Gerechtshof Den Haag, 06-07-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1647, BK-21/00630
Gerechtshof Den Haag, 06-07-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1647, BK-21/00630
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 6 juli 2022
- Datum publicatie
- 15 september 2022
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2021:8648, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BK-21/00630
- Relevante informatie
- Art. 2.2 Wtl, Art. 6.2 Wtl, Art. 28 Wet LB, Art. 28a Wet LB, Art. 4:5 Awb, Art. 63 AWR
Inhoudsindicatie
Art. 28 en 28a Wet LB 1964; Regeling gegevensuitvraag loonaangifte; art. 6.2 Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl); art. 4:5 Awb.
Overgangsrecht. De Inspecteur heeft terecht de tegemoetkoming loonkostenvoordeel (LKV) oudere werknemer afgewezen nu belanghebbende niet aan de cumulatieve voorwaarden daarvoor heeft voldaan. Het Hof ziet geen aanleiding op grond van artikel 4:5 Awb anders te oordelen, nu belanghebbende daartoe geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-21/00630
in het geding tussen:
(gemachtigde: D. Loen)
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 15 juli 2021, nummer SGR 20/5320.
Procesverloop
Ten name van belanghebbende is door de Inspecteur met dagtekening 23 juli 2019 een beschikking Wet tegemoetkomingen loondomein over het jaar 2018 gegeven (de beschikking). Daarbij heeft de Inspecteur de tegemoetkoming loonkostenvoordeel oudere werknemer (de tegemoetkoming LKV) afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen de beschikking bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 354. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 541. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Een onderzoek ter zitting van de zaak heeft niet plaatsgehad. De griffier heeft partijen bij brief van 18 maart 2022 bericht dat het Hof voornemens is een zitting achterwege te laten, tenzij partijen uiterlijk binnen twee weken na de dagtekening van de brief het Hof laten weten dat zij ter zitting willen worden gehoord. Weliswaar heeft belanghebbende bij brief van 21 maart 2022, ontvangen door het Hof op 23 maart 2022, een uitspraak van Hof Amsterdam ingebracht, maar het Hof niet verzocht om een mondelinge behandeling. Een afschrift van deze brief is op 29 maart 2022 aan de Inspecteur gezonden. De Inspecteur heeft evenmin verzocht om een mondelinge behandeling. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Feiten
Belanghebbende verricht beheerwerkzaamheden voor [A B.V.] Belanghebbende beschikt voor twee werknemers (de werknemers) over een zogenoemde doelgroepverklaring van het UWV ten behoeve van de premiekorting oudere werknemer, uitgaande van een indiensttreding van 1 september 2015 respectievelijk 15 februari 2016.
Belanghebbende heeft op 5 januari 2018 haar loonaangifte over het tijdvak december 2017 ingediend en heeft daarin op nominatief niveau bij twee oudere werknemers (de werknemers) een “N” (Nee, Hof) als indicatie premiekorting opgenomen. Belanghebbende heeft op 13 februari 2018 haar loonaangifte over het tijdvak januari 2018 ingediend en daarin niet verzocht om de tegemoetkoming LKV.
Op 17 april 2018 heeft belanghebbende over de tijdvakken januari 2017 tot en met april 2018 correctieberichten voor de loonaangiften ingediend. Hierbij is voor alle tijdvakken 2017 voor de werknemers de indicatie premiekorting oudere werknemer “N” vervangen door “J” (Ja, Hof). Er is geen bedrag aan premiekorting (op collectief niveau) ingevuld. Verder is over de verstreken tijdvakken 2018 alsnog een verzoek om tegemoetkoming LKV gedaan, waarbij de indicatie “N” vervangen is door “J”. Op 14 november 2018 heeft belanghebbende over de tijdvakken 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 correctieberichten voor de loonaangiften ingediend en daarbij over de tijdvakken januari tot en met december 2017 per tijdvak € 1.167 aan premiekorting (op collectief niveau) aangegeven.
Op 7 december 2018 is naar aanleiding van de correctieberichten voor de loonaangiften van 14 november 2018 aan belanghebbende een beschikking Teruggaaf Loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 gegeven tot een bedrag van € 12.837.
Belanghebbende heeft op 7 januari 2019 wederom correctieberichten voor de loonaangiften ingediend over de tijdvakken januari 2017 tot en met december 2018. In deze correctieberichten is € 1.167 aan premiekorting per tijdvak (op collectief niveau) aangegeven.
Op 7 maart 2019 heeft het UWV aan belanghebbende een “Voorlopige berekening Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl)” verstrekt. Daarin is de tegemoetkoming LKV op € 0 berekend.
Op 23 juli 2019 heeft de Inspecteur bij de beschikking de tegemoetkoming LKV afgewezen omdat belanghebbende niet aan alle daarvoor gestelde voorwaarden voldoet.
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
“10. Op grond van de artikelen 28 en 28a van de Wet op de loonbelasting 1964 en de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte (de Regeling) is een inhoudingsplichtige gehouden bepaalde gegevens in de loonaangifte op te nemen. Het gaat hierbij om zowel collectieve gegevens1 als om nominatieve gegevens2. Indien vóór 1 januari 2018 een verzoek werd gedaan voor de toepassing van de premiekorting op grond van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv), dan moest de inhoudingsplichtige bij de collectieve gegevens de premiekorting nieuwe arbeidsverhouding oudere werknemers vermelden3 en onder de nominatieve gegevens de indicatie premiekorting nieuwe arbeidsverhouding oudere werknemers aanvinken.4 Vanaf 1 januari 2018 dient alleen in de nominatieve gegevens de indicatie aanvraag loonkostenvoordeel oudere werknemer te worden aangevinkt.5
11. Met inwerkingtreding van artikel 5.1 van de Wtl per 1 januari 2018 zijn de premiekortingen van de Wfsv komen te vervallen. Met artikel 6.2 van de Wtl is overgangsrecht (het overgangsrecht) ingevoerd met betrekking tot de lopende premiekortingen voor oudere werknemers. Dit artikel luidt:
Een werkgever die:
a) voor een werknemer een verzoek doet als bedoeld in artikel 2.1;
b) over het voor de werkgever van toepassing zijnde aangiftetijdvak direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 5.1 voor de werknemer, bedoeld in onderdeel a, een premiekorting op grond van de artikelen 47, 49, 122a, 122b of 122l van de Wet financiering sociale verzekeringen, zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van artikel 5.1 heeft toegepast in de aangifte over dat tijdvak of uiterlijk op de in artikel 4.1, tweede of zevende lid, bedoelde datum van het jaar waarin artikel 5.1 in werking is getreden in een correctiebericht als bedoeld in artikel 28a van de Wet op de loonbelasting 1964 met betrekking tot die aangifte; en
c) in de loonaangifte over het laatste aangiftetijdvak van het jaar voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel 5.1 de indicatie voor de premiekorting, bedoeld in onderdeel b, heeft aangegeven, dan wel uiterlijk op de in artikel 4.1, tweede of zevende lid, bedoelde datum van het jaar waarin artikel 5.1 in werking is getreden, de aangifte over dat aangiftetijdvak door middel van een correctiebericht als bedoeld in artikel 28a van de Wet op de loonbelasting 1964 heeft aangevuld met een indicatie voor de premiekorting, bedoeld in onderdeel b;
heeft met ingang van de datum van inwerkingtreding van artikel 5.1 aanspraak op het overeenkomstige loonkostenvoordeel op grond van deze wet, waarbij de reeds verstreken duur van de premiekorting, bedoeld in onderdeel b, wordt afgetrokken van de maximale duur van de toepassing van het loonkostenvoordeel.”
11. Ten aanzien van de omvorming van de vóór 1 januari 2018 bestaande premiekorting ouderen is in de parlementaire geschiedenis het volgende, voor zover hier van belang, opgemerkt:
“Bij de huidige vormgeving van de premiekortingen speelt de werkgever een belangrijke rol. Voor de toepassing van de premiekortingen moet de werkgever namelijk zelf het recht op de premiekorting en de duur ervan vaststellen en ingewikkelde berekeningen maken omtrent de hoogte van de premiekorting. De uitkomsten van deze berekeningen verwerkt hij zelf in de loonaangifte.” 6
“Voor het overgangsrecht met betrekking tot de lopende premiekorting ouderen en premiekorting arbeidsgehandicapten is het uitgangspunt dat deze met ingang van 1 januari 2017 worden omgezet in een LKV voor de resterende periode. De reeds verstreken duur van de premiekorting voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding, wordt afgetrokken van de maximale duur van het LKV. (…) Het overgangsrecht is alleen van toepassing indien het toepassen van de desbetreffende premiekorting blijkt uit de indicatie in de loonaangifte van het laatste aangiftetijdvak van het jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding. Ook indien het overgangsrecht van toepassing is, moet de werkgever een verzoek doen voor een LKV. Het LKV blijft uiteraard slechts doorlopen zolang aan de voorwaarden wordt voldaan.” 7
“Het overgangsrecht is alleen van toepassing indien het toepassen van de desbetreffende premiekorting blijkt uit de indicatie in de loonaangifte van het laatste aangiftetijdvak van het jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding. Het is daarom van belang dat werkgevers in 2017 zorgvuldig de nog geldende premiekortingen toepassen en administreren, en vervolgens de juiste informatie over deze dienstbetrekkingen en premiekortingen doorgeven via de loonaangifte.” 8
12. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres de indicatie voor de premiekorting (het nominatieve deel) tijdig heeft doorgegeven. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat eiseres het bedrag aan premiekorting (collectieve deel) op 14 november 2018 voor het eerst heeft doorgegeven middels een correctiebericht. Voor zover eiseres stelt dat uit de stukken in het dossier zou volgen dat eiseres dit mogelijk al eerder heeft doorgegeven, volgt de rechtbank eiseres hierin niet. Uit de door verweerder verstrekte overzichten blijkt niet dat er tussen 17 april 2018 en 14 november 2018 correctieberichten zijn verzonden door eiseres. De teruggaven lijken ook het gevolg te zijn van de door eiseres doorgegeven correcties op 14 november 2018, nu de teruggaven overeenkomstig de doorgegeven correcties zijn. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiseres voor het eerst op 14 november 2018 het bedrag aan premiekorting heeft doorgegeven. Tussen partijen is niet in geschil dat na 1 mei 2018 doorgevoerde wijzigingen niet meer worden meegenomen bij de vaststelling van de tegemoetkoming LKV. Dit betekent dat de namens eiseres op 14 november 2018 ingediende correctieberichten te laat zijn ingediend om te kunnen worden meegenomen in de beoordeling van de tegemoetkoming LKV voor het jaar 2018.
13. Uit artikel 6.2 Wtl volgt dat de werkgever onder meer over het laatste aangiftetijdvak van 2017 een premiekorting moet hebben toegepast (ofwel in de aangifte ofwel uiterlijk op 1 mei 2018 door middel van een correctiebericht) om in aanmerking te komen voor het overgangsrecht. Onder de oude regeling betekende dit concreet dat de werkgever om aanspraak te kunnen maken op een premiekorting als bepaald in art. 47 Wfsv (oud) deze premiekorting zelf diende te berekenen en aan te geven (het collectieve deel) naast het nominatieve deel (het vinkje). Door niet voor 1 mei 2018 het bedrag aan premiekorting aan te geven, middels hetzij de laatste tijdvakaangifte, dan wel een correctiebericht, heeft eiseres niet de premiekorting toegepast en daarmee dus ook niet voldaan aan alle voorwaarden van artikel 6.2 Wtl. Voor de andersluidende opvatting van eiseres is geen aanknopingspunt te vinden in de parlementaire geschiedenis.
14. Voor het vaststellen van de tegemoetkoming LKV is overigens ook noodzakelijk dat een bedrag aan premiekorting was ingevuld. Het bedrag is namelijk van belang voor het kunnen controleren van de oude (lopende) rechten en de omzetting van deze rechten naar de nieuwe systematiek van LKV. Dit laatste is - zoals volgt uit de parlementaire geschiedenis - het uitgangspunt voor de toepassing van het overgangsrecht.
15. Het niet door eiseres vermelden van het collectieve deel in de loonaangifte kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als een (onvolledige) aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, omdat eiseres door het doen van de loonaangifte voldoet aan een haar inzake de Algemene wet inzake rijksbelastingen opgelegde verplichting.
16. Voor zover eiseres heeft verzocht om bij wijze van coulance de tegemoetkoming LKV alsnog aan te passen, nu materieel aan de voorwaarden wordt voldaan en zij in de (onjuiste) veronderstelling verkeerde dat zij het bedrag aan premiekorting (nog) niet hoefde in te vullen, oordeelt de rechtbank als volgt. Voor de rechtbank is er geen mogelijkheid om alsnog rekening te houden met de correcties ingediend na 1 mei 2018. De rechtbank begrijpt dat in een geval als het onderhavige - waarin niet tijdig aan alle formele voorwaarden is voldaan om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming LKV voor de werknemers - dit tot vervelende en verstrekkende gevolgen voor eiseres leidt. De wet biedt de rechter echter geen mogelijkheid om coulance te verlenen. De rechter moet recht spreken volgens de wet en mag in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid van de wet beoordelen (artikel 11 van de Wet algemene bepalingen). De rechter heeft dan ook geen mogelijkheid om coulance te verlenen buiten de wet om.
17. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is terecht geen tegemoetkoming LKV oudere werknemer over 2018 toegekend en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”