Home

Gerechtshof Den Haag, 23-09-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:2309, BK-20/00702 ea

Gerechtshof Den Haag, 23-09-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:2309, BK-20/00702 ea

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
23 september 2021
Datum publicatie
25 november 2021
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2021:2309
Formele relaties
Zaaknummer
BK-20/00702 ea

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft in zijn aangiften IB/PVV 2013 en 2014 giften aan een instelling opgevoerd als aftrekpost. De Inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag de giften voor het jaar 2013 na door belanghebbende verstrekte bankafschriften en giftkwitanties in aftrek toegestaan. Nadien heeft hij voor het jaar 2013 de aftrek teruggenomen met de opgelegde navorderingsaanslag en is een boete opgelegd. Voor het jaar 2014 is door de Inspecteur een aanslag opgelegd waarbij de giftenaftrek niet is geaccepteerd. Het Hof oordeelt dat belanghebbende met de giftkwitanties, de bankafschriften en de ter zitting afgelegde getuigenverklaring niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk giften heeft gedaan. Ten aanzien van de voor het jaar 2013 opgelegde vergrijpboete oordeelt het Hof dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende ten tijde van het doen van de aangifte zich er van bewust is geweest dat de aangifte voor wat betreft de giftenaftrek onjuist waren. De boete van 75% is passend en geboden. Wel wordt de boete gematigd met 10% wegens overschrijding van de redelijke termijn in bezwaar en beroep.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-20/00702 en BK-20/00703

in het geding tussen:

(gemachtigde: P.R. Autar)

en

(vertegenwoordigers: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende en het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 26 augustus 2020, nrs. SGR 19/4244 en SGR 19/4282.

Procesverloop

Jaar 2013

1.1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2013 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 57.552 (de navorderingsaanslag). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 224 belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 1.195.

1.1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de navorderingsaanslag en beschikkingen afgewezen.

Jaar 2014

1.2.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.895 (de aanslag). Bij gelijktijdig gegeven beschikking is € 284 belastingrente in rekening gebracht.

1.2.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de aanslag en beschikking afgewezen.

Beide jaren

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De beslissing van de Rechtbank luidt, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Inspecteur als verweerder:

"De rechtbank:

- verklaart het beroep gericht tegen de boetebeschikking gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor het jaar 2013 voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking;

- vermindert de boete tot 50% van de boetegrondslag en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van de uitspraak op bezwaar;

- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;

- veroordeelt verweerder tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.000;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.572;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47 aan eiser te vergoeden."

1.4.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en heeft daarbij tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft, hoewel daartoe uitgenodigd, geen schriftelijke zienswijze omtrent het incidenteel hoger beroep ingezonden.

1.5.

De eerste mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 16 februari 2021. Partijen zijn verschenen. De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en heeft daarin, onder verwijzing naar de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 19 januari 2021, nr. 2205/16, Keskin v. The Netherlands, ECLI:CE:ECHR:2021:0119JUD000220516, het Hof verzocht de penningmeester van de [stichting] als getuige te horen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

1.6.

Bij aangetekende brieven van 26 maart 2021 heeft het Hof partijen bericht de gemachtigde van belanghebbende de gelegenheid te bieden de getuige te horen en de gemachtigde in de gelegenheid te stellen de penningmeester van de [stichting] op te roepen om als getuige te verschijnen tijdens een tweede mondelinge behandeling op 11 mei 2021. In de brieven is tevens aangekondigd dat belanghebbende in persoon zal worden opgeroepen te verschijnen tijdens deze tweede mondelinge behandeling. Bij brief van 1 april 2021 is de oproep voor de tweede mondelinge behandeling aan belanghebbende gezonden. Blijkens bij PostNL ingewonnen informatie is de brief van 26 maart 2021, gericht aan de gemachtigde van belanghebbende, niet op het adres van de gemachtigde uitgereikt. Met dagtekening 19 april 2021 is dezelfde brief daarom nogmaals, met begeleidend schrijven, aangetekend aan de gemachtigde van belanghebbende gezonden.

1.7.

Op 29 april 2021 heeft het Hof van belanghebbende een “kennisgeving oproeping getuige” ontvangen met daarbij gevoegd een kopie van een deurwaardersexploot waaruit blijkt dat de getuige is opgeroepen voor de tweede mondelinge behandeling op 11 mei 2021.

1.8.

De tweede mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 11 mei 2021. Partijen zijn verschenen. De getuige is niet verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

1.9.

Bij brief van 17 mei 2021 heeft het Hof de getuige opgeroepen te verschijnen om te worden gehoord op de derde mondelinge behandeling op 1 juli 2021.

1.10.

De derde mondelinge behandeling van de zaak en het getuigenverhoor hebben plaatsgehad ter zitting van het Hof van 1 juli 2021. Partijen en de getuige zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting en van het getuigenverhoor zijn processen-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Jaar 2013

2.1.1.

Belanghebbende, gehuwd met [A] , voert een eenmanszaak onder de naam [naam onderneming] (de onderneming). Belanghebbende heeft in de aangifte IB/PVV over het jaar 2013 een bedrag van € 4.000 aan (contante) giften vermeld met de omschrijving [stichting] . In totaal is aan giften een bedrag van € 3.425, na vermindering van de drempel van € 575, in aftrek gebracht. Het volledige bedrag van de giften is in de aangifte aan belanghebbende toegedeeld.

2.1.2.

Met dagtekening 28 april 2016 heeft de Inspecteur een aanslag IB/PVV voor het jaar 2013 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 54.127. De Inspecteur heeft de giften aan de [stichting] in aftrek toegelaten.

Jaar 2014

2.2.

Belanghebbende heeft in de aangifte IB/PVV over het jaar 2014 een bedrag van € 3.000 aan (contante) giften vermeld met de omschrijving [stichting] . In totaal is aan giften een bedrag van € 2.532, na vermindering van de drempel van € 468, in aftrek gebracht. Het volledige bedrag van de giften is in de aangifte aan belanghebbende toegedeeld.

Beide jaren

2.3.1.

De Belastingdienst is in 2013 een onderzoek gestart naar de houdbaarheid van de ANBI-status van de [stichting] . Daaruit bleek ten aanzien van het jaar 2012 dat belastingplichtigen gezamenlijk voor ten minste een bedrag van € 3.000.000 aan giften aan de [stichting] in aftrek hadden gebracht terwijl in de jaarstukken van de [stichting] voor dat jaar een bedrag van € 591.210 aan ontvangen giften was verantwoord. Voorts bleek dat de [stichting] in het jaar 2012 meer kwitanties (in totaal 2.500) had uitgeschreven dan in haar administratie was verantwoord (531) en dat de [stichting] in de jaarstukken voor 2013 een bedrag van € 88.564 aan ontvangen donaties had verwerkt terwijl in aangiften IB/PVV van diverse belastingplichtigen in totaal € 3.445.808 aan giften aan de [stichting] was aangegeven. Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt dat is gedagtekend 17 mei 2016.

2.3.2.

Omdat de administratie van de [stichting] ernstige gebreken vertoonde is de ANBI-status van de [stichting] op 6 januari 2014 ingetrokken met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008.

2.3.3.

In januari 2015 is de FIOD gestart met strafrechtelijke onderzoeken naar het gebruik van valse giftkwitanties bij drie andere ANBI-instellingen dan de [stichting] ( [FIOD-onderzoek 1] en [FIOD-onderzoek 2] ). Uit die onderzoeken bleek dat diverse belastingplichtigen die giften aan voormelde instanties in de aangiften hadden opgenomen ook giften aan de [stichting] hadden opgenomen in hun aangiften.

2.4.1.

Voormelde bevindingen (2.3.1 en 2.3.3) zijn aanleiding geweest voor de FIOD om op 17 september 2015 een strafrechtelijk onderzoek te starten naar de [stichting] en haar bestuurders in verband met het opmaken van valse giftkwitanties en/of donatieverklaringen van de [stichting] en het gebruik hiervan bij het doen van aangiften IB/PVV ( [FIOD-onderzoek 3] ).

2.4.2.

De bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek [FIOD-onderzoek 3] zijn door de FIOD opgenomen in een proces-verbaal, met dossiernummer 57425. De Officier van Justitie heeft op 16 maart 2017 toestemming verleend de bevindingen uit het FIOD-onderzoek te gebruiken voor fiscale doeleinden. De resultaten van het onderzoek zijn op 23 april 2018 ter beschikking gesteld aan de Belastingdienst/kantoor Den Haag. Het (geanonimiseerde) proces-verbaal met bijlagen is door de Inspecteur verstrekt op een CD-rom (het FIOD-rapport).

2.4.3.

Belanghebbende is in voormeld onderzoek niet als verdachte aangemerkt noch is hij als getuige gehoord.

2.5.

In het FIOD-rapport zijn proces-verbalen van verhoor van verdachten opgenomen uit de strafrechtelijke onderzoeken [FIOD-onderzoek 1] en [FIOD-onderzoek 2] . De verdachten hebben onder andere verklaringen afgelegd over de handel in giftkwitanties bij de [stichting] .

2.5.1.

Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 1] (blz. 2040 e.v.) De verdachte heeft, onder meer verklaard:

"[…] is belastingadviseur en hij werkt samen met de [stichting] met betrekking tot het kopen van kwitanties. Hij koopt de kwitanties in voor 10% en verkoopt ze voor 12 tot 15% aan zijn klanten zodat zij dit kunnen aftrekken van de belasting."

2.5.2.

Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 2] (blz. 2140 e.v.). De verdachte heeft, onder meer verklaard:

"Ik ga u alles vertellen in 2011, 2012 en 2013 heb ik kwitanties gekocht bij [stichting] . Dit was niet voor 10% maar voor 15% of zelfs 20% procent weet ik niet meer zeker. Het zijn allemaal oplichters van die stichtingen. Ze stoppen alles in de eigen zak en melden niets aan de Belastingdienst. In 2011 heb ik geld betaald aan [de bestuurder/directeur] van de [stichting] . In 2012 en 2013 heb ik geld betaald aan [de penningmeester] van de [stichting] . De door mij overgelegde kwitanties over het jaar 2013 van de [stichting] heb ik van die [penningmeester] gekregen. Dit geld heb ik op de [adres] in [woonplaats] betaald. De kwitanties heeft [de penningmeester] mij op het adres aan de [adres] waar de [stichting] is gevestigd gegeven."

2.5.3.

Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 3] (blz. 1900 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt, voor zover van belang:

"Opmerking verbalisanten: Uit onderzoek is naar voren gekomen dat uw aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 zijn ingediend vanaf het IP-adres van de [stichting] .

Vraag verbalisanten: Wie heeft uw aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 ingevuld en ingediend bij de Belastingdienst?

Antwoord gehoorde:

"Omdat ik slecht Nederlands spreek, ben ik door diverse mensen geadviseerd om naar de [stichting] te gaan. Ik ging naar de [stichting] om mijn aangiften in te laten vullen.

(…)

Vraag verbalisanten: Wie heeft de aangifte Inkomstenbelasting 2011 op uw naam bij de Belastingdienst ingevuld en ingediend?

Antwoord gehoorde:

"Ik ben eerlijk, maar toen ik daar kwam waren het elke keer andere mensen. Er waren allemaal kleine hokjes en daar werd het ingevuld. Ik ben daar gewoon naartoe gegaan, maar ik ken daar helemaal niemand. Ik kan dus niet zeggen wie dat voor mij ingevuld heeft. Op de dag dat ik mijn aangifte liet invullen, kreeg ik de twee kwitanties die ik u zojuist heb overhandigd. De data op de kwitanties hebben zij van de [stichting] erop gezet. Ik heb in ieder geval niet op die data betaald. Ik heb in één keer € 300 of zo betaald. Ik weet niet meer precies hoeveel ik heb betaald maar ik dacht iets van 12 of 15% van € 2.500. Ik heb mijn DigiD code en wachtwoord aan de medewerker van de [stichting] gegeven en die heeft vervolgens mijn aangifte ingediend. Dat ging elk jaar zo."

(…)

Vraag verbalisanten: In uw aangifte inkomstenbelasting 2012 staat in het onderdeel 'giften' een bedrag van € 2.500. Wat kunt u hierover verklaren?

Antwoord gehoorde:

"Daarvoor geldt hetzelfde als het jaar 2011. Ik denk dat ik daar ook ongeveer € 300 voor betaald heb."

(…)

Opmerking verbalisanten: Op de kwitanties over 2012 staan de data 10-03-2012 en 15112012. Uw aangifte inkomstenbelasting 2012 is gedaan op 9 maart 2013.

Vraag verbalisanten: Heeft u de kwitanties op dezelfde dag dat uw aangifte is gedaan, ontvangen?

Antwoord gehoorde:

"Ja."

(…)

Vraag verbalisanten: In uw aangifte inkomstenbelasting 2013 staat in het onderdeel ‘giften’ een bedrag van € 2.500. Wat kunt u hierover verklaren?

Antwoord gehoorde:

“Ook hier heb ik maar € 300 of € 350 voor betaald."

Opmerking verbalisanten: Op de kwitanties over 2013 staan de data 23-02-2013 en 24052013. Uw aangifte inkomstenbelasting 2013 is gedaan op 26 februari 2014.

Vraag verbalisanten: Heeft u de kwitanties op dezelfde dag dat uw aangifte is gedaan, ontvangen?

Antwoord gehoorde:

"Ja."

2.6.

Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "aangetroffen belastingaangiften en correspondentie op de PC van de [stichting] " (blz. 930 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:

"Resumé

Op grond van de volgende feiten en omstandigheden, te weten dat:

(…)

 […] zijn aangifte inkomstenbelasting 2013 voor € 50 in heeft laten vullen door/bij de [stichting] ;

 In de aangifte inkomstenbelasting 2013 op naam van […] een gift is opgenomen van € 3.000;

 […] € 300, ofwel 10%, heeft betaald voor de giftkwitantie, wat overeenkomt met de verklaring van [de penningmeester];

 De aangifte inkomstenbelasting 2013 op naam van […] vermoedelijk opzettelijk onjuist is ingediend;

 De aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] die bij de Belastingdienst is ingediend, is verzonden vanaf één van de computers van de [stichting] ;

 In de aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] een gift is opgenomen van €1.000;

 […] € 100, ofwel 10%, heeft betaald voor de giftkwitantie, wat overeenkomt met de verklaring van [de penningmeester];

 De kwitantie op naam van […] met nummer [xxx] gelet op de verklaring van [de penningmeester] vermoedelijk valselijk is opgemaakt;

 De aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] vermoedelijk opzettelijk onjuist is gedaan;

(…)"

2.7.

Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "onderzoek in administratie [stichting] " (blz. 747 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:

"In verband met dit onderzoek heeft op 13 december 2016 een doorzoeking plaatsgevonden op het adres van de [stichting] , waarbij diverse administratie in beslag is genomen. Ik heb verhuisdoos 1 met boekingsnummer C.22.02.01 van object C van totaal 21 dozen nader onderzocht.

(…)

Resumé

Vergelijking donaties 2014 met voorliggende Jaren

Oordeel van de Rechtbank

Omschrijving geschil in (incidenteel) hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het (incidenteel) hoger beroep

Proceskosten

Beslissing