Home

Gerechtshof Den Haag, 20-04-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1762, BK-22/00539

Gerechtshof Den Haag, 20-04-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1762, BK-22/00539

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
20 april 2023
Datum publicatie
9 oktober 2023
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2023:1762
Formele relaties
Zaaknummer
BK-22/00539
Relevante informatie
Art. 15, lid 1, onderdeel a, Wet OB 1968, Art. 67c AWR

Inhoudsindicatie

Art. 15, 1, aanhef en onderdeel a, Wet OB 1968; bewijslast recht op aftrek van voorbelasting; samenwerkingsovereenkomst; samenwerkingsverband; kosten verbouwing pand.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-22/00539

in het geding tussen:

(gemachtigde: N. Idrissi)

en

(vertegenwoordiger: […])

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 26 april 2022, nummer SGR 21/3599.

Procesverloop

1.1.

Belanghebbende is over het tijdvak van 1 oktober 2018 tot en met 31 december 2018 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd van € 90.228. Bij beschikkingen heeft de Inspecteur aan belanghebbende een verzuimboete (de verzuimboete) opgelegd van € 5.278 en € 2.185 aan belastingrente (de belastingrente) in rekening gebracht.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag verminderd tot op € 45.294, de verzuimboete verminderd tot op € 4.529 en de belastingrente verminderd tot op € 1.097.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake daarvan is een griffierecht geheven van € 181. De beslissing van de Rechtbank luidt:

”De rechtbank:

- verklaart het beroep voor zover gericht tegen de verzuimboete gegrond en vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover betrekking hebbend op deze boete;

- vernietigt de verzuimboete en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van de uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181 aan eiser te vergoeden.”

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 274. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Partijen hebben nadien nog nadere stukken ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 16 maart 2023, gehouden te Den Haag. Raadsheer Van Zadelhoff heeft de zitting bijgewoond vanaf een andere locatie via een beeld- en geluidsverbinding (MS Teams en Facetime). Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Belanghebbende exploiteert met ingang van 1 januari 2016 een eenmanszaak onder de naam [eenmanszaak] . Volgens de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel betreft het een organisatieadviesbureau onder andere op het gebied van reclame en bedrijfsvormgeving, alsmede een klussenbedrijf. Daarnaast houdt belanghebbende zich bezig met import, export, inkoop, verkoop en handel in partijgoederen. Belanghebbende is ondernemer voor de omzetbelasting.

2.2.

Belanghebbende is door de Inspecteur uitgenodigd tot het doen van aangifte voor de omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2018. De uiterste inleverdatum daarvoor was 31 januari 2019.

2.3.

Belanghebbende heeft niet uiterlijk op 31 januari 2019 de aangifte voor de omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2018 ingediend. De Inspecteur heeft daarom met dagtekening 26 februari 2019 belanghebbende een naheffingsaanslag omzetbelasting voorzien van kenmerk [kenmerk 1] opgelegd naar een geschat verschuldigd bedrag van € 250 (systeemaanslag). Daarbij zijn een betaalverzuimboete van € 50 en een aangifteverzuimboete van € 65 opgelegd.

2.4.

Op 10 mei 2019 heeft belanghebbende over het vierde kwartaal van 2018 een negatieve aangifte voor de omzetbelasting ingediend. De volgens deze aangifte verschuldigde omzetbelasting bedraagt € 90.228, naar een omzet van € 434.260, en daarop heeft belanghebbende een bedrag van € 91.677 aan voorbelasting in aftrek gebracht. De aangifte resulteerde derhalve in een verzoek om teruggaaf van € 1.449. De Inspecteur heeft deze aangifte aangemerkt als een te laat ingediend bezwaar tegen de naheffingsaanslag. Bij uitspraak op bezwaar van 24 mei 2019 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en de daarmee samenhangende betaalverzuimboete ambtshalve verminderd tot nihil. De aangifteverzuimboete is gehandhaafd.

2.5.

