Rechtbank Den Haag, 30-04-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:6245, AWB - 19 _ 7348
Rechtbank Den Haag, 30-04-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:6245, AWB - 19 _ 7348
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 30 april 2020
- Datum publicatie
- 17 juli 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2020:6245
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2021:910, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB - 19 _ 7348
Inhoudsindicatie
In geschil is of verweerder bevoegd was om de aanslag forensenbelasting op te leggen. Verder is in geschil of verweerder de aanslag forensenbelasting terecht aan eiser heeft opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de aanslag door een bevoegd persoon is opgelegd. Eiser heeft niet weersproken dat de caravan hem in 2018 gedurende ten minste 90 dagen ter beschikking heeft gestaan. Verder heeft eiser ter zitting verklaard dat de caravan beschikt over een toilet-, kook- en wasgelegenheid en aansluitingen voor water en elektriciteit. De rechtbank is daarom van oordeel dat in het onderhavige jaar sprake was van een gemeubileerde woning in de zin van de Verordening. De aanslag is terecht aan eiser opgelegd, het beroep is ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 19/7348
(gemachtigde: mr. H.B.M. Dullemen),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2018 een aanslag forensenbelasting opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 oktober 2019 de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2020.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] .
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, omdat vragen zijn gerezen over de bevoegdheid van de heffingsambtenaar om de aanslag op te leggen. Verweerder heeft bij brief van 19 maart 2020 de bevoegdheid van de heffingsambtenaar nader toegelicht. De gemachtigde van eiser heeft daarop op 4 april 2020 schriftelijk gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten. Partijen hebben de rechtbank reeds ter zitting toestemming gegeven de zaak zonder nadere zitting af te doen.
Overwegingen
Feiten
1. Eiser is eigenaar van een caravan gelegen aan de [kade] [nummer] 4 te [plaats] . In verband daarmee is aan eiser met dagtekening 31 oktober 2018 een aanslag forensenbelasting over 2018 opgelegd. De aanslag bedraagt € 340 en is opgelegd naar een heffingsgrondslag van € 29.000.
Geschil 2. In geschil is of verweerder bevoegd was om de aanslag op te leggen. Verder is in geschil of verweerder de aanslag terecht aan eiser heeft opgelegd.
3. Eiser stelt dat de heffingsambtenaar niet bevoegd was om de aanslag op te leggen. Voorts stelt eiser dat hij niet belastingplichtig is voor de forensenbelasting. Ter onderbouwing van dit standpunt voert hij aan dat het gaat om een toercaravan zodat geen sprake is van een onroerende zaak. Verder voert eiser aan dat, als er al een aanslag forensenbelasting wordt opgelegd, deze aan de exploitant van de camping moet worden opgelegd aangezien sprake is van een recreatieterrein zoals bedoeld in artikel 16, onder e van de Wet WOZ. Tot slot voert eiser aan dat verweerder hem ten onrechte niet als belanghebbende voor de WOZ aanmerkt en dat verweerder de waarde van het object te hoog heeft vastgesteld.
4. Verweerder heeft de stellingen van eiser gemotiveerd weersproken.
Beoordeling van het geschil
Bevoegdheid van de heffingsambtenaar
5. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kaag en Braassem heeft in artikel 1 van het Besluit aanwijzing heffingsambtenaar, invorderingsambtenaar en belastingdeurwaarder gemeente Kaag en Braassem 2018 (het Besluit), de Manager Financiën van de gemeente Alphen aan den Rijn aangewezen als heffingsambtenaar in de zin van artikel 231, tweede lid, letter b, van de Gemeentewet, voor zover het betreft de uitvoering van de Wet WOZ en de heffing van de onroerendezaakbelastingen, roerende woon- en bedrijfsruimtebelastingen, afvalstoffenheffing, rioolheffing, forensenbelasting en precariobelasting voor zover het betreft de belasting wegens kabels en leidingen.
6. In artikel 4 van het Besluit is voorts bepaald dat (onder)mandatering door de Manager Financiën van de gemeente Alphen aan den Rijn van diens bevoegdheden mogelijk is.
7. In het mandaatregister van de gemeente Alphen aan den Rijn zijn vervolgens diverse gemeenteambtenaren gemandateerd om namens de Manager Financiën op te treden als heffingsambtenaar, onder wie de Tactisch leidinggevende Belastingen.
8. Uit de Toelichting op aanwijzingsbesluit heffings- en invorderingsambtenaar volgt vervolgens dat onder de Tactisch leidinggevende Belastingen wordt verstaan:
mevrouw [B] , teamleider Belastingen. Hieruit volgt dat de teamleider Belastingen bevoegd is om een aanslag forensenbelasting op te leggen. De aanslag is daarmee door een bevoegde persoon opgelegd.
Aanslag forensenbelasting
9. Artikel 223, eerste lid van de Gemeentewet luidt als volgt:
“Er kan een forensenbelasting worden geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er gedurende het belastingjaar meer dan negentig malen nachtverblijf houden, anders dan als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of bejaarden, of er op meer dan negentig dagen van dat jaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.”
10. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Verordening forensenbelasting 2018 van de gemeente Kaag en Braassem (de Verordening) wordt onder de naam “forensenbelasting” een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
11. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Verordening wordt de belasting geheven naar de heffingsmaatstaf voor de onroerendezaakbelastingen zoals die voor het belastingobject waarvan de woning deel uitmaakt voor het belastingjaar, is vastgesteld.
12. Ingevolge artikel 4, derde lid, van de Verordening wordt, ingeval geen heffingsmaatstaf voor de onroerendezaakbelastingen is vastgesteld, de belasting berekend, naar de waarde. Ingevolge artikel 4, derde lid van de Verordening geschiedt de vaststelling van de waarde overeenkomstig de regels voor de in de artikelen 220 tot en met 220d en artikel 221 van de Gemeentewet bedoelde belastingen.
13. Ingevolge artikel 5 van de Verordening bedraagt de belasting bij een heffingsmaatstaf van € 50.000 of minder: € 340.
14. De rechtbank overweegt dat onder “gemeubileerde woning” als bedoeld in de Verordening ook recreatiewoningen en (sta)caravans kunnen worden begrepen, indien deze beschikken over elementaire voorzieningen, zoals toilet-, kook- en wasgelegenheid en aansluitingen voor water en elektriciteit. Voorts is voldoende dat de woning op zichzelf beschouwd zowel bestemd als geschikt is om enigszins duurzaam voor menselijke bewoning te dienen, zonder dat acht wordt geslagen op de mate waarin daarvan werkelijk gebruik wordt gemaakt (vgl. Hoge Raad 19 december 1962, nr. 14 905, BNB 1963/95).
15. Eiser heeft niet weersproken dat de caravan hem in 2018 gedurende ten minste 90 dagen ter beschikking heeft gestaan. Verder heeft eiser ter zitting verklaard dat de caravan beschikt over een toilet-, kook- en wasgelegenheid en aansluitingen voor water en elektriciteit. De rechtbank is daarom van oordeel dat in het onderhavige jaar sprake was van een gemeubileerde woning in de zin van de Verordening. De stelling van eiser dat niet hij, maar de exploitant van de camping de eigenaar is van de caravan, leidt niet tot een ander oordeel. Bij de forensenbelasting is immers alleen van belang of sprake is van een natuurlijke persoon, die zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zichzelf of zijn gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houdt. Gelet hierop is niet van belang of het terrein waarop de caravan staat kwalificeert als een recreatieterrein zoals bedoeld in artikel 16, onder e, van de Wet WOZ en evenmin of de caravan roerend dan wel onroerend is.
16. Eisers stelling dat verweerder de waarde waarop de berekening van de aanslag is gebaseerd te hoog heeft vastgesteld treft geen doel. Partijen zijn het er immers over eens dat de waarde van de caravan beneden de € 50.000 ligt zodat volgens de Verordening het juiste tarief is toegepast. Het is niet van belang dat eiser voor het onderhavige jaar (al dan niet terecht) niet als belanghebbende voor de WOZ is aangemerkt door verweerder. De mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de WOZ-waarde brengt eiser gelet op het voorgaande namelijk niet in een betere positie ten aanzien van de aanslag forensenbelasting.
17. Gelet op wat hiervoor is overwogen heeft verweerder terecht een aanslag forensenbelasting aan eiser opgelegd. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E. Schotte, rechter, in aanwezigheid van
mr. P. Jasperse, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 30 april 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Corona-virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.