Home

Gerechtshof Den Haag, 08-08-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1494, 200.235.298/02

Gerechtshof Den Haag, 08-08-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1494, 200.235.298/02

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
8 augustus 2023
Datum publicatie
15 augustus 2023
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2023:1494
Formele relaties
Zaaknummer
200.235.298/02

Inhoudsindicatie

Erflaatster heeft bij leven haar villa verkocht aan haar zoon onder voorbehoud van het recht van bewoning. Erflaatster heeft alleen haar zoon tot erfgenaam benoemd. Door het feitelijk handelen van erflaatster en haar zoon is het vermogen van erflaatster verschoven naar haar zoon. De legitimaris staat in beginsel met lege handen. De handelswijze van de zoon/erfgenaam acht het hof in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid die hij in acht had dienen te nemen jegens de legitimaris. De zoon wist dat hij een aanzienlijke schuld had aan erflaatster. Van hem had in redelijkheid mogen worden verlangd dat hij een deugdelijke administratie had bijgehouden van het aflossen/verrekenen van zijn schuld aan erflaatster. De zoon heeft niet aangetoond dat hij een bedrag van NLG 479.500 aan erflaatster heeft terugbetaald. Bij de berekening van de legitieme dient dus rekening te worden gehouden met het bedrag van NLG 479.500.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team familie

Zaaknummer : 200.235.298/02

Zaak- rolnummer rechtbank : C/10/369726 / HA ZA 11-9

Arrest van 8 augustus 2023

Inzake

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant in principaal hoger beroep,

geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: [appellante] ,

advocaat: mr. H.J.W. Alt te Den Haag,

tegen

[geïntimeerde] ,

gevestigd te [woonplaats] ,

geïntimeerde in principaal hoger beroep,

appellante in incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. A.C. Kool te Amsterdam.

Het verloop van het geding

Bij exploot van 9 maart 2018 is [appellante] in hoger beroep gekomen van het proces-verbaal van 5 oktober 2011 voor zover het slot van pagina 3 daarvan is te zien als een beslissing c.q. daarin een beslissing is opgenomen, alsmede van de vonnissen, respectievelijk op 18 mei 2011, 27 juli 2011, 9 januari 2013, 6 augustus 2014, 19 april 2017 en 13 december 2017 onder zaaknummer C/10/369726 / HA ZA 11-9 door de rechtbank Rotterdam gewezen tussen [appellante] als gedaagde in conventie, tevens eiser in reconventie en [geïntimeerde] als eiseres in conventie, tevens gedaagde in reconventie..

Op 19 september 2018 is een pleidooi gehouden in verband met de door [appellante] in de appeldagvaarding ingestelde incidentele vordering, welke vordering door [geïntimeerde] bij antwoordconclusie is bestreden.

De zaak is vervolgens, in verband met mediation, van de rol gehaald.

Op 10 december 2019 is de zaak op verzoek van partijen weer opgebracht omdat de mediation niet is geslaagd.

Het hof heeft bij tussenarrest van 12 mei 2020 de incidentele vordering afgewezen en [appellante] in de proceskosten van het incident veroordeeld.

Op 4 augustus 2020 heeft [appellante] een memorie van grieven tevens houdende wijziging van eis en incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad althans tot zekerheidsstelling genomen. Hierbij heeft hij 14 grieven geformuleerd (het hof merkt op dat [appellante] de laatste grieven abusievelijk verkeerd heeft genummerd).

Op 1 september 2020 heeft [geïntimeerde] een antwoordconclusie in het incident genomen.

Het hof heeft bij tussenarrest van 8 december 2020 de incidentele vordering van [appellante] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten in het incident.

Op 29 december 2020 heeft [appellante] een akte rectificatie schrijffouten memorie van grieven genomen.

Op 16 februari 2021 heeft [geïntimeerde] een memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep genomen en hierbij drie grieven in incidenteel appel geformuleerd.

Op 4 mei 2021 heeft [appellante] bij memorie van antwoord in incidenteel appel gereageerd.

[appellante] heeft vervolgens pleidooi gevraagd. Dat pleidooi is gehouden op 9 september 2021. De advocaten van partijen hebben toen pleitnota’s voorgedragen en overgelegd.

Ter gelegenheid van het pleidooi is er door beide partijen een akte genomen:

- de brief met bijlagen H18 tot en met 22 van mr. Alt van 25 augustus 2020;

- de brief met bijlage H23 van mr. Alt van 25 augustus 2020;

- de akte uitlaten producties van mr. Kool van 9 september 2021.

Op 6 april 2023 heeft op verzoek van [appellante] een tweede pleidooi plaatsgevonden aangezien één van de raadsheren die bij het eerste pleidooi aanwezig was niet meer in staat is om het arrest mede te wijzen.

Voor het pleidooi heeft appellant nog een akte genomen tot het in geding brengen van stukken. Het betreft de producties H24, H25, H26 en H27.

Tijdens het pleidooi hebben de advocaten van partijen een pleitnota voorgedragen en overgelegd.

De beoordeling van het hoger beroep

Algemeen

Procedure in eerste aanleg

Procedure in hoger beroep

Het oordeel in hoger beroep

Conclusie

Incidenteel appel waaronder de proceskosten

Conservatoir beslag

Beslissing