Rechtbank Den Haag, 05-08-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:7478, AWB - 19 _ 4187
Rechtbank Den Haag, 05-08-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:7478, AWB - 19 _ 4187
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 5 augustus 2020
- Datum publicatie
- 3 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2020:7478
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2021:661, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 19 _ 4187
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslag accijns, tekort vastgesteld bij lading Fatty Acid Methyl Ester (FAME), Mededeling 61, verliesnorm, accijnsproduct.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 19/4187
(gemachtigden: J.N. de Jong en C. Mouwen),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 29 augustus 2018 een naheffingsaanslag accijns opgelegd (de naheffingsaanslag).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 mei 2019 de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2020.
Namens eiseres zijn haar gemachtigden verschenen. Namens verweerder zijn [A] en [B] verschenen.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres beschikt over een 'Vergunning accijnsgoederenplaats (AGP)' en kan onder schorsing van accijns accijnsproducten vervoeren naar een andere AGP.
2. Op 3 augustus 2018 heeft eiseres een lading Fatty Acid Methyl Ester (FAME) onder schorsing van accijns en onder dekking van een elektronisch Administratief Document (e-AD) per tanklichter laten vervoeren naar Vopak Terminal te Vlaardingen (de geadresseerde).
3. Voor zover hier van belang, staat in het e-AD het volgende:
“Accijnsproductcode E910 - Monoalkylesters van vetzuren met een estergehalte van 96,5
volumepercenten of meer, vallende onder GN-code 3824 90 99 (artikel 20, lid 1, onder h), van Richtlijn 2003/96/EG).
(…)
Hoeveelheid: 1.704.175 liter”
4. De geadresseerde heeft het e-AD afgemeld met vermelding van een tekort van 6.246,99 liter (het tekort), oftewel 0,37% van 1.704.175 liter.
5. Met inachtneming van een toegestane verliesnorm van 0,3% en het accijnstarief voor gasolie, heeft verweerder nageheven over een tekort van 1.134,47 liter. De naheffingsaanslag bedraagt € 564, bestaande uit € 555 aan accijns van minerale oliën en € 9 aan voorraadheffing.
Geschil 6. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot een juist bedrag is opgelegd.
7. Primair stelt eiseres dat de naheffingsaanslag achterwege dient te blijven op grond van het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 27 mei 2005, nr. B/CPP 20005/589M (Mededeling 61) omdat het tekort feitelijk restlading betreft. Verder stelt eiseres dat, gezien de fysische eigenschappen van de FAME, het gebruik of de bestemming als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming niet vaststaat. Er is dan ook geen sprake van een accijnsproduct zodat de accijnsheffing geheel achterwege dient te blijven. Ook stelt eiseres dat de toegestane verliesnorm van 0,3% te laag is vastgesteld. Gezien de viscositeit van FAME, zou moeten worden uitgegaan van een verliesnorm van 1%. Subsidiair stelt eiseres dat de naheffingsaanslag te hoog is vastgesteld, omdat op de goederen het accijnstarief van zware stookolie van toepassing is.
8. Verweerder stelt – kort en zakelijk weergegeven – dat de naheffingsaanslag terecht en tot een juist bedrag is opgelegd.
9. Het vastgestelde tekort is niet in geschil.
Beoordeling van het geschil
10. Op grond van artikel 1 van de Wet op de accijns (de WA) wordt accijns geheven ter zake van de uitslag tot verbruik van minerale oliën. Op basis van artikel 2, eerste lid, letter a, van de WA wordt onder uitslag tot verbruik mede verstaan het aan een accijnsschorsingsregeling onttrekken, daaronder begrepen het onregelmatig onttrekken, van accijnsgoederen.
11. Een minderbevinding van accijnsgoederen in een AGP is een onttrekking in de zin van artikel 2, eerste lid, letter a, van de WA en een uitslag tot verbruik ter zake waarvan accijns is verschuldigd.
12. Artikel 25, eerste lid, letter j van de WA merkt, voor zover hier van belang, als minerale olie aan producten met de GN code 3824 90 99, indien deze zijn bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming. Het tweede lid van artikel 25 van de WA bepaalt dat mede als minerale olie worden aangemerkt “andere produkten dan minerale oliën als bedoeld in het eerste lid, die zijn bestemd voor gebruik, worden aangeboden voor verkoop of worden gebruikt als motorbrandstof, als additief of als vulstof in motorbrandstoffen”.
13. Op grond van de artikelen 26, 27 en 28 van de WA is op producten als bedoeld in artikel 25, eerste lid, letter j van de WA en in artikel 25, tweede lid, letter a van de WA het accijnstarief voor halfzware olie en gasolie van toepassing.
14. Uit het e-AD volgt dat sprake is van vervoer onder schorsing van accijns van een product met GN code 3824 90 99. Het e-AD zag dus op het vervoer van een accijnsgoed als bedoeld in artikel 25, eerste lid, letter j van de WA. Verweerder mocht bij het opleggen van de naheffingsaanslag daar dan ook van uitgaan. De naheffingsaanslag is verder opgelegd overeenkomstig de hiervoor aangehaalde wettelijke bepalingen. Op eiseres rust onder die omstandigheden de bewijslast dat desalniettemin geen of minder accijns is verschuldigd.
Accijnsproduct
15. Eiseres stelt dat FAME niet uitsluitend is bedoeld voor biodiesel en mede voor cosmeticaproducten is te gebruiken. Daarmee heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat de hier in geding zijnde zending, anders dan volgt uit wat zij heeft vermeld in het e-AD, niet is bestemd voor motorbrandstof of verwarmingsdoeleinden. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat verweerder onweersproken heeft gesteld dat de expediteur van de goederen een bedrijf is dat met name frituurvet en dierlijke vetten tot biodiesel verwerkt.
Mededeling 61
16. Mededeling 61 behelst een goedkeuring met betrekking tot restladingen accijnsgoederen die worden aangetroffen aan boord van tankschepen. Onder het begrip restlading wordt verstaan de niet verontreinigde restanten van een lading minerale olie die, na lossing, in de ladingtanks, de leidingen of de slobtanks van een schip aanwezig is.
Eiseres heeft met haar betoog dat FAME bij een lage temperatuur stolt en dat een deel aan de wanden van de tanks en leidingen is blijven plakken, niet aannemelijk gemaakt dat het vastgestelde tekort na aflevering nog steeds als restlading in het schip aanwezig was. Zelfs als eiseres gevolgd zou worden in deze stelling, dan heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat die restlading is afgehandeld zoals in Mededeling 61 is voorgeschreven.
Verliesnorm en tarief
17. Uit de wettekst volgt dat indien een tekort wordt vastgesteld, over dat gehele tekort accijns verschuldigd is. Met beleidsregel 5.8 van de Accijns Beleidsregels accijnswetgeving (tekst 2018) is echter, voor zover hier van belang, goedgekeurd dat geen accijns wordt geheven bij een verliesnorm van 0,3%. Verweerder heeft de naheffingsaanslag opgelegd overeenkomstig dit beleid. Het algemene betoog van eiseres over de aard van de goederen, de hoge temperatuur waaronder de FAME wordt geladen en de invloed van weersomstandigheden, is onvoldoende om te concluderen dat van een hogere verliesnorm moet worden uitgegaan dan volgt uit het beleid. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat zowel de hoeveelheid vermeld in het e-AD als de omvang van het tekort is vastgesteld uitgaande van een temperatuur van 15 C. Met de enkele stelling dat FAME meer op zware stookolie lijkt dan op gasolie, heeft eiseres evenmin aannemelijk gemaakt dat moet worden uitgegaan van de verliesnorm en het tarief zoals die gelden voor zware stookolie.
18. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft eiseres met wat zij heeft aangevoerd en overgelegd niet aannemelijk gemaakt dat de naheffingsaanslag ten onrechte of tot een onjuist bedrag is opgelegd. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van mr. G.E. Brummel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: