Hoge Raad, 13-10-2023, ECLI:NL:HR:2023:1433, 22/01900
Hoge Raad, 13-10-2023, ECLI:NL:HR:2023:1433, 22/01900
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 oktober 2023
- Datum publicatie
- 13 oktober 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:1433
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2022:658
- Zaaknummer
- 22/01900
Inhoudsindicatie
Stukken in een vreemde taal; gelegenheid bieden tot vertaling daarvan.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/01900
Datum 13 oktober 2023
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 12 april 2022, nr. BK-21/003831, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 20/3654) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2014 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door R.T. Wiegerink, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Uitgangspunten in cassatie
Belanghebbende drijft sinds 1 oktober 2008 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak.
Op 19 juli 2017 heeft belanghebbende een herziene aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2014 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.158 negatief, onder meer bestaande uit een verlies uit onderneming van € 8.323.
De Inspecteur heeft op grond van de bevindingen van een boekenonderzoek geconcludeerd dat contante stortingen op de zakelijke bankrekening van belanghebbende van in totaal € 15.110 niet zijn meegenomen bij het bepalen van de omzet voor het jaar 2014. De Inspecteur heeft dit bedrag gecorrigeerd voor omzetbelasting en heeft € 12.488 (100/121 x € 15.110) aangemerkt als omzet van de eenmanszaak.
3 Procedure voor het Hof
Voor het Hof was onder meer in geschil of het door de Inspecteur gecorrigeerde bedrag van de contante stortingen tot de omzet, en daarmee tot de winst van de onderneming van belanghebbende behoort.
Belanghebbende heeft zich bij het Hof op het standpunt gesteld dat de contante stortingen geen omzet van de eenmanszaak vormen, maar huurinkomsten ter zake van grond en huizen in Irak waarvan hij in privé gedeeltelijk eigenaar is. Het bedrag van de contante stortingen behoort daarom naar zijn mening niet tot zijn winst uit onderneming.
Het Hof heeft geoordeeld dat de Inspecteur op grond van de constateringen van het boekenonderzoek aannemelijk heeft gemaakt dat het bedrag aan contante stortingen dat op de zakelijke rekening van belanghebbende is gestort, tot de omzet van de eenmanszaak behoort.
Het Hof heeft voorts – in cassatie onbestreden – geoordeeld dat het vervolgens aan belanghebbende is om aannemelijk te maken dat deze stortingen geen omzet betreffen, maar huurinkomsten zijn. Het heeft vervolgens geoordeeld dat belanghebbende daarin niet is geslaagd. Daartoe heeft het Hof redengevend geacht dat a) de door belanghebbende overgelegde, in de Arabische taal opgestelde stukken niet als bewijs kunnen dienen omdat niet kan worden beoordeeld wat in die stukken staat, b) geen aansluiting is te maken tussen de bedragen die zijn vermeld in het eveneens door belanghebbende overgelegde, in de Arabische taal opgestelde Excel-overzicht waarvan ter zitting een vertaling is overgelegd, en de in de gedingstukken gestelde bedragen aan huurinkomsten, en evenmin met het bedrag van de contante stortingen, en c) de stelling van belanghebbende dat de huurinkomsten door een advocaat en een koerier naar Nederland zijn gebracht, niet is onderbouwd met objectieve bewijsstukken.