Gerechtshof Den Haag, 19-04-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:658, BK-21/00383
Gerechtshof Den Haag, 19-04-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:658, BK-21/00383
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 19 april 2022
- Datum publicatie
- 17 mei 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2022:658
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2021:5629, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BK-21/00383
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Het Hof oordeelt voor het jaar 2014 dat sprake is van een bron van inkomen omdat de resultaten van de eenmanszaak vanaf 2008 tot en met 2013 positief waren. Dat de resultaten in 2014 negatief zijn, doet hier niet aan af. De Inspecteur heeft de omzetcorrectie volgens het Hof aannemelijk gemaakt. De stelling van belanghebbende dat deze inkomsten huurinkomsten uit Irak betreffen, is niet aannemelijk. De administratiekosten zijn door belanghebbende niet aannemelijk gemaakt.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-21/00383
in het geding tussen:
(gemachtigde: W.D. Roos)
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 13 april 2021, nummer SGR 20/3654.
Procesverloop
Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.000 (de aanslag IB/PVV). Bij gelijktijdig gegeven beschikking is een bedrag van € 196 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.667. De in rekening gebrachte belastingrente heeft de Inspecteur verminderd tot € 4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep is een griffierecht van € 48 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het hoger beroep is een griffierecht van € 134 geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Op 26 november 2021 heeft het Hof van belanghebbende een nader stuk met bijlagen ontvangen.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 1 maart 2022. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een procesverbaal opgemaakt.
Feiten
Belanghebbende exploiteert sinds 1 oktober 2008 een eenmanszaak onder de naam [A] (de eenmanszaak). Volgens de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel bestaan de activiteiten van de onderneming uit het importeren, exporteren en verkopen van elektronische artikelen, sieraden en edelmetalen, industriële goederen, food en non-food en overige consumentenproducten, alsmede het geven van computerles en het uitvoeren van projecten voor de civiele bouw en openbare werken. De omzet bestaat uit contante verkopen en pinbetalingen.
Op 16 oktober 2015 heeft belanghebbende aangifte IB/PVV voor het jaar 2014 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil.
Op 19 juli 2017 heeft belanghebbende een herziene aangifte IB/PVV voor het jaar 2014 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € -/- 7.158, bestaande uit een verlies uit onderneming van € 8.323 (de herziene aangifte). Daarbij heeft belanghebbende € 1.165 aan MKB-winstvrijstelling in aanmerking genomen. Het verlies is als volgt samengesteld:
Omzet € 6.803
Overige opbrengsten € 2.509
Af: inkoop € 1.500
Af: huisvestingskosten € 11.314
Af: verkoopkosten € 4.564
Af: schulden € 763
Bij: buitengewone baten € 506
Verlies € 8.323
Op 16 november 2017 heeft de Inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV over de jaren 2014 tot en met 2016 en de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016.
Lopende het boekenonderzoek heeft de Inspecteur ter behoud van rechten de aanslag IB/PVV, gedagtekend 7 april 2018, opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.000.
De uitkomsten van het boekenonderzoek zijn neergelegd in een tot de gedingstukken behorend controlerapport van 29 november 2018 (het controlerapport). In het controlerapport is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
“4.1.2 Stortingen op ING Bank rekeningnummer (…)
Volgens de bankafschriften van rekeningnummer (…) is er in het jaar 2014 in totaal
€ 15.110 gestort. (…) De belastingplichtige heeft verklaard dat al het kasgeld werd gestort op de bank. Deze stortingen zijn niet meegenomen bij het bepalen van de omzet (zie ook rubriek 4.1.3).
Omzet
De omzet wordt gegenereerd door middel van contante ontvangsten en pinbetalingen. Belastingplichtige heeft aangegeven de omzet te hebben berekend aan de hand van de verkopen per dag. Alle verkopen zijn volgens hem bijgehouden in het elektronisch kassasysteem. Uit de uitdraaien van het kassasysteem blijkt niet dat de contante ontvangsten zijn geboekt in het kassasysteem. Hierdoor kan de volledigheid van de omzet niet gecontroleerd worden. Verder heeft de belastingplichtige verklaard dat al het kasgeld werd gestort op de bank. Deze stortingen van in totaal € 15.110 in 2014 zijn niet meegenomen bij het bepalen van de omzet. Omdat er geen rekening is gehouden met deze bedragen vind er een correctie plaats. De omzet wordt voor het jaar 2014 gecorrigeerd met 100/121 x € 15.110 = € 12.488.
(…)
Vermogensvergelijking
De uitkomst van de opgestelde vermogensvergelijking [is] alle jaren negatief.
2016 |
2015 |
2014 |
|
Beginvermogen (A) |
13.933 |
12.611 |
0 |
Onbelast vermogensresultaat (B) |
0 |
0 |
0 |
Totaal verteerbaar inkomen (C) |
- 10.746 |
-9.910 |
1.224 |
Theoretisch eindvermogen (D = A + B + C) |
3.187 |
2.701 |
1.224 |
Eindvermogen (E) |
509 |
||
Bruto privé (F = D - E) |
2.678 |
2.701 |
1.224 |
Benoemde posten (G) |
4.333 |
4.506 |
4.011 |
Netto privé (H = F - G) |
-1.655 |
-1.805 |
- 2.787 |
Gebreken in de administratie
Samengevat zijn de volgende gebreken vastgesteld:
- er is geen voorraadadministratie bijgehouden;
- er is geen kasadministratie bijgehouden;
- de contante stortingen zijn niet verantwoord in de aangifte. Hierdoor is de vereiste aangifte niet gedaan;
- privé-opnamen zijn niet bijgehouden;
- belastingplichtige heeft aangegeven de omzet te hebben berekend aan de hand van de verkopen per dag. Alle verkopen zijn volgens hem bijgehouden in het elektronisch kassasysteem. Uit de uitdraaien van het kassasysteem blijkt niet dat de contante ontvangsten zijn geboekt in het kassasysteem. Hierdoor kan de volledigheid van de omzet niet gecontroleerd worden.
- de uitkomst van de opgestelde vermogensvergelijking zijn alle jaren negatief;
- de administratie van de belastingplichtige voldoet niet aan de eisen die het bedrijf stelt.
Gelet op het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de verantwoorde omzet niet de werkelijkheid aangeeft. Dit heeft tot gevolg dat het door de ondernemer gevoerde administratie niet kan dienen als betrouwbare basis voor de fiscale winstberekening. Het door de ondernemer gevoerde administratie wordt verworpen. De belastingplichtige is er op gewezen dat bij een eventuele procedure deze tekortkomingen omkering van de bewijslast tot gevolg kunnen hebben op grond van artikel 25 of 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Op grond van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat belasting plichtige niet de vereiste aangiften heeft gedaan voor de inkomstenbelasting en omzetbelasting over de jaren 2014 tot en met 2016.
Ik corrigeer de aangegeven omzet over de jaren zoals eerder aangegeven.
Administratiekosten
De belastingplichtige heeft in het gecontroleerde tijdvak administratiekosten die betaald zijn aan [Administratiekantoor B] aangegeven van respectievelijk € 3.588 (…). Deze administratiekantoor werd gedreven tot 03-04-2017 door mevrouw [C] . Op 1 februari 2018 heb ik een derden-onderzoek aangekondigd bij mevrouw [C] . Mevrouw [C] heeft diverse keren de afspraak verzet en uiteindelijk niets aangeleverd. Er is geen administratie aangetroffen die samengesteld zou zijn. Ook is niet gebleken dat er diensten zijn verricht en dat er facturen zijn uitgeschreven door mevrouw [C] . Omdat de zakelijkheid van de kosten niet is aangetoond, worden de kosten die in het gecontroleerd tijdvak in aftrek zijn gebracht, niet in aftrek toegelaten. Ik corrigeer de administratiekosten voor 2014 met € 3.588 (…).
(…)
MKB-winstvrijstelling
De belastingplichtige heeft recht op de MKB-winstvrijstelling als hij aan de voorwaarden voldoet. Bij de berekening van de winst zal ik hiermee rekening houden.”
Bij uitspraak op bezwaar van 11 april 2020 heeft de Inspecteur naar aanleiding van de uitkomsten van het boekenonderzoek het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en de aanslag IB/PVV verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.667. De Inspecteur heeft daarbij de onder 2.6 vermelde contante stortingen van in totaal € 12.488 als omzet aangemerkt en de door belanghebbende in de herziene aangifte in aftrek gebrachte administratiekosten van € 3.588 niet geaccepteerd. Voor het overige heeft de Inspecteur de herziene aangifte gevolgd.
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Inspecteur als verweerder:
“Aanslag IB/PVV 2014
14. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat van omkering en verzwaring van de bewijslast geen sprake is. Dit betekent dat aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast zal worden beoordeeld of de reeds verminderde aanslag IB/PVV tot het juiste bedrag is opgelegd. Hierbij geldt dat bij een verhoging van de omzet verweerder de betreffende correctie aannemelijk dient te maken. Op eiser rust de bewijslast om de door hem in aftrek gebrachte administratiekosten aannemelijk te maken.
Omzetcorrectie
15. Nu verweerder onweersproken heeft gesteld dat in het jaar 2014 een bedrag van in totaal € 15.110 is gestort op de zakelijke bankrekening van eiser, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in beginsel aan zijn bewijslast voldaan dat de contante stortingen tot de omzet van de eenmanszaak van eiser behoren. Het ligt vervolgens op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat de contante stortingen geen omzet betreffen, maar huurinkomsten zijn. Eiser heeft in dit verband in het Arabisch opgestelde stukken en een door hem in het Arabisch opgesteld Excel-overzicht overgelegd. Nu niet beoordeeld kan worden wat in deze stukken staat vermeld, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de contant gestorte bedragen voortvloeiden uit de verhuur van onroerend goed in Irak. Ook voor de stelling van eiser dat de huurinkomsten via een advocaat door verschillende personen naar Nederland werden gebracht en dat voor de overdracht van het geld werd getekend, is geen enkele vorm van bewijs overgelegd. Voorts is niet in geschil dat van deze personen, voor zover zij bekend zijn bij eiser, geen verklaringen zijn ingebracht. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat, nu ook rekening is gehouden met de omzetbelasting, de omzet in zoverre terecht is gecorrigeerd door verweerder.
Administratiekosten
16. De rechtbank overweegt dat in onderhavig dossier geen facturen zijn aangetroffen die betrekking hebben op de door eiser in aftrek gebrachte administratiekosten. Eiser heeft aldus niet aannemelijk gemaakt dat hij recht heeft op de opgevoerde aftrek. Daar komt bij dat het voor de rechtbank onduidelijk is gebleven waar de werkzaamheden van [C] (de ex-partner) op hebben gezien, nu ter zitting door eiser is verklaard dat haar werkzaamheden betrekking hadden op het drijven van de eenmanszaak tijdens zijn afwezigheid. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank de aftrekpost administratiekosten dan ook terecht gecorrigeerd.
17. Hetgeen overigens nog door eiser is aangevoerd, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De stelling dat sprake is van etnisch profileren heeft eiser niet nader onderbouwd.
18. Eiser heeft tegen de rentebeschikking geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd en ook anderszins is niet gebleken dat de belastingrente in strijd met de wettelijke bepalingen of enige andere rechtsregel in rekening is gebracht.
”