Gerechtshof Den Haag, 14-07-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1761, BK-22/00069
Gerechtshof Den Haag, 14-07-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1761, BK-22/00069
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 14 juli 2022
- Datum publicatie
- 6 oktober 2022
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1302
- Zaaknummer
- BK-22/00069
- Relevante informatie
- Art. 225 Gemw, Art. 231 Gemw, Art. 234 lid 1 Gemw, Art. 20 AWR
Inhoudsindicatie
Art. 225, 234 Gemeentewet. Parkeerbelasting. Voldoening parkeerbelasting op aangifte. Ook als geen parkeerbelasting is betaald, kan een naheffingsaanslag worden opgelegd. Vrije bewijsleer.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-22/00069
in het geding tussen:
(gemachtigde: N. van der Laan)
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 30 december 2021, nummer SGR 21/3614.
Procesverloop
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 67,30, bestaande uit € 2 parkeerbelasting en € 65,30 kosten voor het opleggen van de naheffingsaanslag.
Bij uitspraak op bezwaar van 11 mei 2021 heeft de Heffingsambtenaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. De griffier heeft ter zake geen griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 136. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Een onderzoek ter zitting van de zaak heeft niet plaatsgehad. De griffier heeft partijen bij brief van 2 mei 2022 bericht dat het Hof voornemens is een zitting achterwege te laten, tenzij partijen uiterlijk binnen twee weken na de dagtekening van de brief het Hof laten weten dat zij ter zitting willen worden gehoord. Partijen hebben niet verzocht om een mondelinge behandeling. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Feiten
Op 22 februari 2021 om 15.09 uur stond de auto van belanghebbende met kenteken [kenteken] geparkeerd aan de [straat 1] ter hoogte van nummer [nummer] , om de hoek van de [straat 2] , te [woonplaats] . Deze locatie is door burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting of met een geldige parkeervergunning kan worden geparkeerd.
Tijdens een controle op 22 februari 2021 om 15.09 uur is met behulp van een door een scanauto gemaakte scan geconstateerd dat op genoemd tijdstip voor de auto geen parkeerbelasting was voldaan en geen sprake was van parkeren met een geldige parkeervergunning. De Heffingsambtenaar heeft daarom de naheffingsaanslag opgelegd.
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:
“6. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Verordening parkeerbelastingen Den Haag 2021 moet de parkeerbelasting bij aanvang van het parkeren worden voldaan. Blijkens de bijlage bij het verweerschrift met een overzicht van controlehandelingen is door een scanauto vastgesteld dat de auto geparkeerd stond op de [straat 1] zonder dat parkeerbelasting was voldaan. Deze locatie is ook vermeld op de naheffingsaanslag en de geparkeerde auto is vastgelegd op foto’s, die bij de uitspraak op bezwaar zijn gevoegd. Aangezien de auto stond geparkeerd zonder dat de daarvoor verschuldigde parkeerbelasting is betaald en ook geen geldige parkeervergunning is aangemeld, is de naheffingsaanslag terecht opgelegd. Eiser heeft niets aangevoerd wat tot een ander oordeel kan leiden.
7. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.”