Bij brief van 13 mei 2019 heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht een specificatie van de op de aangifte van 10 mei 2019 vermelde voorbelasting en kopieën van facturen waarop die voorbelasting in rekening is gebracht toe te sturen. Belanghebbende heeft hierop, ook na te zijn gerappelleerd, niet gereageerd.

2.6.

Met dagtekening 25 juli 2019 heeft de Inspecteur belanghebbende de in geding zijnde naheffingsaanslag in de omzetbelasting met kenmerk [kenmerk 2] (de naheffingsaanslag) opgelegd ten bedrage van € 90.228. Daarbij is de aangifteverzuimboete van € 5.278 opgelegd en is € 2.185 aan belastingrente in rekening gebracht.

2.7.

Belanghebbende heeft in de bezwaarfase de grootboekkaart 2018 en onder meer de volgende facturen overgelegd:

Factuurdatum

Factuur uitgereikt door

Beschrijving

Bedrag excl. OB

OB

3 oktober 2018

[A] Finance BV

Verrichte werkzaamheden september

€ 30.000,00

€ 6.300,00

3 november 2018

[A] Finance BV

Verrichte werkzaamheden oktober

€ 27.000,00

€ 5.670,00

5 december 2018

[A] Finance BV

Verrichte werkzaamheden november

€ 27.650,00

€ 5.806,50

31 december 2018

[A] Finance BV

Verrichte werkzaamheden december

€ 28.320,00

€ 5.947,20

31 december 2018

[A] Finance BV

Overeenkomst beëindiging samenwerking

€ 30.000,00

€ 6.300,00

Totaal

€ 30.023,00

2.8.

Naar aanleiding hiervan heeft de Inspecteur nadere vragen gesteld aan belanghebbende.

2.9.

Op 4 maart 2020 heeft belanghebbende meegedeeld dat hij met [A] een samenwerking had om gezamenlijk te investeren in flexkantoren, dat [A] de financiële zaken regelde en dat belanghebbende arbeid verrichtte, financiële taken had en adviseerde. Over de betaling van de facturen van [A] Finance BV heeft hij verklaard dat het hier deels om schulden gaat en dat deels sprake is van voorfinanciering door [A] . Belanghebbende heeft verder onder meer een samenwerkingsovereenkomst met [A] Finance BV (de samenwerkingsovereenkomst), een offerte van [naam] opgemaakt door ir. [A] en een stuk van 3 januari 2019 waarin de samenwerkingsovereenkomst wordt beëindigd, overgelegd. In die beëindiging staat dat [A] Finance van belanghebbende een uitkoopsom zal ontvangen van € 30.000 en dat belanghebbende de nog openstaande facturen van 2 juli 2018 en 31 december 2018 nog moet voldoen. Omdat niet alle door de Inspecteur opgevraagde stukken zijn overgelegd, niet alle vragen zijn beantwoord en de overgelegde stukken nieuwe vragen hebben opgeroepen, heeft de Inspecteur met dagtekening 16 maart 2020 opnieuw een vragenbrief aan belanghebbende gestuurd.

2.10.

Op 7 augustus 2020 heeft belanghebbende, na door de Inspecteur te zijn gerappelleerd, schriftelijk gereageerd en daarin onder meer verklaard dat hij een klantenbestand heeft gekocht teneinde te kunnen gaan handelen in consumentenelektronica, dat hij een en ander contant heeft betaald omdat [A] Finance BV niet beschikt over een bankrekening, dat hij een deel wilde betalen door arbeid te verrichten in het pand (het pand), gelegen aan de [adres] , en een deel heeft betaald met de levering van telefoons. Verder heeft belanghebbende daarbij verklaard dat de verbouwing in het pand door [A] zou worden uitgevoerd en dat de kosten van de verbouwing in diens administratie terug te vinden zouden moeten zijn. Belanghebbende heeft onder meer kwitanties van [A] Trading BV voor de aankoop van een klantenbestand en diverse facturen van en aan hem overgelegd.

2.11.

Met dagtekening 29 oktober 2020 heeft de Inspecteur belanghebbende een vooraankondiging van de uitspraak op bezwaar gestuurd waarin hij meedeelt een bedrag van € 44.304 aan voorbelasting in aftrek toe te staan. Dit bedrag ziet voor € 40.399 op naar belanghebbende verlegde omzetbelasting, voor € 3.675 op de factuur van [A] Finance BV van 13 oktober 2018 inzake de aankoop van het klantenbestand en voor het overige op andere facturen uit het vierde kwartaal dan vermeld in de tabel onder 2.7. Wat betreft de facturen van [A] Finance BV vermeld onder 2.7 wordt geen aftrek verleend. Enerzijds omdat die betrekking hebben op een ander tijdvak dan het vierde kwartaal van 2018, anderzijds omdat niet duidelijk is welke prestaties [A] Finance BV heeft verricht en de facturen ook niet zijn te herleiden naar de samenwerkingsovereenkomst.

2.12.

Tijdens het telefonisch hoorgesprek op 4 februari 2021 is afgesproken dat belanghebbende nogmaals de gelegenheid krijgt om aanvullende stukken te overleggen. De uiterste inleverdatum is daarbij 15 maart 2021. Belanghebbende heeft geen aanvullende informatie verstrekt.

2.13.

Bij de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur overeenkomstig de vooraankondiging de naheffingsaanslag verminderd met € 44.304 tot € 45.294, de verzuimboete verminderd tot op € 4.529 en de belastingrente verminderd tot op € 1.097.

2.14.

In de bezwaarfase heeft belanghebbende ter zake van aanschaf van de Rolex bij bericht van 21 augustus 2021 nogmaals een factuur aan de Inspecteur gezonden. Ter zake van deze factuur is bij beschikking van 11 december 2020 op de negatieve suppletie over het derde kwartaal van 2020 een teruggaaf van € 5.207 aan omzetbelasting verleend.

2.15.

De Inspecteur heeft bij beschikking van 28 mei 2022 de verzuimboete vernietigd.

2.16.

Tot de gedingstukken behoort een geschrift met de volgende tekst:

”SAMENWERKINGSOVEREENKOMST

1. [A] Finance BV, gevestigd te [vestigingsplaats] , [adres 2] [postcode] , ten deze vertegenwoordigd door [A] , in de functie van Bestuurder.

Hierna te noemen: "Partij A".

2. [eenmanszaak] , gevestigd te [vestigingsplaats] , [postcode] [vestigingsplaats] , ten deze vertegenwoordigd door [belanghebbende] , in de functie van eigenaar

Hierna te noemer: "Partij B".

Verklaren het volgende overeen te zijn gekomen;

Artikel 1: Overwegingen

1a. Partij A expertise/kennis/finance/arbeid

1b. Partij B expertise/kennis/finance/arbeid

1c. Het doel van de beoogde samenwerking tussen partijen is opzetten flex kantoren [adres]

1d. De taak/taken van Partij A is/zijn onder deze samenwerkingovereenkomst investeren en werkzaamheden

1e. De taak/taken van Partij B is/zijn onder deze samenwerkingovereenkomst investeren en werkzaamheden

lf. Het doel van deze overeenkomst is het vastleggen van afspraken voor de periode voorafgaand aan de beoogde samenwerking tussen partijen. Het doel van deze overeenkomst is nadrukkelijk niet het tot stand brengen van een samenwerking.

Artikel 2: Duur

2a. Deze samenwerkingovereenkomst is aangegaan voor een duur van onbepaalde tijd. De samenwerkingovereenkomst is aangevangen op 02-01-2018 en zal derhalve eindigen op nader overeen te komen.

2b. Verlenging van deze overeenkomst is mogelijk indien beide partijen dat wensen. Hiertoe stellen zij een schriftelijke verlenging op voor een nader te bepalen periode.

2

Artikel 3. Doelstellingen

3a.opstarten van flex kantoren en flex plekken met als doel verhuur aan zzp-ers

Artikel 4: Kosten

4a. De kosten die ten behoeve van deze samenwerkingverklaring moeten worden gemaakt zijn begroot op €400.000,00. Partijen dragen ieder afzonderlijk gelijkwaardig hun eigen kosten.

Artikel 5: Uitgangspunten, rechten en verplichtingen

5a. Het uitgangspunt van deze samenwerkingovereenkomst is het onderzoeken van de mogelijkheden tot het aangaan van een samenwerking tussen partijen.

5b. Partijen zullen de volgende taken uitvoeren ter uitvoering van overeenkomst:

(…)

De taken van Partij A bestaan uit:

[arbeid taak 1 partij A]

[financiële taak 2 partij A]

[administratie taak 3 partij A]

De taken van Partij B bestaan uit:

[arbeid taak 1 partij B]

[financiële taak 2 partij B]

[clienten werving taak 3 partij B]

5c. Partijen spannen zich in om elkaar over en weer zo snel mogelijk te informeren over zaken waarvan zij weten of redelijkerwijs hadden moeten weten dat ze van belang zijn voor de wederpartij.

5d. Het staat partijen vrij om zich op ieder moment terug te trekken uit deze overeenkomst, zonder dat zij hiermee over en weer verplichting schept. Deze bepaling is behoudens verplichtingen die tot stand komen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en behoudens verplichtingen die in deze overeenkomst worden verbonden aan het onttrekken van een dezer partijen aan de overeenkomst.

4

Artikel 9: Slotbepaling

9a. Alle voorgaande overeenkomsten tussen partijen worden vervangen door deze overeenkomst.

Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt.

Plaats: [vestigingsplaats]

Datum: 2-1-2018

Handtekening Partij A Handtekening Partij B

----------------------------- (handtekening; Hof)

[A] [belanghebbende] ”

(stempelafdruk [A] GROUP)

2.17.

Het geschrift ter zake van de beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst luidt:

”Samenwerkings overeenkomst Beeindiging

Datum 3-1-2019

Bij deze zijn partij a en partij b samen overeen gekomen om de samenwerking aan gegaan op 2-1-2018 te beeindigen

De beeindiging is mondeling op 20-12-2019 toegezegd en beide partijen zijn overeen gekomen dat [A] Finance een uitkoopsom zal ontvangen van 30.000euro van [eenmanszaak] , naast alle kosten die al gemaakt zijn voor de verbouwing/huur en werkzaamheden in 2018 door [A] Finance.

[eenmanszaak] zal daarbij de fakuren die nog open staan dus gewoon nog moeten voldoen. Het gaat om fakturen 20181001 tm 20181007 en 20181008 afkoopfaktuur.

Handtekening voor akkoord

[A] [belanghebbende] ”

2.18.

Een verklaring ondertekend door [A] en belanghebbende met dagtekening 17 augustus 2022 vermeldt:

”Verklaring samenwerkingsverband tussen [A] BV en [eenmanszaak]

Hierbij onderteken ik, [A] ( [A] BV) dat [belanghebbende] vanuit [eenmanszaak] een samenwerking samen zijn aangegaan in 2018 en in 2019 is deze samenwerking beëindigd.

Inhoud van de samenwerkingsverband:

- [eenmanszaak] heeft het klantenbestand van [A] overgekocht en fungeert als intermediair tussen koper en verkoper.

- [eenmanszaak] is een belanghebbende in het samenwerkingsverband van het project [A] BV.

- [eenmanszaak] heeft het pand deels verbouwd.

De werkzaamheden van [eenmanszaak] betrof:

1. Alle sloopwerkzaamheden in het pand

2. Herstelwerk van sloopwerkzaamheden

3. Schilderwerk

4. Gipswanden plaatsen”

2.19.

[A] verblijft in het buitenland en er is een strafrechtelijk onderzoek naar hem ingesteld.

Oordeel van de Rechtbank

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing