Home

Gerechtshof Den Haag, 13-01-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:52, Bk-19/00696 tot en met BK-19/00701

Gerechtshof Den Haag, 13-01-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:52, Bk-19/00696 tot en met BK-19/00701

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
13 januari 2021
Datum publicatie
28 januari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2021:52
Formele relaties
Zaaknummer
Bk-19/00696 tot en met BK-19/00701

Inhoudsindicatie

Belanghebbende, X BV, stelt bestelauto’s aan werknemers ter beschikking in de zin van art. 13bis Wet LB 1964. X BV heeft niet aannemelijk gemaakt dat de bestelauto’s door aard of inrichting nagenoeg uitsluitend geschikt zijn voor vervoer van goederen of buiten werktijd niet privé kunnen worden gebruikt. X BV heeft een verbod op privégebruik niet aannemelijk gemaakt en zij heeft niet aangetoond dat voor niet meer dan 500 km per jaar met de bestelauto’s privé is gereden. De naheffingsaanslagen loonheffingen 2014 t/m 2017 zijn daarom terecht opgelegd. X BV heeft voor wat betreft de naheffingsaanslagen OB die op basis van 2,7% van de catalogusprijs per auto zijn opgelegd, de verhouding tussen het zakelijk en privégebruik niet geadministreerd en niet aannemelijk gemaakt dat de Inspecteur meer OB heeft nageheven dan de OB die zij op basis van de werkelijke uitgaven voor privégebruik verschuldigd zou zijn.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-19/00696 tot en met BK-19/00701

in het geding tussen:

(gemachtigde: H.A. Elbert),

en

(vertegenwoordigers: […] , […] en […] ),

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 30 september 2019, nummers SGR 19/225, SGR 19/227, SGR 19/270, SGR 19/271, SGR 19/272, SGR 19/273.

Procesverloop

1.1.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd over de volgende tijdvakken:

- 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 ten bedrage van € 9.378. Tevens is bij beschikking € 752 aan belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van € 2.344 opgelegd (BK-19/00696; SGR 19/225); en

- 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 ten bedrage van € 5.516. Tevens is bij beschikking een vergrijpboete van € 1.379 opgelegd (BK-19/00697; SGR19/227).

1.2.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd over de volgende tijdvakken:

- 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 ten bedrage van € 8.280. Tevens is bij beschikking € 1.087 aan belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van € 2.070 opgelegd (BK-19/00698; SGR 19/270);

- 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 ten bedrage van € 14.006. Tevens is bij beschikking € 1.279 aan belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van € 3.501 opgelegd (BK-19/00699; SGR 19/271);

- 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 ten bedrage van € 13.562. Tevens is bij beschikking € 696 aan belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van € 3.390 opgelegd (BK-19/00700; SGR 19/272);

- 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 ten bedrage van € 48.485. Tevens is bij beschikking € 549 aan belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van € 12.121 opgelegd (BK-19/00701; SGR 19/273).

1.3.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslagen en de belastingrentebeschikkingen gehandhaafd en de boetebeschikkingen vernietigd.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Van belanghebbende is € 345 griffierecht geheven. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In de zaken BK-19/00696 tot en met BK-19/00701 is van belanghebbende € 519 griffierecht geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft het Hof van de gemachtigde van belanghebbende op 16 oktober 2020 een faxbericht ontvangen met nadere stukken. De Inspecteur heeft daarop bij brief van 22 oktober 2020, ontvangen op 26 oktober 2020, en bij brief van 26 oktober, ontvangen op 28 oktober 2020, gereageerd. Belanghebbende is van deze reacties een afschrift gezonden.

1.7.

De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van 4 november 2020, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

1.8.

De zaken BK-19/00696 tot en met BK-19/00701 zijn gezamenlijk behandeld met de zaken BK-19/00693 tot en met BK-19/00695 van [A B.V.] Hetgeen is aangevoerd in een van de zaken wordt geacht te zijn aangevoerd in alle zaken tenzij dat niet op de desbetreffende zaak betrekking heeft.

Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is opgericht op 13 juni 2013. Zij exploiteert een aannemingsbedrijf dat is gespecialiseerd in het aanleggen van kabel- en leidingsystemen. Het bedrijfsadres ten tijde van de gecontroleerde jaren is [adres] te [plaats] .

2.2.

Vanaf de datum van oprichting tot 31 juli 2015 is [B] enig aandeelhouder van belanghebbende en met haar echtgenoot [C] de bestuurders. Vanaf 31 juli 2015 tot 9 februari 2017 is [C] enig bestuurder. Vanaf 9 februari 2017 is [D] B.V. enig aandeelhouder en bestuurder van belanghebbende. [C] is enig aandeelhouder en bestuurder van [D] B.V.

2.3.

Een broer van [C] (ook geheten [C] ) is enig aandeelhouder van [A B.V.] ( [A B.V.] ). Belanghebbende en [A B.V.] zijn ten tijde van de gecontroleerde jaren gevestigd op hetzelfde adres, hebben dezelfde contactgegevens en maken gebruik van dezelfde gemachtigde.

2.4.

Belanghebbende is gedurende de jaren 2014 tot en met 2017 kentekenhouder van een aantal bestelauto’s (de bestelauto’s). Belanghebbende heeft de aan haar ter zake van de aanschaf en kosten van de bestelauto’s in rekening gebrachte omzetbelasting in aftrek gebracht. Er is geen kilometeradministratie bijgehouden en voor de loonheffingen geen “Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik” bij de Belastingdienst aangevraagd. De bestelauto’s beschikken over een cabine en daarvan afgescheiden een laadruimte en worden gebruikt voor het vervoer van de werknemers en materiaal naar de plaats van de werkzaamheden. De auto’s beschikken over een bestuurdersstoel en een zitplaats voor een andere inzittende in de cabine. Twee auto’s zijn hoger en langer en voorzien van een dubbele cabine. Enkele auto’s hebben een vaste chauffeur. Die werknemers hebben de auto naar eigen behoefte ingericht met schappen en benodigde materialen. Voorts hebben enkele auto’s volgtijdelijk een vaste chauffeur, afhankelijk van de duur van een project. Door de aard van het werk kunnen de auto’s vies worden. Dat geldt ook voor de cabines.

2.5.

Belanghebbende maakte ten behoeve van haar werkzaamheden tot en met 2016 gebruik van uitzendkrachten van [A B.V.] . De uitzendkrachten die ultimo 2016 in dienstbetrekking stonden tot het uitzendbureau zijn per januari 2017 in dienst getreden bij belanghebbende. Blijkens aangiften loonheffingen had belanghebbende gedurende (delen van) de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017 2 respectievelijk 3, 8 en 18 werknemers in dienst.

2.6.

De Inspecteur heeft eind 2017 een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2017, waarbij onder meer het privégebruik auto is gecontroleerd. Het onderzoek is voor wat betreft het privégebruik auto uitgebreid naar de heffing van omzetbelasting over de jaren 2014 tot en met 2017.

2.7.

In het rapport dat in 2018 naar aanleiding van het boekenonderzoek is opgesteld is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

4.3.2

Beoordeling

In de jaren 2013 tot en met 2017 zijn er meerdere auto’s ter beschikking gesteld aan de werknemers. Onderstaand is een overzicht opgenomen van de over deze jaren ter beschikking gestelde auto’s. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat het personeel tot en met 2016 is ingeleend via [A B.V.] bv.

Kenteken

Merk-type

Cat. Prijs

Bijtelling

Vanaf

Tot/met

[I]

VW Crafter

€ 39.463

25%

jun-15

[II]

Citroen Berlingo

25%

nov-13

jan-16

[III]

VW Caddy

€ 24.785

22%

jun-17

[IV]

VW Caddy

€ 24.497

25%

jul-14

[V]

VW Crafter

€ 39.281

25%

dec-15

[VI]

VW Crafter

€ 52.802

22%

jul-17

[VII]

VW Caddy

€ 25.410

22%

jul-17

[VIII]

VW Crafter

€ 47.533

25%

jun-14

[IX]

Opel Vivaro

25%

okt-14

nov-15

Gebleken is dat [belanghebbende] genoemde (personen)auto’s aan het personeel ter beschikking heeft gesteld en dat geen fiscale bijtelling heeft plaatsgevonden. Door [belanghebbende] kan geen (sluitend) bewijs worden geleverd waaruit kan worden opgemaakt dat de bijtelling achterwege mocht worden gelaten. Er zijn geen kilometerregistraties bijgehouden. Ook zijn parkeerkosten op kenteken van (vrijwel) alle auto’s in de administratie aangetroffen waarbij de locatie en/of tijdstip niet in verband kan worden gebracht met de werkzaamheden die door [belanghebbende] zijn uitgevoerd.

[Belanghebbende] heeft op grond van bovengenoemde opmerkingen voor de auto’s ten onrechte geen fiscale bijtelling toegepast. Er is niet (strikt) bijgehouden aan welke werknemer, welke auto, gedurende bepaalde perioden ter beschikking is gesteld. Hierdoor dient over de fiscale bijtelling het gebruteerde tabeltarief te worden toegepast en als eindheffing te worden nageheven. Dit percentage is berekend aan de hand van het gemiddeld jaarloon van betreffende werknemers.

Over de jaren 2014 tot en met 2017 dienen daardoor de volgende bijtellingen te worden aangebracht;

Kenteken

Cat Prijs

Bijtelling

2014

2015

2016

2017

[I]

39.463

25%

9.865

[III]

24.785

22%

3.180

[V]

39.281

25%

9.820

[VI]

52.802

22%

5.808

[VII]

25.410

22%

2.795

[VIII]

47.533

25%

6.931

11.883

11.883

11.883

Totaal

6.931

11.883

11.883

43.351

(…)

4.3.3

Consequentie Omzetbelasting privégebruik auto

Sinds 1 juli 2011 geldt voor de regeling privégebruik auto dat er sprake is van het verrichten van een dienst. Het tarief is 2,7% van de cataloguswaarde (inclusief BPM en BTW). Alle gereden kilometers voor niet-zakelijke doeleinden, waaronder woon-werkverkeer behoren tot het privégebruik in tegenstelling tot de loonheffingen waarbij woon-werkverkeer wel als zakelijk wordt aangemerkt. Gebleken is dat [belanghebbende] met het bovenstaande in het controlejaar geen rekening heeft gehouden. Hiervoor wordt een correctie opgelegd door middel van naheffingsaanslagen. Deze is gebaseerd op de volgende berekening:

Kenteken

Cat Prijs

Bijtelling

2014

2015

2016

2017

[I]

39.463

25%

5.755

9.865

9.865

[II]

15.000

25%

3.750

3.750

312

[III]

24.785

22%

3.180

[IV]

24.497

25%

3.062

6.124

6.124

6.124

[V]

39.281

25%

818

9.820

9.820

[VI]

52.802

22%

5.808

[VII]

25.410

22%

2.795

[VIII]

47.533

25%

6.931

11.883

11.883

11.883

[IX]

25.000

25%

1.562

5.208

Totaal

15.305

33.538

38.004

49.475

Jaar

Omschrijving

Grondslag

Percentage

Naheffing omzetbelasting

2014

PGA

€ 61.220

2,7%

€ 1.652

2015

---- -- --

PGA

€ 134.152

2,7%

€ 3.622

2016

PGA

€ 152.016

2,7%

€ 4.104

2017

PGA

€ 204.327

2,7%

€ 5.516

Totaal

€ 14.894

(…)

6.1

Naheffingsaanslagen loonheffingen

In beginsel legt de Belastingdienst een correctieverplichting op als blijkt dat de ingediende aangiften niet juist en/of niet volledig zijn. Inhoudingsplichtige wordt daarmee verplicht om onjuistheden en/of onvolledigheden te herstellen door middel van het indienen van correctieberichten.

Wij hebben echter afgezien van het opleggen van een correctieverplichting over de tijdvakken januari 2014 tot en met december 2017, omdat correcties niet exact zijn toe te rekenen aan de betreffende werknemers.

De fouten over deze tijdvakken zullen wij dan ook, geheel binnen de geest van het besluit van 8 maart 2010. DGB2010/565M, herstellen door middel van het opleggen van naheffingsaanslagen. Deze zijn gebaseerd op artikel 20, lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Zie onderstaande specificatie:

Jaar

Aard van de correctie

Naheffing

2014

Fiscale bijtelling PGA

€ 8.280

2015

Fiscale bijtelling PGA

€ 14.006

2016

Fiscale bijtelling PGA

€ 13.562

2017

Fiscale bijtelling PGA

€ 48.485

Totaal

€ 84.333

6.2

Naheffingsaanslagen omzetbelasting

Naar aanleiding van de controle worden naheffingsaanslagen omzetbelasting 2014 tot en met 2017 [opgelegd]. Deze zijn gebaseerd op artikel 20, eerste lid, van de AWR. Zie onderstaande specificatie:

Jaar

Aard van de correctie

Naheffing

2014

BTW over PGA

€ 1.652

2015

BTW over PGA

€ 3.622

2016

BTW over PGA

€ 4.104

2017

BTW over PGA

€ 5.516

Totaal

€ 14.894

(…).”

2.8.

De Inspecteur heeft naar aanleiding van de uitkomsten van het boekenonderzoek ten aanzien van de bestelauto’s, naast andere hier niet in geschil zijnde correcties, bij de naheffingsaanslagen loonheffingen en omzetbelasting bijtellingen respectievelijk correcties privégebruik auto in aanmerking genomen en boetebeschikkingen opgelegd. Voor de auto’s die in de periode 2014 tot en met 2016 ter beschikking stonden aan werknemers van [A B.V.] zijn naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd aan [A B.V.] . De boetebeschikkingen zijn bij de uitspraken op bezwaar vernietigd.

2.9.

[C] , directeur van belanghebbende, heeft in de bezwaarfase tijdens het hoorgesprek van 6 september 2018 het volgende verklaard:

“De werkzaamheden vinden veelal projectmatig plaats; de duur varieert van enkele dagen tot enkele weken. Er wordt uitsluitend gewerkt voor (grote) zakelijke opdrachtgevers (bijvoorbeeld [E] ). De werkzaamheden betreffen voornamelijk grond- en kabelwerk en werk aan bijvoorbeeld (gas)leidingen. De werkzaamheden vinden ook plaats in de weekenden en in de avonden/nachten. De werkzaamheden in deze uren bestaan vaak ook uit bewakings- c.q. wachtdiensten (bijvoorbeeld omdat leidingen open liggen). In principe wordt binnen een project van dezelfde werknemers gebruik gemaakt.

Het gaat om gekwalificeerde werkzaamheden: dit houdt onder andere in dat aan de werknemers de nodige eisen worden gesteld. De heer [C] beschikt zelf over de nodige papieren en (veiligheids)certificaten.

(…)

Sommige auto's hebben een vaste berijder, de overige auto's worden - afhankelijk van het project - door verschillende werknemers gebruikt. Bij de uitvoering van bepaalde werkzaamheden en/of projecten is het dan ook zo dat sommige auto's voor een bepaalde periode een vaste bestuurder hebben. Uit kostenoverwegingen komt het ook voor dat, indien projecten dicht bij elkaar plaatsvinden, personeel met ander personeel meerijdt omdat ze toch dezelfde kant op moeten. Apart van elkaar vervoeren is dan niet logisch en economisch onwenselijk.

Op onze vraag welke afspraken zijn gemaakt met de werknemers voor wat betreft het gebruik van de auto's heeft de heer [C] geantwoord dat het hen verboden is om de auto's privé te gebruiken. Dit verbod is echter niet vastgelegd in - bijvoorbeeld - de arbeidsovereenkomst. De werknemers zouden er door de heer [C] op zijn gewezen dat de overtreding van dat verbod tot een bijtelling privégebruik auto kan leiden. Dit en het feit dat de auto's vervuild zijn met modder en grond en zijn voorzien van bedrijfslogo, zouden voldoende redenen zijn voor de werknemers om niet privé met de auto te willen rijden.

Als wij de heren [C] en [F] een foto overleggen van een voor de deur geparkeerde bestelauto van belanghebbende (Google Streetview, opnamedatum oktober 2016, VW Crafter, kenteken niet leesbaar) geven zij aan dat de auto er op het plaatje weliswaar netjes uitziet, maar dat deze van binnen volstaat met (vieze) gereedschappen en machines.

Gevraagd naar de wijze waarop de heer [C] controleert op het gebruik van de auto's, geeft hij aan dat hij precies weet waar iedereen werkt en dus ook weet hoeveel er ongeveer met de auto wordt gereden. Onlogische tankbeurten en boetes op onlogische plaatsen of tijdstippen zullen direct opvallen. De heer [C] is gewezen op de passage in het controlerapport waarin wordt opgemerkt dat er ten aanzien van (vrijwel) alle auto's parkeerkosten (op kenteken) zijn aangetroffen die niet in verband kunnen worden gebracht met werkzaamheden. De heer [C] geeft aan dat dit om één bonnetje gaat en dat niet gaat om een auto van de zaak. Hij ontkent met klem dat er sprake is van meerdere bonnetjes. Ook is de heer [C] gevraagd naar passage in het controlerapport van [A B.V.] waarin wordt opgemerkt dat in 2017 de auto [IV] aan zijn broer ter beschikking zou zijn gesteld. Hij geeft aan dat dit een auto van [belanghebbende] is en dat die auto binnen de onderneming is gebruikt. Ook voor die auto geldt dat alleen eigen werknemers met die auto (mogen) rijden.

De heer [C] geeft aan dat de auto's in beginsel 's avonds op de parkeerplaatsen rondom het bedrijfsadres [adres] , [plaats] ) worden geparkeerd. De werknemers zijn woonachtig in de directe omgeving en komen op eigen gelegenheid naar de [adres] . Slechts in een enkel geval (werknemer woonachtig in [woonplaats] ) is hiervan afgeweken. Deze werknemer heeft de auto 's avonds meegenomen naar huis. “

2.10.

De werknemers van belanghebbende hebben geen registratie bijgehouden van de door hen gereden ritten. Belanghebbende heeft achteraf aan de hand van de uitgebrachte projectfacturen, de werklijsten met mandagen, manuren en de projectnummers rittenregistraties opgesteld van de bestelauto’s en deze als nadere stukken in de beroepsfase overgelegd. Met betrekking tot de Citroën Berlingo en de Opel Vivaro zijn geen rittenregistraties overgelegd. Belanghebbende heeft in de hoger beroepsfase projectfacturen overgelegd over de periode 24 mei 2014 tot en met 20 december 2014. De projectfacturen vermelden niet het adres waar de werkzaamheden zijn uitgevoerd. De Inspecteur heeft in zijn nader stuk van 22 oktober 2020 naar aanleiding van de in de (hoger) beroepsfase overgelegde stukken het volgende opgemerkt:

“Kilometeroverzichten

(…) de achteraf opgestelde kilometeroverzichten vermelden wel begin- en eindstanden per gereden rit, maar de basisbescheiden waaruit deze (uitermate gedetailleerde) begin- en eindstanden zijn afgeleid ontbreken. Dit geldt ook voor andere door de inspecteur controleerbare bescheiden als aankoop- of garagenota’s waaruit van een bepaalde kilometerstand op een bepaalde datum blijkt, of verkeersboetes waaruit de aanwezigheid van een auto op een bepaald tijdstip blijkt.

(…)

Ontbrekende kilometeroverzichten

Ik stel vast dat belanghebbenden voor de Citroën Berlingo ( [II] ) en de Opel Vivaro ( [IX] ) geen kilometeroverzichten aanleveren. Ik concludeer dat belanghebbenden niet slagen in hun bewijslast om te doen blijken dat voornoemde bestelauto’s gedurende het naheffingstijdvak op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden zijn gebruikt. De naheffing van de belasting over de bijtelling voor deze twee terbeschikkinggestelde bestelauto’s is daarmee een gegeven.

In kilometeroverzichten weergegeven km-standen niet verifieerbaar

Zoals hiervoor reeds aangegeven zijn de in de overgelegde kilometeroverzichten opgenomen km-standen (bijvoorbeeld dagelijkse beginstanden, maar ook bij aanvang van een kilometeroverzicht) niet herleidbaar. Bijvoorbeeld het kilometeroverzicht van de Volkswagen Crafter met kenteken [VI] vangt aan met 137 km op 3 juli 2017. Nu een aankoopnota waarop staat dat de Crafter bij aflevering een km-stand van 137 km had ontbreekt, is de hoedanigheid van de 137 km niet vast te stellen.

