Gerechtshof Leeuwarden, 08-03-2002, AD9971, BK 372/01
Gerechtshof Leeuwarden, 08-03-2002, AD9971, BK 372/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 8 maart 2002
- Datum publicatie
- 8 maart 2002
- ECLI
- ECLI:NL:GHLEE:2002:AD9971
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2003:AL2122
- Zaaknummer
- BK 372/01
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 372/01 8 maart 2002
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, vierde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen van de belastingdienst te Emmen (hierna: de inspec-teur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde navorderingsaan-slag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997.
Aan de belanghebbende werd voor het jaar 1997 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekerin-gen opgelegd naar een belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964, gelijk deze wet voor het onderhavige jaar gold, (hierna te noemen: de Wet) van f. 50.117,--.
Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 10 april 2001 de navorderingsaanslag gehandhaafd.
Bij de uitspraak heeft de inspecteur de bij de navorderingsaanslag behorende boete gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlagen), hetwelk op 18 mei 2001 is ingekomen.
Nadat de inspecteur zijn verweerschrift (met bijlagen) had ingezonden en belanghebbende een conclusie van repliek, heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 27 november 2001, gehouden te Assen, alwaar aanwezig waren de gemachtigde van belanghebbende zomede de inspecteur.
Ter voormelde zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende de door hem ter zitting voorgedragen pleitnota overgelegd.
Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
Het hof heeft in deze zaak op 11 december 2001 in het openbaar mondeling uitspraak gedaan, waarvan het proces-verbaal per aangetekende brief, ter post bezorgd op 21 december 2001, aan partijen is verzonden.
Bij brief ingekomen op 16 januari 2002 heeft de belanghebbende op de wijze als bedoeld in artikel 27d van de Algemene wet rijksbelastingen verzocht vorenbedoelde uitspraak te vervangen door een schriftelijke.
De belanghebbende heeft op 7 februari 2002 het griffierecht voldaan.
2. De feiten.
2.1 Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.2. Belanghebbende, geboren op 30 augustus 1942, is gehuwd.
2.3. Belanghebbende drijft in vennootschapsverband met de heer A een aannemersbedrijf.
2.4. Belanghebbende is in 1994 begonnen met de bouw van een woning. De bouw heeft vrijwel geheel in avond- en weekenduren plaatsgehad.
2.5. De woning is in 1997 voltooid.
2.6. Voor de bouw van de woning is voor een bedrag van f. 233.000,-- aan bouwmaterialen gebruikt.
2.7. De aanschaf van deze bouwmaterialen is niet, althans niet zichtbaar, via het aannemersbedrijf gegaan.
2.8. De inspecteur heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek
ingesteld. Daarbij heeft de inspecteur voor een bedrag van
f.115.000,-- aan nota's van ingekochte bouwmaterialen ter inzage gehad.
2.9. In het kader van een boekenonderzoek heeft de inspecteur twee
brieven naar belanghebbende gezonden, welke in het controlerapport zijn weergegeven.
2.10. De inspecteur wilde informatie over de vraag bij welke bedrijven het resterende bedrag van f. 118.000,-- was besteed en tevens wilde hij inzage in de desbetreffende nota's.
2.11. Belanghebbende heeft deze nadere informatie niet verstrekt en de gevraagde nota's niet ter inzage gegeven, omdat deze zouden zijn weggegooid.
2.12. De inspecteur heeft vervolgens een winstcorrectie toegepast van 10% van f. 233.000,-- ofwel f. 23.300,-- en een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen, berekend als volgt:
Eerder vastgesteld belastbaar inkomen f. 26.817,--
Meer winst f. 23.300,--
Vastgesteld belastbaar inkomen bij navordering f. 50.117,--.
2.13 De inspecteur legde voorts een verhoging op van per saldo 25%.
3. Geschil:
3.1. In geschil is het antwoord op de vragen of de inspecteur voormelde correctie van f. 23.300,-- terecht heeft toegepast en of hij de verhoging terecht heeft opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de inspecteur bevestigend.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Zij hebben daaraan ter zitting geen argumenten toegevoegd.
4. De overwegingen omtrent het geschil:
4.1. Indien een belastingplichtige die aannemer is, een woning voor zichzelf bouwt, dient hij er rekening mee te houden dat de
belastingdienst hem vragen zal stellen omtrent de vraag in hoeverre hij een voordeel heeft genoten bij (bijvoorbeeld) het aankopen van materialen, dat hij heeft kunnen behalen omdat hij aannemer is.
Aannemelijk is immers dat hij door zijn zakelijke relaties kortingen zal kunnen bedingen die een gewone particulier niet zal kunnen krijgen. Een dergelijke belastingplichtige zal om de inspecteur weerwoord te kunnen geven dan ook moeten beseffen dat hij de betreffende nota's moet bewaren.
4.2. In het onderhavige geval heeft de inspecteur inderdaad dergelijke vragen gesteld. Belanghebbende heeft de gevraagde informatie niet verstrekt en volgens hem heeft hij meer dan de helft van de nota's weggegooid.
4.3. De inspecteur heeft in beginsel de bewijslast van de correctie. In het onderhavige geval heeft het Hof echter (evenals kennelijk de inspecteur), gelet op het onder 4.1 en 4.2 vermelde, het vermoeden dat belanghebbende ook in het onderhavige geval een dergelijk voordeel bij inkoop van materialen heeft kunnen behalen als bedoeld onder 4.1.
Belanghebbende heeft dit vermoeden niet ontzenuwd.
4.4 Het Hof schat genoemd voordeel in het onderhavige jaar in redelijkheid en billijkheid op de helft van de door de inspecteur toegepaste correctie.
4.5 Gelet op het onder 4.1 en 4.2 vermelde heeft belanghebbende door zijn handelwijze grove schuld aan de omstandigheid dat het tot een navorderingsaanslag heeft moeten komen. De verhoging van - na gedeeltelijke kwijtschelding - 25% is daarom passend en geboden.
5. Proceskosten:
In de omstandigheden van het geval vindt het hof aanleiding op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht de inspecteur te
veroordelen in de kosten, die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten het hof op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht
bepaalt op 2,5 (punten) x 1 (wegingsfactor) x f. 710,-- = f. 1.775,-- en
welke kosten dienen te worden gedragen door de Staat der
Nederlanden.
6. De beslissing
Het hof
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak van de inspecteur;
vermindert de navorderingsaanslag tot een navorderingsaanslag naar een belastbaar inkomen van f. 38.467,-- met een verhoging van - na gedeeltelijke kwijtschelding - 25%;
gelast dat het betaalde griffierecht ad f. 60,-- aan belanghebbende wordt vergoed door de inspecteur;
veroordeelt de inspecteur de kosten aan belanghebbende te vergoeden, die deze heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep, te bepalen op f. 1.775,--; en
wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die deze kosten dient te dragen.
Aldus vastgesteld op 8 maart 2002 door mr. Huiskes, raadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier dhr. Gerrits en ondertekend door voornoemde raadsheer en door voornoemde griffier en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Op 8 maart 2002 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.
De griffier van het gerechtshof
te Leeuwarden.