Gerechtshof 's-Gravenhage, 26-06-1996, AV7856, 94/4127
Gerechtshof 's-Gravenhage, 26-06-1996, AV7856, 94/4127
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 26 juni 1996
- Datum publicatie
- 4 april 2013
- Zaaknummer
- 94/4127
- Relevante informatie
- 3.124 IB
Uitspraak
Uitspraak
op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid Particulieren van de Belastingdienst te P, betreffende na te noemen aanslag.
1. Aanslag en bezwaar
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 1991 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 97 500 en f 572 aan heffingsrente.
1.2. Deze aanslag is, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij de bestreden uitspraak verminderd tot een, berekend naar een belastbaar inkomen van f 96 015 met handhaving van de overige elementen.
2. Loop van het geding
2.1. Belanghebbende is van de bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmede is van belanghebbende door de griffier een griffierecht geheven van f 75. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 8 mei 1996 gehouden te 's-Gravenhage. Aldaar zijn verschenen namens belanghebbende diens gemachtigde A, tot bijstand vergezeld van mevr. B, alsmede namens de Inspecteur C.
2.3. Partijen hebben ter zitting ieder een pleitnota voorgedragen en overgelegd, waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden aangemerkt. De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting voorts drie stukken overgelegd, zulks zonder bezwaar van de kant van de wederpartij, aan wie ter zitting de gelegenheid is gegeven van de inhoud daarvan kennis te nemen en zich daarover uit te laten. Voornoemde stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden aangemerkt, zijn door de griffier als zodanig gekenmerkt.
3. Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
3.1. In vervolg op een door D Leven NV (hierna: D) aan belanghebbende uitgebrachte offerte, heeft belanghebbende besloten bij bedoelde verzekeraar twee verzekeringsovereenkomsten aan te gaan. De hiertoe door belanghebbende op 25 mei 1990 ingevulde 'deelnameformulieren D lijfrente premie plan B', later voorzien van de polisnummers 652488 onderscheidenlijk 652487, vermelden beide als verzekeringnemer belanghebbende en als verzekerde respectievelijk zijn dochter E en zijn zoon F. Als eerste begunstigde is in beide gevallen belanghebbende aangewezen. De verzekering heeft als ingangsdatum 1 juni 1990 en als einddatum 1 juli 1995. De tot de einddatum jaarlijks verschuldigde premie bedraagt f 6000. Beide formulieren zijn door belanghebbende van het volgende naschrift voorzien: 'Hierbij verklaart ondergetekende, X, de verplichting tot premiebetaling van de verzekeringnemer te hebben overgenomen; e.e.a. conform de constructie/regeling voor derden'.
3.2. D heeft aan belanghebbende, gedagtekend 14 september 1990, twee polissen 'Lijfrente premieplan B' met polisnummers 656568 en 656569 doen toekomen. Deze polissen vermelden als verzekeringnemers respectievelijk E en F. In het bij elk van die polissen gevoegde 'polisaanhangsel 90' staat: 'Aangetekend wordt dat de verschuldigde koopsom voor deze polis ad f 6000 is voldaan door de heer X'. In de polissen begeleidende brieven, eveneens afkomstig van D staat dat belanghebbende ter zake de premies van f 6000 per jaar zal voldoen en dat de polissen door schenking zijn overgedragen aan belanghebbendes dochter, respectievelijk aan zijn zoon.
3.3. De voor het onderhavige jaar verschuldigde premies op de in 3.2 vermelde polissen van in totaal f 12 000 zijn door belanghebbende betaald.
3.4. Bij het regelen van de aanslag heeft de Inspecteur de in 3.3 genoemde premies niet in aftrek toegelaten. Bovendien heeft de Inspecteur een telfout in belanghebbendes aangifte in de aanslag overgenomen, waardoor het belastbare inkomen f 5188 te hoog is vastgesteld. Daarnaast heeft de Inspecteur enkele niet in het geding zijnde correcties op het belastbare inkomen van belanghebbende aangebracht.
3.5. Bij de bestreden uitspraak heeft de Inspecteur de eerstgenoemde correctie gehandhaafd. De telfout is bij die gelegenheid niet hersteld. Bovendien heeft de Inspecteur, ten gevolge van alweer een telfout, belanghebbendes belastbare inkomen bij de bestreden uitspraak f 900 te laag vastgesteld.
4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1. Tussen partijen is uitsluitend in geschil het antwoord op de vraag of de onder 3.3 vermelde premies terecht bij belanghebbende niet in aftrek zijn toegelaten. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
4.2. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft belanghebbende - sterk verkort weergegeven - het volgende aangevoerd:
Voor beantwoording van de vraag of de premies kunnen worden aangemerkt als persoonlijke verplichtingen van belanghebbende is niet beslissend wie de verzekeringnemer van de polis is. Van belang is veeleer of bij belanghebbende een verplichting tot betaling van de premies heeft bestaan. Aan die verplichting moeten geen zwaarwegende of bijzondere eisen worden gesteld. Of belanghebbende ten opzichte van de verzekeringsmaatschappij civielrechtelijk gehouden is de premies te betalen is daarbij niet van doorslaggevend belang. Het komt in verschillende gevallen voor dat een derde en niet de verzekeringnemer de premies betaalt en dat rechten en verplichtingen uit overeenkomsten van levensverzekering bij verschillende personen rusten. Doorslaggevend voor de fiscale behandeling hoort in die gevallen te zijn ten eerste wat in feite is overeengekomen en ten tweede de economische werkelijkheid.
Ook uit de brief van de staatssecretaris van Financiën van 2 mei 1991 ( V-N 1991, blz 1389 e.v.) kan worden afgeleid dat in dit geval recht op aftrek van de premies bij belanghebbende bestaat.
Uit de stukken blijkt ontegenzeggelijk dat belanghebbende, diens kinderen en D wilsovereenstemming hadden bereikt over de premiebetaling door belanghebbende. De deelnameformulieren en de polissen betreffen een en dezelfde verzekering.
Mocht het Hof van oordeel zijn dat alleen de verzekeringnemer recht heeft op aftrek van premies, dan heeft belanghebbende te dezen als verzekeringnemer te gelden.
4.3. De Inspecteur heeft de standpunten van belanghebbende gemotiveerd bestreden.
4.4. Partijen doen hun vorenomschreven standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de stukken, waaronder de eerder vermelde pleitnota's. Zij hebben hun standpunten ter zitting toegelicht, doch aldaar aan hun in de stukken gegeven uiteenzettingen geen grieven of weren toegevoegd.