Gerechtshof Leeuwarden, 01-10-2010, BN9480, BK 10/00022 Reclamebelasting
Gerechtshof Leeuwarden, 01-10-2010, BN9480, BK 10/00022 Reclamebelasting
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 1 oktober 2010
- Datum publicatie
- 6 oktober 2010
- ECLI
- ECLI:NL:GHLEE:2010:BN9480
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BN0048, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BK 10/00022 Reclamebelasting
Inhoudsindicatie
In geschil is of belanghebbende niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar hoger beroep en of de Ambtenaar terecht een aanslag in de reclamebelasting heeft opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend, de Ambtenaar beantwoordt deze bevestigend.
Uitspraak
GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector belastingrecht
nummer 10/00022
uitspraakdatum: 1 oktober 2010
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X cv te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 11 december 2009, nummer AWB 09/979, in het geding tussen belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Veendam (hierna: de Ambtenaar)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De Ambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2008 een aanslag in de reclame-belasting opgelegd tot een bedrag van € 450.
1.2. Tegen deze aanslag heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. De Ambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3. Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Ambtenaar in beroep gekomen bij de rechtbank Groningen (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 11 december 2009 ongegrond verklaard.
1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Ambtenaar heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
1.5. Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft, alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2010 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, A, bijgestaan door B, alsmede namens de Ambtenaar C, bijgestaan door zijn gemachtigde, D.
1.7. De gemachtigden van belang¬hebbende en de Ambtenaar hebben bij deze mondelinge behandeling pleitnota’s voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Deze pleitnota’s wordt door het Hof tot de stukken van het geding gerekend evenals de door de Ambtenaar, met instemming van belanghebbende, ter zitting overgelegde folder “Reclamebelasting 2010”.
1.8. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
1.9. Nadat het Hof het onderzoek ter zitting heeft gesloten, heeft belanghebbende in zijn brief van 21 september 2010 een nader stuk aan het Hof gestuurd. In dit stuk heeft het Hof geen aanleiding gevonden het onderzoek te heropenen.
2. De vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende is in 2008 gebruikster van het pand aan de a-straat 16 in L, waarin zij een onderneming drijft. Aan het pand zijn openbare aankondigingen aangebracht die vanaf de openbare weg zichtbaar zijn.
2.2. Belanghebbende is aangeslagen voor één openbare aankondiging die vanaf de openbare weg zichtbaar is.
2.3. Uit een bestedingsoverzicht dat is vermeld op een door de gemeente Veendam verspreide folder "Reclamebelasting 2010" volgt, dat in 2008 door de gemeente Veendam de volgende activiteiten zijn gesubsidieerd: beestenboelactie, toeterrit, vrijmarkt centrum, bloemetjesmarkt, oldtimer rally, Veendam-Leer-Veendam, vakantiemarkten, BV Veendamdagen, pruiverij, straatmuzikanten, oetmaarkt, Turfdagen en Tag der Einheit, intocht Sinterklaas, kerstmarkt, kerstverlichting en sfeer op zaterdagen/koopzondagen.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1. In geschil is of belanghebbende niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar hoger beroep en of de Ambtenaar terecht een aanslag in de reclamebelasting heeft opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend, de Ambtenaar beantwoordt deze bevestigend.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de aanslag.
3.4. De Ambtenaar concludeert primair tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep en subsidiair tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
Ontvankelijkheid
4.1. De Ambtenaar stelt, dat belanghebbendes beroep niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat zij in haar hogerberoepschrift verwijst naar een uitspraak van 11 december 2009 van de rechtbank Leeuwarden over de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de reclamebelasting, terwijl een dergelijke uitspraak niet bestaat. Naar het oordeel van het Hof is belanghebbende ontvankelijk in haar hoger beroep. Bij het hogerberoepschrift is een kopie van de bestreden uitspraak gevoegd. Hieruit volgt dat de uitspraak door de Rechtbank Groningen is gedaan. Daarmee bestaat er geen misverstand, tegen welke beslissing belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.
Reclamebelasting
4.2. Ingevolge artikel 227 van de Gemeentewet kan ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg een reclamebelasting worden geheven. De term “openbare aankondigingen” ziet op alle tot het publiek gerichte mededelingen, welke erop gericht zijn de belangstelling van het publiek te trekken van hetgeen wordt aangekondigd.
4.3. De gemeenteraad van de gemeente Veendam heeft op 17 december 2007 de verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2008 (hierna: de Verordening) vastgesteld. De Verordening luidt als volgt:
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel verstaat onder:
a. lichaam:
elk van de lichamen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);
b. tussenpersoon:
een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het verlenen van bemiddeling bij het tot stand brengen en het sluiten van overeenkomsten in opdracht en op naam van personen tot wie hij niet in een vaste betrekking staat;
c. exploitant:
een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg op door hem daartoe beschikbaar gestelde oppervlakten;
d. jaar:
een kalenderjaar;
e. kernwinkelgebied:
het winkelgebied zoals dat op de bij deze verordening behorende overzichtskaart (d.d. 23 november 2006, nr. GBS-744) is aangeduid.
Artikel 2 Voorwerp van de belasting en belastbaar feit
Ter zake van openbare aankondigingen in het kernwinkelgebied van Veendam, zichtbaar vanaf de openbare weg, wordt een belasting geheven onder de naam “reclamebelasting”.
Artikel 3 Belastingplicht
1. De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie, openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg worden aangetroffen.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting terzake van aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg, die met vermelding van de naam van een tussenpersoon zijn gedaan in verband met de verhuur of de verkoop van roerende en onroerende zaken, geheven van die tussenpersoon.
3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt de reclamebelasting terzake van aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg die door tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht, geheven van die exploitant.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De reclamebelasting wordt geheven naar de maatstaf die is opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.
Artikel 5 Tarief
1. De reclamebelasting wordt geheven naar het tarief, dat is opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.
2. Het bedrag van de reclamebelasting wordt naar beneden op gehele euro's afgerond.
Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wijze van heffing
a De reclamebelasting wordt geheven door middel van een aanslag.
b Het verschuldigde bedrag wordt in de aanslag vermeld.
Artikel 8 Vrijstellingen
De reclamebelasting wordt niet geheven ter zake van aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg:
a. die zijn aangebracht of geplaatst ten behoeve van een vlotte doorstroming van het verkeer;
b. die minder dan 13 weken in de gemeente aanwezig zijn;
c die zijn aangebracht op voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, waarvoor precariobelasting verschuldigd is op de voet van de “Verordening precariobelasting”.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1 De reclamebelasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de geheven reclamebelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde reclamebelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.
Artikel 10 Termijnen van betaling
1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de reclamebelasting worden betaald binnen veertien dagen na de dagtekening van de kennisgeving.
2 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan met betrekking tot de heffing en de invordering van de reclamebelasting nadere regels stellen.
Artikel 12 Kwijtschelding
Bij de invordering van de reclamebelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel
1 Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.
2 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2008.
3 Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening reclamebelasting 2008”.
4.4. Bij de Verordening is als bijlage 1 een overzichtskaart van het winkelgebied gevoegd. Op deze plattegrond die de omschrijving “terrassen- en uitstallingenbeleid” draagt, is het centrum van de gemeente Veendam weergegeven. De voorgevels van panden die gelegen zijn aan de winkelstraten zijn gemarkeerd met een paarse lijn. Tevens zijn delen van zijgevels met een paarse lijn gemarkeerd. Ter hoogte van het pand aan de b-straat 22 is ook op de weg een paarse markering aangebracht. De andere aanduidingen op de kaart betreffen het terrassen- en uitstallingenbeleid van de gemeente Veendam, waarbij volgens de legenda uitstallingen blauw en terrassen groen zijn gekleurd. In de legenda is de paarse lijn niet benoemd.
4.5. In bijlage 2 bij de Verordening is bepaald, dat het tarief voor een vanaf de openbare weg zichtbare aankondiging per jaar € 450 bedraagt. In de toelichting op de Verordening is over de reden om een vast tarief te hanteren, opgemerkt dat alle winkeliers in het centrum een gelijk belang hebben bij het realiseren van structurele verbeteringen.
4.6. In de toelichting op het raadsvoorstel tot invoering van de reclamebelasting is opgemerkt:
(…) Nu wordt voorgesteld (aanvullend) een 'verordening reclamebelasting' vast te stellen, met het doel middelen te genereren voor de financiering van activiteiten in het centrum.
Argumenten
1. Met de ondernemers in het centrum zijn wij constant op zoek naar mogelijkheden het centrum aantrekkelijker te maken.
2. Door de invoering van een geheel nieuwe belasting, de reclamebelasting, kunnen structurele middelen worden gegenereerd voor de financiering van activiteiten/voorzieningen in het centrum.
3. Net als de precariobelasting zal de reclamebelasting vooral moeten worden opgebracht door ondernemers in het centrum. Om die reden lijkt het logisch te proberen aansluiting te zoeken bij de wensen die ondernemers zelf hebben m.b.t. ontwikkelingen in het centrum.
Kanttekeningen
(…) De invoering van een nieuwe belastingsoort moet wel in een bredere context worden bezien. In dit geval gaat het daarbij om de ontwikkeling van het centrum van Veendam. De gemeente en de ondernemers willen in Veendam een ‘bruisend centrum’: een gezellig winkelcentrum, met een gevarieerd winkelaanbod waar het aantrekkelijk verblijven is. Gemeente en ondernemers hebben een gezamenlijk belang als het gaat om het realiseren van een levendig centrum met aantrekkelijke voorzieningen. Daar wordt ook in gezamenlijkheid aan gewerkt, bijvoorbeeld via het ‘binnenstadteam’. Als het gaat om het innen van extra belastinggelden wordt uitvoering gegeven aan een wens van de gemeenteraad, maar daarbij mag van de ondernemers niet op voorhand een enthousiaste reactie worden verwacht. Dat zal iets anders liggen als een duidelijke koppeling wordt gerealiseerd tussen de te genereren (extra) belastingopbrengsten en het realiseren van noodzakelijke/wenselijke voorzieningen in het centrum.
Net als bij de precariobelasting willen wij het heffen van de reclamebelasting beperken tot reclameuitingen in het kernwinkelgebied van de gemeente (het winkelgebied zoals dat op de bij dit raadsvoorstel en bij de verordening behorende overzichtskaart (d.d. 23 november 2006, nr. GBS-744) is aangeduid.
Financiën
De E int jaarlijks van circa 100 leden een bedrag van € 45.000 aan contributie (100 x€ 450). Omdat ongeveer 50 ondernemers uit het centrum geen lid zijn van de E loopt E in zekere zin € 22.500 aan contributie-inkomsten mis. Van de gemeente ontvangt E op incidentele basis ongeveer € 20.000 aan subsidies per jaar. Het 'jaarbudget' van E is op dit moment dus ongeveer € 65.000. Als 150 ondernemers per jaar gemiddeld € 450 aan reclamebelasting gaan betalen bedragen de structurele inkomsten € 67.500. De bijbehorende perceptiekosten kunnen geraamd worden op een bedrag van ongeveer € 3.000. Indien besloten wordt om de netto-belastingopbrengst geheel beschikbaar te stellen voor investeringen in het centrum gaat het jaarlijks om een bedrag van ongeveer € 65.000. Het idee is dit bedrag pas te investeren nadat daarover overeenstemming is bereikt met de E. Ten opzichte van de huidige E-situatie is dat:
a. een verhoging van € 20.000 (incidenteel geld wordt structureel gemaakt).
b. een beëindiging van de situatie met 'free-riders'.
c. een beëindiging van de problematiek rond het innen van contributies.
d. leden van E betalen niet meer dan ze op dit moment aan contributie betalen. (…)"
4.7. De reclamebelasting is een algemene belasting. Met deze heffing kan de gemeente, al dan niet tegelijkertijd, verschillende doelen nastreven. De heffing kan bestemd zijn om inkomsten te verwerven, zij kan een regulerend karakter hebben, zij kan een aanvulling vormen op de precariobelasting dan wel kan er sprake zijn van een profijtheffing.
4.8. Uit hetgeen hiervoor onder 4.3 tot en met 4.6 is opgenomen, volgt dat de gemeente algemene middelen wenst te verwerven, waarvan zij de opbrengst aan zal wenden voor het subsidiëren van activiteiten in het centrum van Veendam ten behoeve van de ondernemingen in het centrum.
4.9. Nu de reclamebelasting een algemene belasting betreft, zal deze in de regel in de gehele gemeente Veendam worden geheven. Van de heffing kan vervolgens vrijstelling worden verleend door het opnemen van dienovereenkomstige bepalingen in de belastingverordening. In de Verordening is echter enkel bepaald dat reclamebelasting wordt geheven ter zake van openbare aankondigingen in het kernwinkelgebied van Veendam die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. Belanghebbende stelt dat een algemene belasting niet slechts in een deel van de gemeente, zoals in dit geval het kernwinkelgebied, kan worden geheven. Het Hof zal vooralsnog de Ambtenaar volgen in zijn stelling, dat uit de Verordening impliciet volgt, dat alle openbare aankondigingen die niet in het kernwinkelgebied vanaf de openbare weg zichtbaar zijn, zijn vrijgesteld. Voor deze vrijstelling of beperking van de heffing dient een objectieve en redelijke rechtvaardiging te bestaan. De Ambtenaar draagt hiervoor aan, dat de heffing van reclamebelasting is beperkt tot die openbare aankondigingen die vanaf de openbare weg zichtbaar zijn in het kernwinkelgebied, omdat de gemeente enkel ten behoeve van ondernemers die in het centrum zijn gevestigd activiteiten subsidieert. De ondernemingen die buiten het centrum van Veendam worden gedreven, zijn vrijgesteld, omdat enkel de in het centrum gedreven ondernemingen profijt hebben van de gesubsidieerde activiteiten. Hiertegen brengt belanghebbende in, dat ook buiten het kernwinkelgebied gevestigde ondernemingen profijt hebben van de activiteiten. Het Hof zal hierna veronderstellenderwijs ervan uitgaan, dat de door de Ambtenaar aangedragen reden een objectieve en redelijke rechtvaardiging vormt voor de beperking van de heffing tot de in het centrum gedreven ondernemingen.
4.10. Tussen partijen is onder andere in geschil of de heffing van de reclamebelasting leidt tot een onredelijke of willekeurige belastingheffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad. Belanghebbende draagt daarvoor aan, dat de wijze waarop het kernwinkelgebied is aangegeven op de kaart, leidt tot een willekeurige heffing. Op de kaart is het kernwinkelgebied op een plattegrond van het centrum van de gemeente Veendam gemarkeerd middels een paarse lijn die getrokken is langs (delen van) gevels van panden. De Ambtenaar stelt dat de panden waarvan de gevels zijn gemarkeerd samen het gebied vormen waarbinnen de reclamebelasting wordt geheven. Belanghebbende stelt dat het enkel markeren van gevels van panden op een kaart, niet impliceert dat het gehele pand tot het kernwinkelgebied behoort. Het markeren is volgens belanghebbende enkel een aanduiding dat een openbare aankondiging die binnen het gemarkeerde deel van de gevel is aangebracht en die vanaf de openbare weg zichtbaar is, onder de heffing kan vallen. Hierdoor zijn, zo stelt belanghebbende onweersproken, niet in de heffing betrokken andere openbare aankondigingen in panden waarvan de gevel is gemarkeerd, die wel vanaf de openbare weg zichtbaar zijn, maar die niet in het gemarkeerde deel van de gevel zijn aangebracht. De heffing is daarmee volgens belanghebbende onredelijk en willekeurig. Nu elke andere aanduiding in de Verordening of op de in bijlage 1 bij de Verordening gevoegde kaart ontbreekt, de wetsgeschiedenis onvoldoende licht werpt op het begrip kernwinkelgebied, de lijn niet alleen delen van gevels markeert maar ook een individueel punt ter hoogte van de b-straat 22 en de lijn op verschillende plaatsen is onderbroken, moeten naar het oordeel van het Hof enkel de gemarkeerde delen van de gevels en het individuele punt ter hoogte van de b-straat 22 tot het kernwinkelgebied gerekend worden. Alsdan zullen openbare aankondigingen die vanaf de openbare weg zichtbaar zijn, maar die niet binnen het gemarkeerde gebied maar op een andere plaats in of op het pand zijn aangebracht, buiten de heffing vallen. Dat leidt naar het oordeel van het Hof tot een willekeurige heffing, omdat bij twee in het centrum gevestigde ondernemingen - die volgens de toelichting op de Verordening in gelijke mate belang hebben bij de gesubsidieerde activiteiten - waarvan beider gevels zijn gemarkeerd en die beiden openbare aankondigingen doen die vanaf de openbare weg zichtbaar zijn, de ene wel in de heffing van de reclamebelasting wordt betrokken, omdat de openbare aankondiging binnen het gemarkeerde deel van de gevel is aangebracht en de andere niet, omdat de openbare aankondiging buiten dat deel is aangebracht. Een voldoende rechtvaardigingsgrond voor dit onderscheid heeft de Ambtenaar niet aangedragen. Het vorenstaande brengt mee dat toepassing van de reclamebelasting op openbare aankondigingen die enkel in het gemarkeerde deel van de kaart zijn aangebracht, leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing van belanghebbende die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad. Hierom ontbeert de Verordening verbindende kracht.
4.11. De uit kracht van de niet verbindende Verordening opgelegde aanslag kan niet in stand blijven.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep van belanghebbende gegrond.
6. Kosten
Het Hof acht termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof berekent de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het beroep bij de Rechtbank op € 644 (twee punten voor proceshandelingen en een wegingsfactor 1, waarde per punt € 322) en voor het hoger beroep bij het Hof op € 874 (twee punten voor proceshandelingen en een wegingsfactor 1, waarde per punt € 437).
7. Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
- verklaart het beroep bij de Rechtbank gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de aanslag reclamebelasting 2008;
- veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende in beroep en hoger beroep ten bedrage van € 1.518 en
- gelast dat de gemeente Veendam het door belanghebbende betaalde griffierecht in beroep en hoger beroep van € 744 in totaal aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.F.C. Spek, voorzitter, mr. J.. Huiskes en mr. E. Polak, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2010.
De griffier, De voorzitter,
(H. de Jong) (R.F.C. Spek)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 6 oktober 2010
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
postbus 20303, 2500 EH Den Haag
(bezoekadres: Kazernestraat 52).
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.