Home

Gerechtshof Den Haag, 30-07-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1404, BK-23/367

Gerechtshof Den Haag, 30-07-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1404, BK-23/367

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
30 juli 2024
Datum publicatie
21 augustus 2024
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:1404
Zaaknummer
BK-23/367
Relevante informatie
Art. 6 EVRM, Art. 8:57 Awb

Inhoudsindicatie

Aanslag IB/PVV. Bij het bepalen van het belastbare inkomen uit werk en woning dient te worden uitgegaan van het bruto-inkomen dat is genoten op grond van de Participatiewet.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-23/367

in het geding tussen:

(gemachtigde: H.B. Sodenkamp)

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 7 maart 2023, nummer SGR 22/2409.

Procesverloop

1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2019 een aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.083. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is € 47 belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake daarvan is een griffierecht geheven van € 50. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 136. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 7 mei 2024. Partijen zijn verschenen. De onderhavige zaak is gezamenlijk behandeld met de zaak BK-23/844 beide ten name van belanghebbende. Hetgeen in de ene zaak is aangevoerd wordt geacht te zijn aangevoerd in de andere zaak, tenzij hetgeen is aangevoerd uitsluitend op die ene zaak betrekking heeft. Van het verhandelde ter zitting is één proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Belanghebbende is geboren op [geboortedatum] 1960 en heeft in het jaar 2019 geen fiscaal partner.

2.2.

Op 26 november 2020 heeft belanghebbende de aangifte IB/PVV 2019 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.104, bestaande uit inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking van de [naam bedrijf] van € 1.384, een ‘uitkering van de [gemeente] ’ van € 11.345 en een resultaat uit overige werkzaamheden van € 375.

2.3.

Met dagtekening 22 januari 2021 is aan belanghebbende de voorlopige aanslag IB/PVV 2019 opgelegd conform haar aangifte.

2.4.

De Inspecteur heeft bij brief van 30 maart 2021 zijn voornemen tot afwijking van de aangifte IB/PVV 2019 ten aanzien van de door belanghebbende aangegeven looninkomsten aan belanghebbende kenbaar gemaakt:

“Hoe wil ik afwijken van uw aangifte?

Verhoging van uw inkomsten uit loon of uitkering.

U vermeldt in uw aangifte dat u in 2019 een bedrag van € 12.729 hebt ontvangen aan inkomsten uit loon of uitkering. Uw werkgever(s) en/of uitkeringsinstantie(s) hebben ook loongegevens doorgegeven aan de Belastingdienst. Deze loongegevens vindt u in de bijlage LOONGEGEVENS. Uit deze loongegevens blijkt:

- dat u in 2019 in totaal € 15.709 hebt ontvangen aan inkomsten uit loon of uitkering;

- dat hierop in totaal € 2.999 aan loonheffing is ingehouden.

Voor de berekening van de Inkomstenbelasting en Premie volksverzekeringen ga ik uit van deze laatste bedragen.”

2.5.

Belanghebbende heeft op 17 april 2021 gereageerd op het voornemen tot afwijking van de aangifte IB/PVV 2019.

2.6.

Bij brief van 15 juli 2021 heeft de Inspecteur belanghebbende om nadere informatie verzocht. Belanghebbende heeft op dit verzoek gereageerd bij e-mailbericht van 3 augustus 2021. Bij brief van 4 augustus 2021 heeft de Inspecteur zijn verzoek om informatie herhaald.

2.7.

De Inspecteur heeft bij brief van 9 september 2021 aangekondigd dat hij het voornemen tot afwijking van de ingediende aangifte IB/PVV 2019 handhaaft.

2.8.

Bij brief van 24 september 2021 heeft de Inspecteur de definitieve aanslag IB/PVV 2019 opgelegd. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is vastgesteld op
€ 16.083. Tevens is belastingrente in rekening gebracht.

2.9.

Belanghebbende heeft bij brief van 2 oktober 2021 bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2019. Bij de vooraankondiging van de uitspraak op bezwaar van 28 januari 2022 is een afschrift van “Details inkomstenverhoudingen” van belanghebbende gevoegd, voor zover in hoger beroep relevant, inhoudend:

“Details inkomstenverhouding

Belastingjaar

2019

(…)

(…)

Naam inhoudingsplichtige (BvR)

[gemeente]

(…)

Loon

14.324

Loonheffing

2.980

(…)

Berichtgever

UWV

(…)

(…)”

Oordeel van de Rechtbank

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing