Gerechtshof Den Haag, 04-08-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1737, BK-21/01212
Gerechtshof Den Haag, 04-08-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1737, BK-21/01212
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 4 augustus 2022
- Datum publicatie
- 6 oktober 2022
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2021:11946, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BK-21/01212
- Relevante informatie
- Art. 12 Iw 1990, Art. 15 Iw 1990, Art. 4:113 Awb, Art. 4:119 lid 1 Awb, Art. 4:120 Awb
Inhoudsindicatie
Dwangbevelkosten terecht in rekening gebracht; belastingrechter onbevoegd inzake afgeven van een verklaring voor recht.
Uitspraak
Team Belastingrecht
enkelvoudige kamer
nummer BK-21/01212
in het geding tussen:
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 28 oktober 2021, nummer SGR 20/7211.
Procesverloop
De Ontvanger heeft aan belanghebbende op 16 april 2020 een dwangbevel betekend ter invordering van een onbetaald gebleven naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting. De Ontvanger heeft ter zake van de betekening € 55 aan kosten in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen, voor zover hier van belang, de kosten ter zake van de betekening van het dwangbevel. De Ontvanger heeft bij brief van 7 oktober 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Er is geen griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 134. De Ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 28 juli 2022, gehouden te Den Haag. Van de zijde van de Ontvanger is niemand verschenen en is geen bericht van verhindering binnengekomen. De Ontvanger is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 8 juni 2022 aan de Belastingdienst PDB Den Haag, [adressering] , onder vermelding van plaats, datum en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens op de website van PostNL ingewonnen informatie is de vorenbedoelde brief op 9 juni om 7:48 uur bezorgd op het postadres van de Belastingdienst. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag met aanslagnummer [nummer] , gedagtekend 25 februari 2020, in de motorrijtuigenbelasting opgelegd.
De naheffingsaanslag had uiterlijk op 10 maart 2020 door belanghebbende betaald moeten worden. Door de Belastingdienst is geen betaling van de belanghebbende ontvangen binnen de gestelde termijn. Naar belanghebbende is vervolgens een aanmaning gezonden, met dagtekening 19 maart 2020, om binnen twee weken na deze dagtekening alsnog te betalen. Hierbij is € 7 aan aanmaningskosten in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft geen gehoor gegeven aan de aanmaning, met als gevolg dat door de Ontvanger een dwangbevel, met dagtekening 16 april 2020, is betekend.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift is door de Ontvanger aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de kosten van het dwangbevel.
Op 8 september 2020 is belanghebbende door de Ontvanger gehoord.
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Ontvanger als verweerder:
“3. In geschil is of verweerder de dwangbevelkosten terecht in rekening heeft gebracht.
4. Eiser voert aan dat hij om een betalingsregeling had verzocht in de fase voorafgaand aan de betekening van het dwangbevel, maar dat hij hier geen antwoord op heeft gekregen. Hij stelt dat hij een verzoek heeft afgegeven bij de balie van de Belastingdienst en een kopie met ontvangststempel in zijn bezit heeft. Hij heeft dit stuk echter– ondanks een verzoek hiertoe van verweerder – niet overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij tijdig om uitstel van betaling heeft verzocht. De enkele stelling dat eiser dat heeft gedaan is onvoldoende. Omdat eiser ondanks een aanmaning de naheffingsaanslag niet heeft betaald, zijn de dwangbevelkosten terecht in rekening gebracht.
5. Alles wat eiser verder heeft aangevoerd met betrekking tot de beslaglegging op zijn taxi’s betreft een civiele zaak en kan in deze procedure niet aan de orde komen.
6. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”