Home

Gerechtshof Den Haag, 27-02-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:906, BK-23/477 en BK-23/688 tot en met BK-23/889

Gerechtshof Den Haag, 27-02-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:906, BK-23/477 en BK-23/688 tot en met BK-23/889

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
27 februari 2024
Datum publicatie
27 juni 2024
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:906
Zaaknummer
BK-23/477 en BK-23/688 tot en met BK-23/889
Relevante informatie
Art. 2.1 Wet IB 2001, Art. 5.3 Wet IB 2001, Art. 8:42 Awb, Art. 8:73 Awb, Art. 10:3 Awb, Art. 47 AWR, Art. 49 AWR, Art. 67e AWR

Inhoudsindicatie

(Navorderings)aanslagen IB/PVV 2015 tot en met 2019. Bankrekeningen in Spanje niet aangegeven in aangiften IB/PVV. Heeft Nederland heffingsrecht over de inkomsten uit de Spaanse banktegoeden? Staat het vernietigen van de navorderingsaanslag over 2008 in de weg aan het opleggen van de onderhavige belastingaanslagen? Vergrijpboetes. Verzoek om vergoeding van het in een procedure over toeslagen bij de ABRvS betaalde griffierecht.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-23/477 en BK-23/886 tot en met BK-23/889

in het geding tussen:

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 11 april 2023, nummers SGR 22/1204, SGR 22/1205, SGR 22/1206, SGR 22/1207 en SGR 22/1208.

Procesverloop

Jaar 2015 (BK-23/477)

1.1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2015 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.654 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.681 (de navorderingsaanslag 2015). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is belastingrente van € 160 in rekening gebracht (de beschikking belastingrente 2015) en is een vergrijpboete van € 1.809 opgelegd (de vergrijpboete 2015).

Jaar 2016 (BK-23/886)

1.1.2.

Aan belanghebbende is over het jaar 2016 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.356 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.953 (de navorderingsaanslag 2016). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is belastingrente van € 140 in rekening gebracht (de beschikking belastingrente 2016) en is een vergrijpboete van € 1.991 opgelegd (de vergrijpboete 2016).

Jaar 2017 (BK-23/887)

1.1.3.

Aan belanghebbende is over het jaar 2017 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.693 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.896 (de navorderingsaanslag 2017). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is belastingrente van € 388 in rekening gebracht (de beschikking belastingrente 2017) en is een vergrijpboete van € 7.355 opgelegd (de vergrijpboete 2017).

Jaar 2018 (BK-23/888)

1.1.4.

Aan belanghebbende is over het jaar 2018 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.313 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 9.844 (de navorderingsaanslag 2018). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is belastingrente van € 233 in rekening gebracht (de beschikking belastingrente 2018) en is een vergrijpboete van € 6.646 opgelegd (de vergrijpboete 2018).

Jaar 2019 (BK-23/889)

1.1.5.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2019 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.004 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 14.269 (de aanslag 2019). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is belastingrente van € 178 in rekening gebracht (de beschikking belastingrente 2019) en is een vergrijpboete van € 9.630 opgelegd (de vergrijpboete 2019).

Alle jaren

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren van belanghebbende tegen de onderhavige belastingaanslagen, beschikkingen belastingrente en vergrijpboetes afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Er is een griffierecht geheven van éénmaal € 50. De beslissing van de Rechtbank luidt, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Inspecteur als verweerder:

“De rechtbank:

- verklaart de beroepen met zaaknummers SGR 22/1204 en SGR 22/1205 gegrond voor zover betrekking hebbende op de boetebeschikkingen;

- verklaart de beroepen met zaaknummers SGR 22/1206, SGR 22/1207 en SGR 22/1208 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de (navorderings)aanslagen IB/PVV 2017, 2018 en 2019 en de daarbij opgelegde rente- en boetebeschikkingen;

- draagt verweerder op de (navorderings)aanslagen IB/PVV 2017, 2018 en 2019 en de daarbij opgelegde rentebeschikkingen nader vast te stellen (te verminderen) met inachtneming van wat hierna is overwogen onder 24 en 29;

- draagt verweerder op de boetebeschikkingen over de jaren 2015, 2016, 2017 en 2018 te verminderen met inachtneming van wat hiervoor is overwogen onder 28;

- vernietigt de boetebeschikking over het jaar 2019;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van de uitspraak op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 82,28; en

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden.”

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 136. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend, ingekomen bij het Hof op 12 januari 2024.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 23 januari 2024. Belanghebbende heeft deelgenomen aan de zitting via MS Teams, waarbij sprake was van een directe beeld- en geluidsverbinding met het Hof. De Inspecteur is verschenen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Belanghebbende was tot 9 december 2020 woonachtig in Nederland.

2.2.

Belanghebbende heeft over de jaren 2015 tot en met 2019 aangiften IB/PVV ingediend. In deze aangiften is geen voordeel uit sparen en beleggen vermeld.

2.3.

De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 13 januari 2020 het volgende verzocht:

“De Belastingdienst is een onderzoek gestart naar Nederlandse ingezetenen die gerechtigd zijn (geweest) tot buitenlandse vermogensbestanddelen, waarbij het vermoeden bestaat dat in de ingediende aangiften inkomstenbelasting geen opgaaf is gedaan van deze vermogensbestanddelen en de eventuele opbrengsten daaruit.

Waar gaat het om?

Uit de mij ter beschikking staande informatie blijkt dat u en/of uw (fiscale) partner tenminste één rekening aanhouden of heeft/hebben aangehouden in het buitenland. Het betreft:

Bank : [Bank 1]

Rekening- of klantnummer : [rekeningnummer 1]

Land :Spanje

Bank : [Bank 2]

Rekening- of klantnummer : [rekeningnummer 2]

Land :Spanje

Bank : [Bank 1]

Rekening- of klantnummer : [rekeningnummer 3]

Land :Spanje

Bank : [Bank 3]

Rekening- of klantnummer : [rekeningnummer 4]

Land :Spanje

Bank : [Bank 3]

Rekening- of klantnummer : [rekeningnummer 5]

Land :Spanje

Bank : [Bank 1]

Rekening- of klantnummer : [rekeningnummer 6]

Land :Spanje

Bank : [Bank 2]

Rekening- of klantnummer : [rekeningnummer 7]

Land :Spanje

Bank : [Bank 2]

Rekening- of klantnummer : [rekeningnummer 8]

Land :Spanje

Bank : [Bank 1]

Rekening- of klantnummer : [rekeningnummer 9]

Land :Spanje

Bank : [Bank 3]

Rekening- of klantnummer : [rekeningnummer 10]

Land :Spanje

Wij wijzen u erop dat u op grond van artikel 47 lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) verplicht bent de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken voor zover deze zien op de belastingheffing. In artikel 49 AWR is bepaald dat de gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud moeten worden verstrekt op de aangegeven wijze en binnen een door de inspecteur te stellen termijn.

Verklaring vermogen in het buitenland

Voornemen opleggen vergrijpboete

Hoogte vergrijpboete

Motivering boete

Oordeel van de Rechtbank

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing