Gerechtshof Den Haag, 08-04-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:661, BK-20/00643
Gerechtshof Den Haag, 08-04-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:661, BK-20/00643
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 8 april 2021
- Datum publicatie
- 29 april 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2021:661
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2020:7478, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BK-20/00643
Inhoudsindicatie
Artikel 25, lid 1, onderdeel j, WA; naheffingsaanslag accijns van minerale oliën; binnenvaartschip; accijnsgoed?; restlading; verliesnorm.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-20/00643
in het geding tussen:
(gemachtigde: J.N. de Jong)
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 5 augustus 2020, nr. SGR 19/4187, ECLI:NL:RBDHA:2020:7478.
Procesverloop
Belanghebbende is met dagtekening 29 augustus 2018 een naheffingsaanslag in de accijns van minerale oliën opgelegd.
Bij uitspraak op bezwaar van 23 mei 2019 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld bij de Rechtbank. Een griffierecht van € 345 is geheven.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Een griffierecht van € 532 is geheven.
De Inspecteur heeft op 3 november 2020 een nader stuk, geduid als verweerschrift, ingediend.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 25 februari 2021 te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
Belanghebbende is vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats (AGP) en is bevoegd binnen het gesloten stelsel van onderling verbonden belastingentrepots en accijnsgoederenplaatsen accijnsgoederen onder schorsing van accijns te vervoeren.
Op 3 augustus 2018 heeft belanghebbende in opdracht van expediteur [A] B.V. te [vestigingsplaats] een lading FAME (Fatty Acid Methyl Ester), eigendom van [A] B.V. onder schorsing van accijns en onder dekking van een e-AD (elektronisch Administratief Document) per tanklichter doen vervoeren van [plaats 1] naar [B B.V.] te [plaats 2] . Het schip, de tanklichter [naam] , is op 12 augustus 2018 op de losplaats van [B B.V.] gelost. De lading is na enige tijd opslag geleverd aan [A] B.V. die FAME omzet in biodiesel en als zodanig vermarkt.
Belanghebbende heeft de lading FAME in het e-AD gerangschikt onder GN-code 3824 90 99, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, en artikel 20, eerste lid, onderdeel h, van de Richtlijn energiebelastingen, richtlijn 2003/96/EG, en in artikel 25, eerste lid, onderdeel j, van de Wet op de accijns (WA) (teksten geldig tot 15 september 2018). Het eAD vermeldt in dit verband onder meer het navolgende:
”Accijnsproductcode E910 - Monoalkylesters van vetzuren met een estergehalte van 96,5 volumepercenten of meer, vallende onder GN-code 3824 90 99 (artikel 20, lid 1, onder h), van Richtlijn 2003/96/EG). (…)
Hoeveelheid: 1.704.175 liter”
Geadresseerde [B B.V.] heeft het e-AD afgemeld met vermelding van een tekort van 6.246,99 liter, oftewel 0,37 percent van 1.704.175 liter.
Met inachtneming van de toegestane verliesnorm van 0,3 percent en het accijnstarief voor gasolie, heeft de Inspecteur van het tekort voor zover uitstijgend boven de verliesnorm, 1.134,47 liter (= 6.246,99 -/- 0,3% van 1.704.175), accijns van minerale oliën nageheven. De naheffingsaanslag beloopt € 564, bestaande uit € 555 aan accijns van minerale oliën en € 9 aan voorraadheffing.
Niet in geschil is het geconstateerde tekort van 6.246,99 liter van de lading FAME.
Het product FAME is gerangschikt onder post 3826 van het GS (Geharmoniseerd Systeem), het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen opgesteld door de WCO (World Customs Organization) en gedefinieerd als:
”3826.00 Biodiesel and mixtures thereof, not containing or containing less than 70 % by weight of petroleum oils or oils obtained from bituminous minerals.”.
De onderverdeling GN-code 3824 90 99 omvat de sluitpost van de chemische producten en preparaten van de chemische of van aanverwante industrieën. Hieronder vallen ook de mengsels van methylesters van plantaardige oliën en vetten, zoals de zogenoemde biodiesel. Vanaf 15 september 2018 is FAME gerangschikt onder de onderverdeling GN-code 3826 0010 of 3826 0090, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, en artikel 20, eerste lid, onderdeel h, van de Richtlijn energiebelastingen, en in artikel 25, eerste lid, onderdeel j, WA (teksten geldig vanaf 15 september 2018), in de GN-verordening gedefinieerd als:
”3826 00 Biodiesel en mengsels daarvan, geen of minder dan 70 gewichtspercenten aardolie of olie uit bitumineuze mineralen bevattend:
3826 00 10 – monoalkylesters van vetzuren, met een estergehalte van 96,5 gewichtspercenten of meer (FAMAE)
3826 00 90 – andere”.
De Rechtbank
3. De Rechtbank heeft overwogen:
”(…)
Geschil
6. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot een juist bedrag is opgelegd.
7. Primair stelt [belanghebbende] dat de naheffingsaanslag achterwege dient te blijven op grond van het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 27 mei 2005, nr. B/CPP 20005/589M (Mededeling 61) omdat het tekort feitelijk restlading betreft. Verder stelt [belanghebbende] dat, gezien de fysische eigenschappen van de FAME, het gebruik of de bestemming als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming niet vaststaat. Er is dan ook geen sprake van een accijnsproduct zodat de accijnsheffing geheel achterwege dient te blijven. Ook stelt [belanghebbende] dat de toegestane verliesnorm van 0,3% te laag is vastgesteld. Gezien de viscositeit van FAME, zou moeten worden uitgegaan van een verliesnorm van 1%. Subsidiair stelt [belanghebbende] dat de naheffingsaanslag te hoog is vastgesteld, omdat op de goederen het accijnstarief van zware stookolie van toepassing is.
8. [ De Inspecteur] stelt – kort en zakelijk weergegeven – dat de naheffingsaanslag terecht en tot een juist bedrag is opgelegd.
9. Het vastgestelde tekort is niet in geschil.
Beoordeling van het geschil
10. Op grond van artikel 1 van de Wet op de accijns (de WA) wordt accijns geheven ter zake van de uitslag tot verbruik van minerale oliën. Op basis van artikel 2, eerste lid, letter a, van de WA wordt onder uitslag tot verbruik mede verstaan het aan een accijnsschorsingsregeling onttrekken, daaronder begrepen het onregelmatig onttrekken, van accijnsgoederen.
11. Een minderbevinding van accijnsgoederen in een AGP is een onttrekking in de zin van artikel 2, eerste lid, letter a, van de WA en een uitslag tot verbruik ter zake waarvan accijns is verschuldigd.
12. Artikel 25, eerste lid, letter j van de WA merkt, voor zover hier van belang, als minerale olie aan producten met de GN code 3824 90 99, indien deze zijn bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming. Het tweede lid van artikel 25 van de WA bepaalt dat mede als minerale olie worden aangemerkt “andere produkten dan minerale oliën als bedoeld in het eerste lid, die zijn bestemd voor gebruik, worden aangeboden voor verkoop of worden gebruikt als motorbrandstof, als additief of als vulstof in motorbrandstoffen”.
13. Op grond van de artikelen 26, 27 en 28 van de WA is op producten als bedoeld in artikel 25, eerste lid, letter j van de WA en in artikel 25, tweede lid, letter a van de WA het accijnstarief voor halfzware olie en gasolie van toepassing.
14. Uit het e-AD volgt dat sprake is van vervoer onder schorsing van accijns van een product met GN code 3824 90 99. Het e-AD zag dus op het vervoer van een accijnsgoed als bedoeld in artikel 25, eerste lid, letter j van de WA. [De Inspecteur] mocht bij het opleggen van de naheffingsaanslag daar dan ook van uitgaan. De naheffingsaanslag is verder opgelegd overeenkomstig de hiervoor aangehaalde wettelijke bepalingen. Op [belanghebbende] rust onder die omstandigheden de bewijslast dat desalniettemin geen of minder accijns is verschuldigd.
Accijnsproduct
15. [ Belanghebbende] stelt dat FAME niet uitsluitend is bedoeld voor biodiesel en mede voor cosmeticaproducten is te gebruiken. Daarmee heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat de hier in geding zijnde zending, anders dan volgt uit wat zij heeft vermeld in het e-AD, niet is bestemd voor motorbrandstof of verwarmingsdoeleinden. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat [de Inspecteur] onweersproken heeft gesteld dat de expediteur van de goederen een bedrijf is dat met name frituurvet en dierlijke vetten tot biodiesel verwerkt.
16. Mededeling 61 behelst een goedkeuring met betrekking tot restladingen accijnsgoederen die worden aangetroffen aan boord van tankschepen. Onder het begrip restlading wordt verstaan de niet verontreinigde restanten van een lading minerale olie die, na lossing, in de ladingtanks, de leidingen of de slobtanks van een schip aanwezig is.
[Belanghebbende] heeft met haar betoog dat FAME bij een lage temperatuur stolt en dat een deel aan de wanden van de tanks en leidingen is blijven plakken, niet aannemelijk gemaakt dat het vastgestelde tekort na aflevering nog steeds als restlading in het schip aanwezig was. Zelfs als [belanghebbende] gevolgd zou worden in deze stelling, dan heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat die restlading is afgehandeld zoals in Mededeling 61 is voorgeschreven.
Verliesnorm en tarief
17. Uit de wettekst volgt dat indien een tekort wordt vastgesteld, over dat gehele tekort accijns verschuldigd is. Met beleidsregel 5.8 van de Accijns Beleidsregels accijnswetgeving (tekst 2018) is echter, voor zover hier van belang, goedgekeurd dat geen accijns wordt geheven bij een verliesnorm van 0,3%. [De Inspecteur] heeft de naheffingsaanslag opgelegd overeenkomstig dit beleid. Het algemene betoog van [belanghebbende] over de aard van de goederen, de hoge temperatuur waaronder de FAME wordt geladen en de invloed van weersomstandigheden, is onvoldoende om te concluderen dat van een hogere verliesnorm moet worden uitgegaan dan volgt uit het beleid. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat zowel de hoeveelheid vermeld in het e-AD als de omvang van het tekort is vastgesteld uitgaande van een temperatuur van 15°C. Met de enkele stelling dat FAME meer op zware stookolie lijkt dan op gasolie, heeft [belanghebbende] evenmin aannemelijk gemaakt dat moet worden uitgegaan van de verliesnorm en het tarief zoals die gelden voor zware stookolie.
18. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft [belanghebbende] met wat zij heeft aangevoerd en overgelegd niet aannemelijk gemaakt dat de naheffingsaanslag ten onrechte of tot een onjuist bedrag is opgelegd. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
(…)”