Home

Gerechtshof Den Haag, 01-12-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:2500, BK-22/00368

Gerechtshof Den Haag, 01-12-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:2500, BK-22/00368

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
1 december 2022
Datum publicatie
28 december 2022
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:2500
Formele relaties
Zaaknummer
BK-22/00368
Relevante informatie
Art. 7 lid 1 Wet OB 1968, Art. 8:1 lid 1 Awb, Art. 20 lid 1 AWR, Art. 26 AWR, Art. 67c AWR

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag omzetbelasting. Intrekken van btw-identificatienummer. Verrichten van belaste economische activiteiten. Verzuimboete.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-22/00368

in het geding tussen:

[X] h.o.d.n. “ [X-1] ” te [Z] [buitenland] , belanghebbende,

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 22 februari 2022, nummer SGR 21/185.

Procesverloop

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2016 tot en met 31 december 2019 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd. Bij beschikkingen heeft de Inspecteur aan belanghebbende een verzuimboete opgelegd en belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 181. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard voor zover het ziet op de naheffingsaanslag en de beschikkingen en niet-ontvankelijk voor zover het ziet op de intrekking van het btw-identificatienummer.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 274. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 20 oktober 2022, gehouden te Den Haag. De Inspecteur is verschenen, belanghebbende heeft de zitting bijgewoond via MS Teams. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Belanghebbende staat sinds 1 januari 2007 bij de Kamer van Koophandel ingeschreven met twee eenmanszaken. Een van de eenmanszaken is ingeschreven onder de naam [naam eenmanszaak] .

2.2.

Belanghebbende heeft over de jaren 2016 tot en met 2019 de volgende aangiften omzetbelasting ingediend:

Omzet excl. btw

Verschuldigde btw

Voorbelasting

Btw teruggaven

2016

€ 0

€ 0

€ 157

€ 157

2017

€ 0

€ 0

€ 1101

€ 1101

2018

€ 0

€ 0

€ 623

€ 623

2019

€ 190

€ 40

€ 1058

€ 1018

2.3.

De Inspecteur heeft bij belanghebbende in 2019 een boekenonderzoek ingesteld naar, onder meer, de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2018. Het onderzoek is later uitgebreid met de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019. In het rapport van het boekenonderzoek met dagtekening 2 april 2020 is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

“2.1 Activiteiten

De activiteiten bestaan volgens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel uit adviesgeving betreffend kleinhandel in fietsen en fietsonderdelen onder de naam [naam] en adviesgeving betreffend edelsmederij en renovatie/klusbedrijf onder de naam [naam eenmanszaak] .

(…). De tweede activiteit behelsde kunstnijverheid zoals keramiek, tekenen en schilderijen maken, evenals adviesgeven in die branche ( [naam eenmanszaak] ). Van renovatie en/of klussen is geen sprake.

Voor beide activiteiten wordt geen reclame gemaakt en er zijn geen websites. Er is vanaf de start van beide activiteiten op 1 januari 2007 tot en met 31 augustus 2019 geen omzet behaald. (…)

[belanghebbende] heeft in 2019 een oud schoolgebouw in Zweden gekocht. De intentie is om aldaar een Summer school te vestigen. Het schoolgebouw zal eerst ingrijpend verbouwd moeten worden. Het is de bedoeling om in Zweden dan cursussen keramiek en dergelijke te gaan geven aan Nederlanders en Zweden. [belanghebbende] denkt erover om aldaar wellicht een B&B te vestigen.

(…)

2.3

Administratie

Er is geen adviseur. Belastingplichtige doet zelf de volledige administratie op papier. Er wordt geen gebruik gemaakt van een boekhoudprogramma. Een groot deel van de administratie is verloren gegaan. Een deel van de administratie is bij een inbraak eind 2017 gestolen uit het nachtkastje in de slaapkamer tezamen met kostbare horloges en sieraden die [belanghebbende] had verzameld. Een ander deel van de administratie is door [belanghebbende] meegenomen naar Zweden, waar belastingplichtige elke zomer langdurig verblijft, en aldaar zoekgeraakt.

(…)

7.1

Ondernemerschap voor de omzetbelasting

(…)

[belanghebbende] neemt niet deel aan het maatschappelijk ruilverkeer.

Belastingplichtige geeft aan te streven naar deelname aan het economisch verkeer maar dat blijkt nergens uit. Er is geen reclame gemaakt. Er zijn geen websites. Er zijn geen klanten. Er is 12 jaar geen omzet gerealiseerd. Er is niet gebleken dat wordt deelgenomen aan het maatschappelijk ruilverkeer en niet is gebleken dat wordt gestreefd naar deelname aan het economisch verkeer.

Op basis van bovenstaande bevindingen wordt niet voldaan aan bovenstaande eisen en is er geen sprake van ondernemerschap voor de omzetbelasting voor beide activiteiten vanaf 1 januari 2015.

Over de toekomstige activiteiten in Zweden (schoolgebouw, zie 2.1) is te weinig bekend en kan nu geen oordeel worden gegeven. [belanghebbende] dient dat te zijner tijd voor te leggen aan de Zweedse en/of Nederlandse Belastingdienst.

(…)

Over het 1e en 2e kwartaal 2019 is geen omzet aangegeven en is € 274 en € 186 aan voorbelasting teruggevraagd en ontvangen. Over het 3e kwartaal 2019 is € 190 aan omzet aangegeven en € 208 aan voorbelasting afgetrokken. In het inleidend gesprek van 9 oktober 2019 heeft [belanghebbende] aangegeven dat er tot dan geen omzet was gerealiseerd vanaf de start van de onderneming.

[belanghebbende] is op 4 november 2019 om uitleg verzocht. Hij heeft een factuur overgelegd die niet aan de factuureisen voldoet. Er staat geen afnemer op en er wordt gerekend met Euro's en Zweedse kronen. Als bewijs van betaling is gekopieerd van een digitale Zweedse bankrekening naar e-mail. Van wie het geld afkomstig is staat er niet bij. Wel "overfort" wat overboeken/overmaken betekend.

De bankafschriften zijn niet overgelegd. Het is onduidelijk of [belanghebbende] het bedrag heeft ontvangen of overgeboekt. Aangezien belastingplichtige geen bankafschriften heeft overgelegd is dit wederom niet te controleren.

Verder heeft [belanghebbende] een Zweedse factuur en twee Zweedse kassabonnen overgelegd met daarop 25% Zweedse omzetbelasting. Omzetbelasting betaald in een EU-land als Zweden kan sowieso niet terug worden gevraagd in de reguliere aangiften omzetbelasting. Dat dient als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan te geschieden via de website Teruggaaf van btw uit andere EU-landen.

Over het 4e kwartaal 2019 is geen omzet aangegeven en € 390 aan voorbelasting teruggevraagd.

Er is niet aangetoond dat er omzet is gerealiseerd en één verkoop in twaalf jaar tijd maakt belastingplichtige nog steeds geen ondernemer.

(…)

7.7

Afvoer btw-identificatienummer [nummer]

Aangezien er geen sprake meer is van ondernemerschap voor de omzetbelasting is het btw-identificatienummer afgevoerd. [belanghebbende] vraagt zich af waarom het btw-identificatienummer al voor het definitieve rapport werd afgevoerd. Dat is gedaan omdat het duidelijk is dat er allang geen sprake meer is van ondernemerschap voor de omzetbelasting. Tevens is hiermee voorkomen dat het onderzoek weer uitgebreid moest worden en belastingplichtige nog meer moet terugbetalen.

(…)

9.3

Verzuimboete omzetbelasting

Op grond van artikel 67c AWR wordt over de periode 1 januari 2016 tot en met 31 december 2019 wegens het niet tijdig betalen dan wel wegens het niet of gedeeltelijk niet betalen, dan wel ten onrechte of tot een te hoog bedrag een teruggaaf of vermindering is verleend, een verzuimboete opgelegd van 10% over de correcties, waarbij de boete niet hoger is dan het wettelijk maximum zoals vermeld in artikel 67c AWR.”

2.4.

Naar aanleiding van het boekenonderzoek is aan belanghebbende een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 2.899. De daarbij opgelegde verzuimboete bedraagt € 289 en de in rekening gebrachte belastingrente € 178.

Oordeel van de Rechtbank

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing