Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 23-03-2001, AV6448, 98/04440

Gerechtshof 's-Gravenhage, 23-03-2001, AV6448, 98/04440

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
23 maart 2001
Datum publicatie
4 april 2013
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2001:AV6448
Zaaknummer
98/04440
Relevante informatie
4 OB

Uitspraak

Het geschil betreft de naheffingsaanslag omzetbelasting over de jaren 1994 en 1995.

Vaststaande feiten

3.1. Belanghebbende exploiteert in de onderwerpelijke periode een praktijk voor lichaamswerk. Zijn activiteiten bestaan - onder meer - uit het tegen vergoeding geven van lichaamsgerichte psychotherapie, de behandeling van stress en lichaamsklachten, het verzorgen van opleidingen en het voeren van supervisie. Belanghebbende is ondernemer in de zin der Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet).

3.2. C Foundation For Transpersonal Education te Amerika (hierna: C) heeft van 18 tot en met 25 augustus 1994 in een trainingscentrum in Nederland een zogenoemde vuurlooptraining georganiseerd. Inschrijving en betaling van een 'non refundable deposit' van $ 500 voor deze training geschiedde bij C, hetzij schriftelijk door het insturen van een speciale bon met een 'check' of 'money order' te richten aan Box 000 te Amerika, hetzij telefonisch via een tweetal opgegeven telefoonnummers in Amerika. Betaling door middel van een creditcard was mogelijk.

3.3. Belanghebbende heeft ingevolge een daartoe met C gemaakte afspraak rekeningen voor C in Europa voorgeschoten. C beschikte niet over een (vestigings)adres in Nederland. Het betreft hier rekeningen voor geplaatste advertenties, brochures en van het centrum waar het seminar is gehouden. Ook betreft het een aanzienlijk bedrag aan portokosten. Hij heeft deze kosten zonder enige verhoging of opslag vervolgens bij C gedeclareerd, waarna deze rekeningen in twee delen aan belanghebbende zijn terugbetaald. Ter zake van dit aldus ontvangen bedrag heeft de Inspecteur het thans in geschil zijnde bedrag aan omzetbelasting in de naheffingsaanslag begrepen.

3.4. Belanghebbende heeft in 1993 een dergelijke training in Amerika bijgewoond en in verband met zijn aldaar behaalde 'Certificate of completion for the mastery and firewalk instructor's certification program' als 'part of the assistant's staff' om niet enkele dagdelen van het seminar voor zijn rekening genomen.

Geschil

Partijen houdt verdeeld het antwoord op de vraag of belanghebbende in zijn beroep kan worden ontvangen en, zo het antwoord op die vraag bevestigend moet worden beantwoord, of de naheffingsaanslag voor zover deze betreft de correctie ter grootte van f 3.427,79 terecht is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag in positieve zin en de laatste in negatieve zin. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende in zijn beroep niet ontvankelijk is en dat de aanslag terecht is opgelegd.

Overwegingen van het hof

6.1. De uitspraak op het bezwaarschrift is gedagtekend 28 juli 1998. Het beroepschrift is ter griffie ingekomen 7 oktober 1998. Weliswaar is het beroepschrift van belanghebbende na afloop van de daarvoor gestelde termijn ter griffie van het Hof ingekomen, het Hof komt op grond van het volgende tot de conclusie dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest. Belanghebbende heeft in zijn beroepschrift vermeld dat hij zich ervan bewust is dat het beroep enkele dagen te laat is ingediend. Als verklaring voert hij aan: 'pas in de loop van de vorige week - dat wil hier, gelet op de dagtekening van het beroepschrift van 5 oktober 1998, zeggen eind september van dat jaar - kon [ik] beschikken over een kopie van de uitspraak gedateerd 21 augustus', 'de kopie is mij opgestuurd na contact met een medewerker van de belastingdienst' en 'Ik heb deze uitspraak niet op een eerder tijdstip ontvangen'. De Inspecteur heeft deze verklaringen niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken. Het Hof hecht voor zoveel nodig geloof aan deze verklaringen en gaat in deze procedure uit van de juistheid van de in het beroepschrift besloten liggende stelling dat belanghebbende met betrekking tot de termijnoverschrijding redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld in verzuim te zijn geweest. Dit betekent dat belanghebbende in zijn beroep wordt ontvangen.

6.2. Tussen partijen is alsdan enkel in geschil de door de Inspecteur aangebrachte correctie ter grootte van f 3.427,79. Belanghebbende betwist niet dat, wanneer hij in het gelijk wordt gesteld, f 1.211 te veel aan voorbelasting is geclaimd.

6.3. De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende een bedrag, groot f 23.015,18 heeft ontvangen voor het verlenen van diensten aan C in verband met het hier te lande door C in 1994 gehouden vuurloopseminar en dat belanghebbende in dat kader diensten heeft verricht welke zijn onderworpen aan de heffing van omzetbelasting.

6.4. Belanghebbende heeft dit standpunt gemotiveerd bestreden. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur, op wiens weg dit ligt, onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld en gelet op de betwisting door belanghebbende niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt, welke de conclusie rechtvaardigen dat belanghebbende prestaties heeft verricht bestaande in het in opdracht van C organiseren van het onderwerpelijke vuurloopseminar. Naar belanghebbende ter zitting bovendien heeft verklaard - en het Hof op zichzelf aannemelijk acht - fungeerde hij als een 'doorgeefluik'. Naar het Hof voorts begrijpt en aannemelijk acht, is hij met betrekking tot de organisatie van het seminar als penvoerder van C in Nederland opgetreden. De door hem ontvangen bedragen zijn in dat verband niet meer dan terugbetalingen van door hem in opdracht en op naam en voor rekening van C voorgeschoten kosten. Hieraan doet niet af dat belanghebbende deze betalingen in zijn administratie heeft verwerkt en dat hij - ten onrechte - in dat verband berekende omzetbelasting in aftrek heeft gebracht.

6.5. Het vorenoverwogene, bezien in samenhang en verband met de vastgestelde feiten en omstandigheden, leidt het Hof tot de conclusie dat belanghebbende ter zake van deze declaraties geen omzetbelasting is verschuldigd, nu niet kan worden gezegd dat deze de vergoeding vormen voor een door belanghebbende als ondernemer verrichte prestatie in de zin van de Wet.

6.6. Het vorenstaande leidt er toe dat de onderwerpelijke aanslag moet worden verminderd met f 3.428 minus f 1.211 of wel f 2.217.

(Vernietigt de uitspraak waarvan beroep.)