Gerechtshof Den Haag, 03-12-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:2381, BK-23/1119
Gerechtshof Den Haag, 03-12-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:2381, BK-23/1119
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 3 december 2024
- Datum publicatie
- 27 januari 2025
- Annotator
- Zaaknummer
- BK-23/1119
- Relevante informatie
- Art. 11 Iw 1990, Art. 231 Gemw, Art. 257 Gemw, Art. 1 Kw Inv.rb, Art. 2 Kw Inv.rb
Inhoudsindicatie
Art. 1 Kostenwet en art. 2 Kostenwet. Aanmaningskosten onterecht in rekening gebracht. Zorgvuldigheidsbeginsel brengt met zich dat niet tot aanmaning kon worden overgegaan voordat het verzoek van belanghebbende om kwijtschelding van de aanslag was afgewezen.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-23/1119
in het geding tussen:
en
de invorderingsambtenaar van het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling, de Invorderingsambtenaar,
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 20 oktober 2023, nummer ROT 22/3740.
Procesverloop
Aan belanghebbende is met dagtekening 26 februari 2022 een aanslag lokale belastingen voor het belastingjaar 2022 (de aanslag) opgelegd voor een totaalbedrag van € 574,35.
De Invorderingsambtenaar heeft belanghebbende een aanmaning met dagtekening 24 juni 2022 gestuurd, omdat belanghebbende de aanslag niet binnen de gestelde termijn heeft betaald. Voor het verzenden van de aanmaning is aan belanghebbende op de voet van de Kostenwet invordering rijksbelastingen (Kostenwet) bij beschikking een bedrag van € 18 aan aanmaningskosten in rekening gebracht (de kostenbeschikking).
De Invorderingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 5 augustus 2022 het bezwaar tegen de kostenbeschikking ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. In verband daarmee is een griffierecht van € 50 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. In verband daarmee is een griffierecht van € 136 geheven.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 22 oktober 2024. De Invorderingsambtenaar is verschenen. Belanghebbende is - zonder bericht - niet verschenen. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 10 september 2024 aan belanghebbende op het adres [adres] te [woonplaats] , onder vermelding van plaats, datum en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens informatie op de website van PostNL is de vorenbedoelde brief op 11 september 2024 bezorgd op het adres van belanghebbende.
Feiten
In het verweerschrift van de Invorderingsambtenaar in de beroepsprocedure staat:
“De aanslag lokale belastingen 2022 (bijlage 2) is met dagtekening 26 februari 2022 verzonden. Belanghebbende heeft voor deze aanslag kwijtschelding aangevraagd. Daarom is op 4 februari 2022 een aanvraagformulier voor kwijtschelding aan belanghebbende gezonden (bijlage 3). Met dagtekening 24 juni 2022 is aan belanghebbende en aanmaning verzonden (bijlage 4).”
Het aanvraagformulier voor kwijtschelding is door belanghebbende niet ingevuld retour gezonden.
De aanslag heeft als uiterste betaaldatum 31 mei 2022.
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Invorderingsambtenaar als verweerder:
“2. De vraag is of die € 18,- invorderingskosten terecht in rekening zijn gebracht. De rechtbank vindt van wel en legt hieronder uit waarom.
3. Bij de beoordeling is het volgende wettelijke kader van belang. Artikel 11 van de Invorderingswet 1990 (IW) bepaalt dat als de belastingschuldige een belastingaanslag niet binnen de gestelde termijn betaalt, de ontvanger hem schriftelijk aanmaant om alsnog binnen twee weken na de dagtekening van de aanmaning te betalen. Ingevolge artikel 1 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen wordt bij diegene die in gebreke is gebleven tijdig te betalen, voor het verrichten van werkzaamheden voor de invordering kosten in rekening gebracht. Op grond van artikel 2 van voornoemde wet zijn aan het verzenden van een aanmaning kosten verbonden, namelijk een bedrag van € 8,- bij een gevorderde som tot € 454,- en € 18,- bij een gevorderde som van € 454,- of meer.
4. Eiser voert aan dat hij een alleenstaande is die subsidie geniet. Met dit feit heeft verweerder volgens hem ten onrechte geen rekening gehouden.
5. De rechtbank heeft begrip voor de - kennelijk (financieel) kwetsbare - situatie van eiser. Dat neemt echter niet weg dat eiser het bedrag van de aanslag niet vóór de vervaldatum van 31 mei 2022 heeft betaald. Daarom heeft verweerder terecht een bedrag van € 18,- aan invorderingskosten in rekening gebracht. De beroepsgrond slaagt niet.”