Gerechtshof Den Haag, 06-04-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:910, BK-20/00544
Gerechtshof Den Haag, 06-04-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:910, BK-20/00544
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 6 april 2021
- Datum publicatie
- 20 mei 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2021:910
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2020:6245, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BK-20/00544
Inhoudsindicatie
Artikel 232, lid 2, letter a, Gemeentewet.
Aanwijzing heffingsambtenaar. Centrumgemeenteconstructie. Aanslag forensenbelasting 2018 van de gemeente Kaag en Braassem is opgelegd door een functionaris van de gemeente Alphen aan den Rijn die daartoe niet bevoegd was.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-20/00544
in het geding tussen:
(gemachtigde: H.B.M. van Dullemen)
en
(vertegenwoordigers: […] en […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 30 april 2020, nummer SGR 19/7348.
Procesverloop
Aan belanghebbende is voor het jaar 2018 ter zake van het beschikbaar houden van een caravan gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (de caravan) een aanslag in de forensenbelasting van de gemeente Kaag en Braassem opgelegd (de aanslag). De aanslag is berekend naar een waarde van € 29.000 en bedraagt € 340.
De Heffingsambtenaar heeft belanghebbendes bezwaar tegen de aanslag ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake van dit beroep is een griffierecht geheven van € 47. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht gegeven van € 131. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 23 februari 2021. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
Belanghebbende maakt gebruik van een caravan gelegen aan de [adres] te [woonplaats] .
Belanghebbende heeft zijn hoofdverblijf niet in de gemeente Kaag en Braassem.
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, overwogen:
“Bevoegdheid van de heffingsambtenaar
5. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kaag en Braassem heeft in artikel 1 van het Besluit aanwijzing heffingsambtenaar, invorderingsambtenaar en belastingdeurwaarder gemeente Kaag en Braassem 2018 (het Besluit), de Manager Financiën van de gemeente Alphen aan den Rijn aangewezen als heffingsambtenaar in de zin van artikel 231, tweede lid, letter b, van de Gemeentewet, voor zover het betreft de uitvoering van de Wet WOZ en de heffing van de onroerendezaakbelastingen, roerende woon- en bedrijfsruimtebelastingen, afvalstoffenheffing, rioolheffing, forensenbelasting en precariobelasting voor zover het betreft de belasting wegens kabels en leidingen.
6. In artikel 4 van het Besluit is voorts bepaald dat (onder)mandatering door de Manager Financiën van de gemeente Alphen aan den Rijn van diens bevoegdheden mogelijk is.
7. In het mandaatregister van de gemeente Alphen aan den Rijn zijn vervolgens diverse gemeenteambtenaren gemandateerd om namens de Manager Financiën op te treden als heffingsambtenaar, onder wie de Tactisch leidinggevende Belastingen.
8. Uit de Toelichting op aanwijzingsbesluit heffings- en invorderingsambtenaar volgt vervolgens dat onder de Tactisch leidinggevende Belastingen wordt verstaan:
mevrouw […] , teamleider Belastingen. Hieruit volgt dat de teamleider Belastingen bevoegd is om een aanslag forensenbelasting op te leggen. De aanslag is daarmee door een bevoegde persoon opgelegd.
Aanslag forensenbelasting
9. Artikel 223, eerste lid van de Gemeentewet luidt als volgt:
“Er kan een forensenbelasting worden geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er gedurende het belastingjaar meer dan negentig malen nachtverblijf houden, anders dan als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of bejaarden, of er op meer dan negentig dagen van dat jaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.”
10. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Verordening forensenbelasting 2018 van de gemeente Kaag en Braassem (de Verordening) wordt onder de naam “forensenbelasting” een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
11. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Verordening wordt de belasting geheven naar de heffingsmaatstaf voor de onroerendezaakbelastingen zoals die voor het belastingobject waarvan de woning deel uitmaakt voor het belastingjaar, is vastgesteld.
12. Ingevolge artikel 4, derde lid, van de Verordening wordt, ingeval geen heffingsmaatstaf voor de onroerendezaakbelastingen is vastgesteld, de belasting berekend, naar de waarde. Ingevolge artikel 4, derde lid van de Verordening geschiedt de vaststelling van de waarde overeenkomstig de regels voor de in de artikelen 220 tot en met 220d en artikel 221 van de Gemeentewet bedoelde belastingen.
13. Ingevolge artikel 5 van de Verordening bedraagt de belasting bij een heffingsmaatstaf van € 50.000 of minder: € 340.
14. De rechtbank overweegt dat onder “gemeubileerde woning” als bedoeld in de Verordening ook recreatiewoningen en (sta)caravans kunnen worden begrepen, indien deze beschikken over elementaire voorzieningen, zoals toilet-, kook- en wasgelegenheid en aansluitingen voor water en elektriciteit. Voorts is voldoende dat de woning op zichzelf beschouwd zowel bestemd als geschikt is om enigszins duurzaam voor menselijke bewoning te dienen, zonder dat acht wordt geslagen op de mate waarin daarvan werkelijk gebruik wordt gemaakt (vgl. Hoge Raad 19 december 1962, nr. 14 905, BNB 1963/95).
15. [Belanghebbende] heeft niet weersproken dat de caravan hem in 2018 gedurende ten minste 90 dagen ter beschikking heeft gestaan. Verder heeft [belanghebbende] ter zitting verklaard dat de caravan beschikt over een toilet-, kook- en wasgelegenheid en aansluitingen voor water en elektriciteit. De rechtbank is daarom van oordeel dat in het onderhavige jaar sprake was van een gemeubileerde woning in de zin van de Verordening. De stelling van [belanghebbende] dat niet hij, maar de exploitant van de camping de eigenaar is van de caravan, leidt niet tot een ander oordeel. Bij de forensenbelasting is immers alleen van belang of sprake is van een natuurlijke persoon, die zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zichzelf of zijn gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houdt. Gelet hierop is niet van belang of het terrein waarop de caravan staat kwalificeert als een recreatieterrein zoals bedoeld in artikel 16, onder e, van de Wet WOZ en evenmin of de caravan roerend dan wel onroerend is.
16. [Belanghebbende]s stelling dat [de Heffingsambtenaar] de waarde waarop de berekening van de aanslag is gebaseerd te hoog heeft vastgesteld treft geen doel. Partijen zijn het er immers over eens dat de waarde van de caravan beneden de € 50.000 ligt zodat volgens de Verordening het juiste tarief is toegepast. Het is niet van belang dat [belanghebbende] voor het onderhavige jaar (al dan niet terecht) niet als belanghebbende voor de WOZ is aangemerkt door [de Heffingsambtenaar]. De mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de WOZ-waarde brengt [belanghebbende] gelet op het voorgaande namelijk niet in een betere positie ten aanzien van de aanslag forensenbelasting.
17. Gelet op wat hiervoor is overwogen heeft [de Heffingsambtenaar] terecht een aanslag forensenbelasting aan [belanghebbende] opgelegd. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.”