Gerechtshof Den Haag, 23-10-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:2091, BK-24/179 tot en met BK-24/183
Gerechtshof Den Haag, 23-10-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:2091, BK-24/179 tot en met BK-24/183
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 23 oktober 2024
- Datum publicatie
- 21 november 2024
- Annotator
- Zaaknummer
- BK-24/179 tot en met BK-24/183
- Relevante informatie
- Art. 2 Kw Inv. Rb, Art. 3 Kw Inv. Rb, Art. 231 Gemw, Art. 2:14 Awb
Inhoudsindicatie
Art. 2 Kostenwet; art. 3, lid 1, Kostenwet; art. 231, lid 1, Gemeentewet. Aanmaningskosten en betekeningskosten i.v.m. naheffingsaanslagen parkeerbelasting. Invorderingsambtenaar heeft besluiten voldoende kenbaar gemaakt door plaatsing in de digitale berichtenbox van “MijnOverheid.” Gevolgen van niet aanzetten e-mailnotificaties komen voor risico van belanghebbende.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-24/179 tot en met BK-24/183
in het geding tussen:
(gemachtigde: N.G.A. Voorbach)
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (de Rechtbank) van 18 januari 2024, nummers ROT 22/5722 tot en met 22/5726.
Procesverloop
Aan belanghebbende is met dagtekening 26 januari 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente Rotterdam opgelegd van in totaal € 69,10 (vorderingsnummer […] ), bestaande uit € 2,60 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten naheffing. In de naheffingsaanslag is als uiterste betaaldatum 26 februari 2022 vermeld.
Aan belanghebbende is met dagtekening 13 april 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente Rotterdam opgelegd van in totaal € 69,10 (vorderingsnummer […] ), bestaande uit € 2,60 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten naheffing. In de naheffingsaanslag is als uiterste betaaldatum 14 mei 2022 vermeld.
Aan belanghebbende is met dagtekening 6 mei 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente Rotterdam opgelegd van in totaal € 69,10 (vorderingsnummer […] ), bestaande uit € 2,60 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten naheffing. In de naheffingsaanslag is als uiterste betaaldatum 6 juni 2022 vermeld.
Aan belanghebbende is met dagtekening 11 mei 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente Rotterdam opgelegd van in totaal € 69,10 (vorderingsnummer […] ), bestaande uit € 2,60 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten naheffing. In de naheffingsaanslag is als uiterste betaaldatum 11 juni 2022 vermeld.
Aan belanghebbende is met dagtekening 2 juni 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente Rotterdam opgelegd van in totaal € 69,10 (vorderingsnummer […] ), bestaande uit € 2,60 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten naheffing. In de naheffingsaanslag is als uiterste betaaldatum 3 juli 2022 vermeld.
Omdat belanghebbende de naheffingsaanslagen niet binnen de gestelde termijnen heeft betaald, heeft de Invorderingsambtenaar haar schriftelijk aangemaand alsnog te betalen. De aanmaningen zijn verstuurd met dagtekeningen van respectievelijk 19 juli 2022 (vorderingsnummer […] ), 16 augustus 2022 (vorderingsnummer […] ), 5 juli 2022 (vorderingsnummer […] ), 12 juli 2022 (vorderingsnummer […] ) en 26 juli 2022 (vorderingsnummer […] ). Voor het verzenden van de aanmaningen is aan belanghebbende op de voet van de Kostenwet invordering rijksbelastingen (Kostenwet) bij beschikking een bedrag van € 8 per aanmaning aan aanmaningskosten in rekening gebracht.1
Aan belanghebbende zijn door terpostbezorging op respectievelijk 11 augustus 2022 (vorderingsnummer […] ), 28 juli 2022 (vorderingsnummer […] ), 4 augustus 2022 (vorderingsnummer […] ) en 18 augustus 2022 (vorderingsnummer […] ) dwangbevelen betekend. Daarvoor is belanghebbende op de voet van de Kostenwet bij beschikking een bedrag van € 45 per dwangbevel aan betekeningskosten in rekening gebracht.2
Tegen de op grond van de Kostenwet in rekening gebrachte kosten heeft belanghebbende op 5 en 6 september 2022 bezwaarschriften ingediend bij de Invorderingsambtenaar.
De Invorderingsambtenaar heeft bij uitspraken op bezwaar van 26 oktober 2022 de bezwaren tegen de op grond van de Kostenwet in rekening gebrachte kosten ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. In verband daarmee is een griffierecht van € 50 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. In verband daarmee is een griffierecht van € 138 geheven. De Invorderingsambtenaar heeft een nader stuk met het opschrift “verweerschrift” ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 11 september 2024. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
2. De Invorderingsambtenaar heeft schermprints van de verzend- en ontvangstadministratie overgelegd. De vorderingsnummers en de dagtekeningen op de schermprints komen overeen met die op de naheffingsaanslagen. Ook corresponderen de referentienummers op de schermprints met de bonnummers op de naheffingsaanslagen. Voorts staat op de schermprints steeds vermeld “MijnOverheid” en “Status = VERWERKT”.
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Invorderingsambtenaar als verweerder:
“4.1. In artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat besluiten die zijn gericht tot een of meer belanghebbenden, bekend worden gemaakt door toezending of uitreiking. Met die toezending wordt bedoeld het fysiek per post versturen. In aanvulling hierop is in artikel 2:14, eerste lid, van de Awb bepaald dat besluiten ook elektronisch mogen worden verstuurd. Voorwaarde is dat de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs die weg voldoende bereikbaar is.
Verweerder heeft toegelicht dat eiseres zich bij MijnOverheid heeft aangemeld voor digitale toezending van berichten door verweerder en dat hij vanwege die aanmelding de naheffingsaanslagen digitaal aan eiseres heeft verstuurd. Verweerder wijst in dit verband op de schermprints van het verzendsysteem van verweerder. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de overgelegde verzendadministratie aannemelijk heeft gemaakt dat de naheffingsaanslagen via de Berichtenbox van MijnOverheid aan eiseres zijn verzonden. De rechtbank acht daarbij van belang dat de vorderingsnummers en de dagtekeningen op de schermprints overeenkomen met die op de naheffingsaanslagen. Ook corresponderen de referentienummers op de schermprints met de nummers op de naheffingsaanslagen. De statuscode ‘Verwerkt’, zoals vermeld op de schermprints, wijst er volgens verweerder op dat de naheffingsaanslag door middel van de Berichtenbox van MijnOverheid kan worden ingezien. Dit rechtvaardigt het vermoeden dat eiseres de naheffingsaanslagen heeft ontvangen. Vervolgens ligt het op de weg van eiseres om dit vermoeden te ontzenuwen. Eiseres heeft geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan aan de ontvangst van de naheffingsaanslagen redelijkerwijs moet worden getwijfeld. De enkele ontkenning van de ontvangst is daarvoor onvoldoende.
De aanmaningen en de dwangbevelen zijn per post naar hetzelfde adres van eiseres gestuurd. De juistheid van het adres wordt niet betwist. Verweerder heeft een verzendadministratie overgelegd. Hij heeft deze ter zitting toegelicht. Verweerder heeft aan de hand van de door hem overgelegde verzendbewijzen toegelicht dat de brieven naar eiseres zijn verstuurd met PostNL. De rechtbank acht op basis van de overgelegde verzendadministratie aannemelijk, dat de individuele dwangbevelen onderdeel uitmaakten van batches, die door PostNL zijn ontvangen. De rechtbank acht daarbij van belang dat de vorderingsnummers en de dagtekeningen op de schermprints overeenkomen met die op de aanmaningen en de dwangbevelen. Er zijn geen onregelmatigheden in het systeem ontdekt door verweerder. Er is niet gesteld of gebleken van problemen bij PostNL op en rond de data van de verzendingen. De enkele ontkenning van de ontvangst van de brieven op het adres van eiseres ontzenuwt het vermoeden van ontvangst niet. De rechtbank acht de verzending van de aanmaningen en de dwangbevelen aan eiseres op het juiste adres door verweerder voldoende aannemelijk gemaakt.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslagen, de aanmaningen en de dwangbevelen op de juiste wijze bekend zijn gemaakt door verweerder. De aanmaningskosten zijn dus terecht opgelegd.