Data met parkeerkosten komen niet voor in kilometeroverzichten

De controlerend ambtenaar trof tijdens het boekenonderzoek parkeerkosten aan in de administratie van [belanghebbende] (gedingstukken 5 en 6). Ik stel vast dat de gegevens uit de kilometeroverzichten niet overeenstemmen met de aangetroffen parkeerkosten. De kilometeroverzichten vermelden namelijk geen ritten op de data waarop de parkeerkosten zijn gemaakt dan wel vermelden niet de plaatsen waar de parkeerkosten zijn gemaakt.

(…)

Wellicht ten overvloede merk ik op dat geen van de zakelijke adressen die zijn vermeld in de overgelegde kilometeroverzichten, melding maakt van een bedrijf op Schiphol, of bij (de koopcentra) Alexandrium of Zuidplein.

Ontbrekende adressen

Ik stel vast dat in de kilometeroverzichten voor verschillende ritten het adres dan wel de plaatsnaam van vertrek / aankomst ontbreekt. Bijvoorbeeld: de rit van 3 februari 2016 met de Volkswagen Crafter met kenteken [VIII] noemt “Centrum Tilburg” als aankomstplaats en vertrekplaats, terwijl de rit met voornoemde auto op 8 september 2014 slechts “Veenendaal” als aankomstplaats en vertrekplaats noemt.

Niet-gespecificeerde omrijkilometers

Ik stel vast dat enkel het jaarlijks aantal opgevoerde omrijkilometers méér bedraagt dan de 500 kilometer die zijn toegestaan om de bijtelling te vermijden. De omrijkilometers zijn evenwel volstrekt oncontroleerbaar voor de inspecteur. Artikel 3.13 URLB 2011 stelt dat de rittenregistratie dient te vermelden “de gereden route indien deze afwijkt van de meest gebruikelijke”. Ik stel mij op het standpunt dat ook achteraf opgestelde maar bijzonder gedetailleerde kilometeroverzichten de omrijroute dienen te bevatten. Naar mijn mening kwalificeert “P. Halen/Brengen” niet als kwalificeerbare omrijroute. Dit geldt temeer nu geregeld afstanden variërend tussen de drie en acht kilometer worden vermeld met dezelfde omschrijving: P. Halen/Brengen.

Afwijkende afstanden

Ik stel vast dat in de kilometeroverzichten voor ritten met dezelfde vertrek- en aankomstplaats afwijkende afstanden in het kilometeroverzicht zijn opgenomen, rekening houdend met de vermelde omrijkilometers. Bijvoorbeeld: de veelvoorkomende rit van [straatnaam] te [plaats 2] naar [adres] te [plaats] vertoont, omrijkilometers steeds meegerekend, afstanden variërend tussen de 147 en 157 kilometer.

(…)

Geen omrijkilometers

In de kilometeroverzichten zijn met betrekking tot het gebruik van hierna genoemde auto’s geen omrijkilometers vermeld, terwijl de ritten naar gelijke plaats wel steeds variëren in afstanden:

Auto Kenteken Geen omrijkilometers vermeld

Volkswagen Caddy [IV] 2 juli 2014 tot en met 30 oktober 2017

Volkswagen Crafter [I] 1 juni 2015 tot en met 14 januari 2017

Volkswagen Crafter [V] 30 november 2015 tot en met 30 oktober 2017

Volkswagen Caddy [VII] 30 juni 2017 tot en met 30 oktober 2017

Volkswagen Caddy [III] 26 mei 2017 tot en met 30 oktober 2017

Conclusie

Op grond van vorenstaande vaststellingen concludeer ik dat de kilometeroverzichten niet kwalificeren als een ‘rittenregistratie’ waaruit blijkt dat de bestelauto’s gedurende het naheffingstijdvak op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden zijn gebruikt ex artikel l3bis, lid 3 Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964) jo. artikel 3.13 URLB 2011. Ook acht ik de kilometeroverzichten onvoldoende betrouwbaar om te kwalificeren als ‘ander bewijs’ als bedoeld in artikel l3bis, lid 3 Wet LB 1964.”

Oordeel van de Rechtbank

Omschrijving geschil en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing