen voorgoed zijn opgelost.

(…) De stuurgroep denkt aan een OZB-verhoging van maximaal 50 euro per 100.000 euro WOZ-waarde, te verdelen over huurders en eigenaren van het zakelijk onroerend goed. (…) We denken aan een fonds met een omvang van ongeveer 400.000 euro per jaar.

Elk gebied krijgt de ‘eigen inleg’ weer terug. Maar niet in de vorm van contant geld: dat zou teveel rondpompen van geld worden. De gebieden (of sectoren) krijgen een trekkingsrecht op het fonds ter hoogte van hun inleg. Er komt een beheerstichting en die stichting betaalt de rekeningen, zorgt voor administratieve verwerking, verantwoording en btw-verrekening. (…)

De grenzen van de werkgebieden (of sectoren) worden in overleg vastgesteld. De gebieden zijn vervolgens geheel vrij in het kiezen van hun bestedingsdoelen. Of het nu om parkmanagement, beveiliging of centrale inkoop gaat (…), om promotie (…), om co-financiering van investeringen of om de relatie van het onderwijs met de arbeidsmarkt: alles is goed. Ook de vraag of er een gemeentebreed stuk in het fonds komt (…) is een zaak van goed overleg. De enige voorwaarde is dat de besluitvorming democratisch is (bij voorkeur via een vereniging) en dat alle ondernemers de gelegenheid krijgen mee te praten. Het is immers hun geld.

(…)

De afspraak wordt dat het fonds een experiment voor drie jaar is. Na die tijd volgt een evaluatie, om te bezien of de ondernemers tevreden zijn.”

2.3.

Bij besluit van 11 december 2013 heeft de gemeenteraad ingestemd met:

-

het verlenen van medewerking aan het Ondernemersfonds Bodegraven-Reeuwijk (hierna: het Fonds) voor een periode van drie jaar, conform het verzoek van KOBR;

-

de heffing van de middelen voor het Fonds via een opslag op de onroerendezaakbelasting (OZB) op niet woningen van 15%. Dit ingaande per 1 januari 2014;

-

het ter beschikking stellen van de via de opslag geheven middelen als subsidiebedrag aan de [toen nog op te richten] Stichting ondernemersfonds Bodegraven-Reeuwijk;

-

deelname aan het Fonds door de gemeente Bodegraven-Reeuwijk in haar privaatrechtelijke gedaante en voorts ermee ingestemd dat de subsidie aan het Fonds ook omvat de OZB-opbrengst van het gemeentelijk vastgoed;

-

machtiging van het college van Burgemeester en Wethouders tot het sluiten van een convenant met de [toen nog op te richten] Stichting ondernemersfonds Bodegraven-Reeuwijk;

-

het verbinden aan de subsidieverlening van de voorwaarde tot het opleveren van een evaluatie over het functioneren van het Fonds onder verenigingen en stakeholders ruim voor het einde van de experimenteerperiode van drie jaar.

2.4.

De gemeente Bodegraven-Reeuwijk, vertegenwoordigd door haar wethouder [C] , en de (toen nog op te richten) Stichting ondernemersfonds Bodegraven-Reeuwijk, vertegenwoordigd door haar voorzitter [D] , hebben een “Convenant inzake ondernemersfonds Bodegraven-Reeuwijk” gesloten (Convenant 2014-2016). In de considerans van het Convenant 2014-2016 is onder meer vermeld:

Onder het kopje “1.3 Nemen in overweging”:

“6 Dat bedrijfsleven en de gemeenteraad gezamenlijk verwachten dat de komst van het fonds zal leiden tot een betere behartiging van de collectieve belangen van de ondernemers en daarmee tot een beter ondernemingsklimaat.

7 Dat met ‘ondernemers’ in beginsel wordt bedoeld de gehele OZB-plichtige categorie niet-woningen, dus ook alle ‘non-profit’-organisaties in cultuur, zorg, onderwijs, sport, defensie, justitie en ‘overige’ overheid en zowel eigenaren als gebruikers van het onroerend goed.

8 Dat er ter zake van de agrarische ondernemingen, de niet agrarische ondernemingen in het buitengebied en het maatschappelijk vastgoed afspraken worden gemaakt over de restitutie van de geheven middelen ten behoeve van het ondernemersfonds en dat het de verantwoordelijkheid is van het ondernemersfonds om hierover met de betreffende partijen afspraken te maken.”

Onder het kopje “1.4 Stellen vast”:

“ 4 Dat de middelen voor het fonds via de publiekrechtelijke weg worden verkregen - door tussenkomst van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk - en via een subsidie aan het fonds worden toegekend.

5 Dat daarom de Algemene subsidieverordening van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk van toepassing is op het over te maken bedrag van de gemeente aan het ondernemersfonds en het fonds aan de verplichtingen in deze regeling zal voldoen.”

Onder het kopje “1.5 Spreken af”:

“1. Dat het fonds in 2014 kan beschikken over een subsidie ter hoogte van 50 euro per 100.000 euro WOZ-waarde in de categorie niet-woningen.

2. Dat dit bedrag wordt uitgedrukt als percentage van de totale opbrengst aan OZB in de categorie niet woningen en dat in 2015 en 2016 een subsidie wordt toegekend ter hoogte van dat percentage. Dat er in de subsidiebeschikking een bevoorschotting wordt opgenomen (…)

3. Dat de definitieve subsidie wordt vastgesteld na definitieve vaststelling van de OZB-opbrengst over het kalenderjaar, waarbij voorschotten die de geprognostiseerde meeropbrengst van de OZB-opbrengst te boven gaan, door het fonds worden teruggestort aan de gemeente en een eventueel positief verschil tussen prognose en opbrengst door de gemeente aan het fonds wordt uitgekeerd.”

Onder het kopje “1.7 Bijzondere afspraken”:

“1. Subsidieverlening: De middelen voor het ondernemersfonds worden door de gemeente verstrekt in de vorm van een subsidie. Op deze subsidie zijn de algemene subsidievoorwaarden van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk van toepassing, zoals neergelegd in de Algemene Subsidieverordening Bodegraven-Reeuwijk 2011. Het college van burgemeester en wethouders neemt een besluit over de subsidiebeschikking.

2. Restitutieregeling: Het fonds voorziet via een te treffen restitutieregeling in teruggave van de ten behoeve van het ondernemersfonds via de OZB geheven middelen van de agrarische ondernemers, de niet agrarische ondernemers in het buitengebied en de sport- en culturele organisaties in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. Dit voor zover er met vertegenwoordigingen van deze groepen geen andere afspraken gemaakt worden.

a. Voor de agrarische ondernemers wordt voor een restitutieregeling in beginsel een afspraak gemaakt met LTO-Bodegraven-Reeuwijk. Komt een dergelijke afspraak niet tot stand, dan treft het fonds zelf een regeling. De regeling zal voor advies voorgelegd worden aan burgemeester en wethouders.

b. Op de restitutieregeling voor de sport- en culturele organisaties zijn de afspraken tussen de voormalige Stuurgroep ondernemersfonds en verschillende sport- en culturele organisaties van toepassing, zoals verwoord in de Verklaring sport- en culturele organisaties behorende bij de brief van 14 november 2013 gericht aan de gemeenteraad. Bij de restitutie van de ten behoeve van het ondernemersfonds via de OZB geheven middelen aan de sport- en culturele organisaties geeft het ondernemersfonds mede uitvoering aan de garantstellingsbrief van het college van burgemeester en wethouders aan deze organisaties d.d. 5 december 2013, waarin wordt aangegeven dat deze organisaties geen doelgroep zijn in de zin van het fonds en van de instelling van het fonds geen financieel nadeel mogen ondervinden. De te treffen regeling wordt voor advies voorgelegd aan burgemeester en wethouders.

c. Met de niet agrarische bedrijven in het buitengebied wordt in beginsel eenzelfde restitutie afspraak gemaakt als voor de agrarische bedrijven. De gesprekspartner is het Platform buitengebied. De te treffende regeling wordt voor advies voorgelegd aan burgemeester en wethouders.

d. Het ondernemersfonds voorziet voor 1 juli 2014 in de realisatie van genoemde restitutieregelingen en de bekendmaking daarvan bij de desbetreffende groepen. Na totstandkoming van de regelingen wordt zo spoedig mogelijk in restitutie voorzien.

3. Evaluatie en criteria: Aan de gemeenteraad wordt ruim voor het verstrijken van de periode van 3 jaar een evaluatie van het functioneren van het ondernemersfonds uitgevoerd door een onafhankelijke commissie. (…)

c. Doel van de evaluatie is vast te stellen of het ondernemersfonds - in als experiment bedoelde periode - aan de verwachtingen voldoet en in die zin voldoet aan de criteria die voor verlenen van medewerking door de gemeente aan de instelling van het fonds zijn vastgesteld in de Economische beleidsvisie Bodegraven-Reeuwijk. Te weten:

• Draagvlak onder de ondernemers.

• Een uitgewerkt bestedingenbeleid zoals in de jaarlijkse vergaderingen van de trekkingsgebieden is vastgesteld.

d. Wat betreft het draagvlak wordt een draagvlakmeting voor voortzetting gedaan onder de gebieden en sectoren van het ondernemersfonds. Bij aanvang van het fonds zijn 18 groepen en sectoren aangewezen. Via stemming over voortzetting van het fonds in de naar groepen en sectoren onderscheiden verenigingen en groepen wordt kwantitatief het draagvlak vastgesteld. De stemmingen in de onderscheiden ledenvergaderingen vinden plaats voor 1 juli 2016, in aanwezigheid van twee van de drie leden van de onafhankelijke commissie. Deze leden stellen de uitslag vast en vermelden deze in het evaluatierapport. Het verslag van de desbetreffende ledenvergadering wordt uiterlijk vijf weken na de vergaderdatum aan de onafha[n]kelijke commissie ter hand gesteld.

e. Wat betreft het bestedingenbeleid onderzoekt de commissie of het fonds er in is geslaagd een doelgericht bestedingsprogramma te realiseren met draagvlak onder de ondernemers. (…)

f. Door het fonds en door de gemeente zijn desgewenst aanvullende vragenstellingen voor het evaluatieonderzoek aan de onafhankelijke commissie aan te geven.

g. Aan de hand van haar bevindingen vormt de onafhankelijke commissie zich een oordeel over de voorzetting van het fonds en voegt dit oordeel in de vorm van een pre-advies aan de gemeenteraad toe aan het uit te brengen rapport. Dit pre-advies heeft de concluderende vorm van één van de volgende vier mogelijke adviezen:

• Doorgaan.

• Doorgaan mits.

• Stoppen tenzij.

• Stoppen van het fonds.”

2.5.

In september 2016 heeft de Evaluatiecommissie Ondernemersfonds Bodegraven-Reeuwijk (EOBR) rapport uitgebracht van de door haar uitgevoerde evaluatie van het ondernemersfonds. De EOBR komt in het rapport tot een aantal aanbevelingen.

2.6.

Bij besluit van 26 oktober 2016 heeft de gemeenteraad ingestemd met de voortzetting van het Fonds per1 januari 2017 voor een periode van vijf jaar onder de volgende voorwaarden:

“1. Bij voortzetting van het fonds blijft beheer en uitvoering in één hand. Dat wil zeggen de stichting Ons Fonds beheert de middelen van de trekkingsgebieden en een eventueel in te stellen gemeentebreed fonds.

2. Er wordt een gemeentebreed fonds ingesteld om gemeentebrede samenwerking en belangenbehartiging financieel te ondersteunen.

3. Voor de agrarische ondernemingen wordt de mogelijkheid tot restitutie van de geheven middelen geboden. Over het te restitueren bedrag worden de werkelijke administratiekosten ingehouden, met een maximum van 6%.

De komende 2½ jaar de gesprekken tussen gemeente, Ons Fonds en de agrariërs voort te zetten en met een wederzijds positieve grondhouding projecten te inventariseren welke binnen Ons Fonds van belang kunnen zijn voor diegenen die nu onder de restitutie-regeling vallen. Na afloop hiervan te evalueren of de agrariërs kunnen ingroeien binnen Ons Fonds.

De afspraak met sport- en culturele instellingen uit 2013, dat zij van de invoering van het ondernemersfonds geen nadeel mogen ondervinden, wordt gerespecteerd. Hiervoor wordt een passende oplossing gevonden.

4. De gemeente blijft bijdragen aan het fonds. De invloed, die de gemeente kan uitoefenen op de besteding van de middelen wordt voor het gemeentebrede fonds met een vertegenwoordigende rol vormgegeven.

5. De trekkingsgebieden die het fonds instelt hebben een geografische indeling. Eventuele sectorinitiatieven kunnen worden ingediend voor een beroep op het in te stellen gemeentebrede fonds.

6. Naast de jaarrekening wordt een jaarverslag uitgebracht, waarin de bestedingen, ontwikkelingen en resultaten zichtbaar worden gemaakt.

7. Voor een besluit over een voortzetting van het fonds - na ommekomst van de periode van vijf jaar -wordt wederom een evaluatie uitgevoerd, overeenkomstig die voor de voortzetting na de eerste periode.”

2.7.

De gemeente Bodegraven-Reeuwijk, vertegenwoordigd door haar burgemeester die de vertegenwoordiging heeft opgedragen aan de wethouder [E] , en de Stichting ondernemersfonds Bodegraven-Reeuwijk, handelende onder de naam Ons Fonds, vertegenwoordigd door haar voorzitter [D] en haar secretaris [F] , hebben op 20 december 2016 een “Convenant tussen Ons Fonds, Stichting Ondernemersfonds Bodegraven-Reeuwijk en de Gemeente Bodegraven-Reeuwijk periode 2017- 2021” (Convenant 2017-2021) gesloten. Het Convenant 2017-2021 is goeddeels gelijk aan het Convenant 2014-2016. Het Convenant 2017-2021 wijkt evenwel, voor zover hier van belang, op de hierna te noemen punten inhoudelijk af van de onder 2.4 aangehaalde gedeelten van het Convenant 2014-2016.

Onder het kopje “1.5 Spreken af” :

“Trekkingsgebieden:

13. Na overleg met betrokken ondernemers stelt het bestuur van het ondernemersfonds trekkingsgebieden vast en wijst aan die gebieden een jaarlijks bestedingsbedrag toe.

14. De trekkingsgebieden zullen steeds een aaneengesloten geografische indeling hebben en worden vertegenwoordigd door een vereniging waarbij alle eigenaren en huurders van niet-woningen in het gebied op hun verzoek als lid met gepast stemrecht over de bestedingen van de toegewezen gelden zullen worden erkend. De vereniging vertegenwoordigt de leden bij het bestuur van het ondernemersfonds.

15. De indeling in trekkingsgebieden kan jaarlijks per 1 januari door het bestuur van het ondernemersfonds worden gewijzigd. Een wijziging van een bestaand trekkingsgebied geschiedt slechts na overleg met de erkende verenigingen van de betrokken trekkingsgebieden en wordt voor 1 december, voorafgaand aan het jaar dat de wijziging ingaat, gemeld aan het college van burgemeester en wethouders.

16. Voor de indeling in trekkingsgebieden geldt 2017 als overgangsjaar, waarin de indeling in gebieden is te voltooien. Hierbij is een aanpassing van de indeling lopende het jaar te voorzien. De in het 15e lid genoemde termijn zijn daarom in 2017 niet van toepassing.

17. Het bestedingsbedrag van een trekkingsgebied wordt als volgt berekend: De waarde van de geprognosticeerde meeropbrengst op de OZB van de niet-woningen in het gebied, minus 6% administratiekosten, minus 15% bijdrage aan het gemeentebrede fonds.

18. De bijdrage van de trekkingsgebieden aan het gemeentebrede fonds gaat in per 1 januari 2018.

Gemeentebreed fonds:

Oordeel van de Rechtbank

Geschil, standpunten en conclusies

Proceskosten

Beslissing