Home

Gerechtshof Leeuwarden, 04-02-2005, AS5557, BK 1766/02 Inkomstenbelasting

Gerechtshof Leeuwarden, 04-02-2005, AS5557, BK 1766/02 Inkomstenbelasting

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
4 februari 2005
Datum publicatie
9 februari 2005
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2005:AS5557
Formele relaties
Zaaknummer
BK 1766/02 Inkomstenbelasting

Inhoudsindicatie

In geschil is het antwoord op de vraag of op de woning artikel 42a, achtste lid, van de Wet van toepassing is.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK

Kenmerk: BK 1766/02 4 februari 2005

Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, zesde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van de heer X te Z tegen de uitspraak van de inspecteur van de eenheid Particulieren van de Belastingdienst Groningen, vestiging Hoogeveen, thans Belastingdienst/Randmeren/kantoor Zwolle (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift tegen de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1999.

1. Ontstaan en loop van het geding

Met dagtekening 22 januari 2002 heeft de inspecteur aan belanghebbende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (: IB/PV) over het jaar 1999 opgelegd. Deze aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (: de Wet) van € 74.094, - (ƒ 163.282, -).

Op het bezwaar van belanghebbende heeft de inspecteur bij uitspraak van 8 augustus 2002 de aanslag gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlagen), hetwelk op 16 september 2002 ter griffie van het hof is ingekomen.

Nadat de inspecteur zijn verweerschrift (met bijlagen) heeft ingezonden, heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 17 december 2004, gehouden te Assen, alwaar aanwezig waren de gemachtigde van belanghebbende drs. A, alsmede de inspecteur, bijgestaan door collega B van zijn eenheid. De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgelezen.

Van alle vermelde (en hierna nog te vermelden) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.

2. De feiten

Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting stelt het hof als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.1 Belanghebbende is gehuwd met mevrouw C. Hij en zijn echtgenote, respectievelijk geboren in het jaar 19.. en 19.., hebben de woning aan de a-laan 12 te Z (hierna: de woning) van de bewoners van deze woning gekocht, zijnde de schoonouders van belanghebbende. De akte van levering van de woning is van 30 december 1998.

2.2 Gelijktijdig met de levering is tussen de verkopers en de kopers een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten. Op 30 december 1998 waren de schoonvader en de schoonmoeder respectievelijk 80 jaar en 79 jaar oud. De huurprijs bedroeg ƒ 900, - per maand. De huurovereenkomst kon door de huurders te allen tijde worden opgezegd. De verhuurders waren uitdrukkelijk niet bevoegd om de huurovereenkomst door opzegging te doen beëindigen. De huurovereenkomst is door de notaris opgemaakt, welke ook betrokken is geweest bij de levering van de woning.

2.3 De koopprijs van de woning bedroeg ƒ 297.500, -, zijnde 85% van de waarde in vrije staat. Voormelde prijs en waarde zijn ontleend aan een taxatie verricht door onder andere D, taxateur van de Belastingdienst Registratie en Successie. Volgens het daartoe opgemaakte taxatierapport van 5 juni 1998 is de woning een vrijstaande bungalow met plat dak, gebouwd in 1965 en gelegen op twee percelen met een totale grootte van – volgens de leveringsakte - 1.308 m2. Het betreft een zeer gunstige locatie aan bevaarbaar water. De woning heeft een eigen haventje. De grond van de woning was ten tijde van de aankoop erg verzakt. In het taxatierapport zijn de kosten voor het ophogen van de grond en het verbeteren van de beschoeiing geschat op ƒ 80.000, -. De onderhoudstoestand van de woning is in het taxatierapport omschreven als zeer matig.

2.4 In het jaar 1999 zijn werkzaamheden uitgevoerd ten behoeve van de beschoeiing. Daarvoor is een bedrag van ƒ 40.420, - in rekening gebracht. Ook zijn werkzaamheden uitgevoerd ten behoeve van de riolering en bestrating. Daarvoor heeft belanghebbende een bedrag van ƒ 8.330,75 betaald. Voor het buitenschilderwerk en materialen heeft belanghebbende respectievelijk ƒ 5.858,36 en ƒ 2324,95 betaald.

2.5 Ten tijde van de aankoop leed de schoonvader van belanghebbende aan de ziekte van Parkinson. In de loop van het jaar 2000 begon hij ernstig te dementeren, zodat hij niet meer zelfstandig kon wonen. In augustus 2000 hebben hij en zijn echtgenote zich laten inschrijven voor een plek in een bejaardentehuis. Op 1 maart 2001 zijn de schoonouders verhuisd naar een bejaardentehuis te Z. In verband met de huurbescherming van huurders is belanghebbende niet overgegaan tot verhuur van de woning aan derden.

2.6 Belanghebbende en zijn echtgenote woonden in het jaar 1999 met hun twee kinderen in L. De echtgenote van belanghebbende heeft zich op 1 juni 2001 in de basisadministratie van de gemeente Z laten inschrijven op het adres van de woning. Zij heeft dit gedaan om te voorkomen dat de woning zou worden gekraakt. Feitelijk bleef zij wonen in L. In augustus 2002 heeft de dochter van belanghebbende zich laten inschrijven in de basisadministratie van de gemeente op het adres van de woning. Nadat de woning is afgebroken, is op het perceel van de woning in het jaar 2002 een nieuwe woning gebouwd, die belanghebbende en zijn gezin vervolgens in het jaar 2003 hebben betrokken. Belanghebbende woont nog steeds aan de a-laan 12 te Z. In afwachting van de oplevering van de nieuwe woning heeft belanghebbende een jaar lang gewoond op een ander adres in Z.

2.7 Belanghebbende heeft in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1999 als inkomsten uit de verhuur van de onroerende zaak opgegeven een bedrag van ƒ 10.800, -, waarop hij in aftrek heeft gebracht – onder meer - de onder punt 2.4 vermelde kosten. De inspecteur heeft de aangifte op – onder meer - dit punt niet gevolgd. Met betrekking tot de woning heeft de inspecteur met toepassing van artikel 42a, achtste lid, van de Wet de aangifte gecorrigeerd met een bedrag van ƒ 57.194, -.

3. Het geschil en standpunten van partijen

3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of op de woning artikel 42a, achtste lid, van de Wet van toepassing is. Over de door de inspecteur gemaakte berekening van de correctie bestaat tussen partijen geen geschil.

3.2 Belanghebbende beantwoordt de onder punt 3.1 vermelde vraag ontkennend. Hij stelt daartoe dat gelet op de aangegane huurovereenkomst voor onbepaalde tijd de woning niet tijdelijk ter beschikking is gesteld ondanks de feitelijk beperkte duur van de huur. De gemachtigde van belanghebbende ontkent dat belanghebbende kosten van onderhoud van de woning in mindering heeft willen brengen op zijn belastbaar inkomen, terwijl hij wist dat hij over een bepaalde tijd de woning zou gaan bewonen. Volgens de gemachtigde vormde de woning voor belanghebbende een beleggingspand, waarvan hij wellicht in de toekomst het gebruiksgenot zou kunnen hebben.

3.3 De inspecteur is daarentegen een andere mening toegedaan. Hij stelt dat belanghebbende bij het aangaan van de huurovereenkomst voornemens was om de woning over circa 10 jaar zelf te gaan bewonen en dat gelet op de tijdelijke terbeschikkingstelling in de jaren 1999, 2000 en 2001 van de woning artikel 42a, achtste lid, van de Wet van toepassing is. Het voormelde voornemen ontleent de inspecteur onder andere aan een gesprek dat de taxateur Van Riezen met belanghebbende heeft gevoerd.

3.4 Voor de nadere onderbouwing van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.

4. De overwegingen omtrent het geschil

4.1 Artikel 42a, achtste lid, van de Wet bepaalt dat voor zover een woning ten gevolge van het tijdelijk ter beschikking stellen van derden niet als eigen woning kan worden aangemerkt, in afwijking in zoverre van de derde afdeling van dit hoofdstuk:

a. de inkomsten op drie kwart van de ter zake van dat ter beschikking stellen verkregen voordelen worden gesteld en andere voordelen uit de onroerende zaak niet in aanmerking worden genomen;

b. de kosten, lasten en afschrijvingen in aanmerking genomen worden als ware de woning niet ter beschikking gesteld van derden.

4.2 Vaststaat dat ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd de schoonvader en de schoonmoeder van belanghebbende respectievelijk 80 jaar en 79 jaar oud waren. Eveneens staat vast dat de schoonvader destijds al leed aan de ziekte van Parkinson. Gelet op de hoge leeftijd van de schoonouders en op de gezondheidstoestand van de schoonvader bij het aangaan van de huurovereenkomst, in onderlinge samenhang en verband beschouwd, acht het hof het aannemelijk dat de woning aan het einde van het jaar 1998 tijdelijk ter beschikking van de schoonouders van belanghebbende is gesteld, waardoor naar het oordeel van het hof, op deze woning artikel 42a, achtste lid, van de Wet van toepassing is. Voor dit oordeel is ook van belang dat het hof het aannemelijk acht dat belanghebbende bij aankoop van de woning voornemens was om over circa 10 jaar zelf op het adres aan de a-laan 12 te Z te gaan wonen. Dit leidt het hof af uit het door de gemachtigde opgestelde bezwaarschrift van belanghebbende, waarin aangegeven is dat het de bedoeling was dat de woning tot de pensioengerechtigde leeftijd van belanghebbende zou worden verhuurd aan de schoonouders en dat belanghebbende bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd zou gaan verhuizen naar Z. Ook in een gesprek dat D met belanghebbende heeft gevoerd ten behoeve van de taxatie van de woning heeft belanghebbende – naar de inspecteur stelt en het hof aannemelijk acht - blijk gegeven van dit voornemen.

4.3 Het hof vindt een bevestiging van zijn in punt 4.2 weergegeven oordeel in het feit dat belanghebbende, nadat de schoonouders waren verhuisd naar een bejaardenwoning, geen verhuuractiviteiten ten aanzien van derden ter zake van de woning heeft ondernomen. Gelet op de onder punt 2.5 weergegeven feiten kan de door de gemachtigde gestelde bewoning van de woning door de dochter van belanghebbende – die naar de mening van belanghebbende opgevat moet worden als verhuur - niet anders dan reeds bij aanvang voor zeer korte duur zijn bedoeld, zodat deze bewoning aan het voormelde oordeel van het hof niet in de weg staat.

4.4 Het vorenoverwogene leidt ertoe dat het hof beslist als hierna te vermelden.

5. Proceskosten

Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. De beslissing

Het hof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. G.M. van der Meer, raadsheer en voorzitter van de zesde enkelvoudige belastingkamer, uitgesproken ter openbare zitting van het Gerechtshof Leeuwarden op 4 februari 2005 in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier en ondertekend door voormelde voorzitter en griffier.

Op 9 februari 2005 afschrift

aangetekend verzonden aan beide partijen.