Gerechtshof 's-Gravenhage, 08-04-2008, BD0583, BK-07/00187
Gerechtshof 's-Gravenhage, 08-04-2008, BD0583, BK-07/00187
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 8 april 2008
- Datum publicatie
- 25 april 2008
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2008:BD0583
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2009:BJ7924, Bekrachtiging/bevestiging
- Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2009:BJ7924
- Zaaknummer
- BK-07/00187
Inhoudsindicatie
Aan belanghebbende is terecht een proceskostenvergoeding toegekend voor rechtsbijstand door een advocaat ook al is deze mede-eigenaar en mede-gebruiker van de woning.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE ’s-GRAVENHAGE
eerste meervoudige belastingkamer
8 april 2008
nummer BK-07/00187
UITSPRAAK
op het hoger beroep van de Inspecteur, het hoofd Belastingen van de gemeente Leiden tegen de uitspraak van de rechtbank
’s-Gravenhage van 9 februari 2007, nrs. AWB 06/2495, 06/2497, 06/3666 WOZ, betreffende na te noemen beschikkingen.
1. Beschikkingen en geding voor de rechtbank
1.1 Ten aanzien van X te Z (hierna: belanghebbende) is door de Inspecteur op de voet van het bepaalde in hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) een beschikking genomen tot vaststelling van de waarde van de on-roerende zaak, plaatselijk bekend als a-straat 1 te Z, voor het tijdvak van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 met als waardepeildatum 1 januari 2003. In hetzelfde geschrift zijn de aanslagen onroerende-zaakbelastingen over het jaar 2005 bekend gemaakt. Belanghebbende heeft tegen deze beschik-king en aanslagen gemotiveerd bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft de gemachtigde van belanghebbende schriftelijk een nade-re motivering aan de Inspecteur toegezonden. Hierbij is een verzoek gedaan tot vergoeding van de kosten van bezwaar wegens professionele rechtsbijstand.
1.2 De Inspecteur heeft niet binnen de termijn genoemd in ar-tikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelas-tingen uitspraak op bezwaar gedaan. Belanghebbende heeft tegen het uitblijven van een uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. Vervolgens heeft de Inspecteur uitspraken op bezwaar gedaan, de vastgestelde waarde van de onroerende zaak alsmede de aanslagen verminderd en het verzoek tot ver-goeding van de kosten van bezwaar afgewezen.
1.3 De rechtbank heeft de beroepen inzake de waardebeschik-king en de aanslagen onroerende-zaakbelastingen gegrond ver-klaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd doch uitsluitend wat betreft de proceskostenvergoeding, de Inspecteur veroor-deeld in de proceskosten, vastgesteld op € 402, en vergoeding van het griffierecht gelast.
2. Loop van het geding in hoger beroep
2.1 De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in ho-ger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een ver-weerschrift ingediend.
2.2 Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
3. Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting ver-handelde staat, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, het vol-gende vast:
3.1 Belanghebbende is gebruiker en genothebbende krachtens mede-eigendom van de woning. Zij bezit de woning in mede-eigendom met Y. De gemeenschappelijke aankoop van de woning heeft plaatsgevonden op 3 juni 2002. Y is volgens de gegevens van de gemeentelijke basisadministratie op 3 november 2004 in de woning gaan wonen.
3.2 Belanghebbende is door de Inspecteur aangewezen als be-lastingplichtige voor de onroerende-zaakbelastingen.
3.3 Y heeft als advocaat in deze zaak in de bezwaarfase als gemachtigde van belanghebbende een nader stuk ingediend en hij is ook in de procedure voor de rechtbank en voor het Hof als gemachtigde voor belanghebbende opgetreden.
4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1 Tussen partijen is uitsluitend nog in geschil of belang-hebbende aanspraak kan maken op vergoeding van de kosten van bezwaar en de proceskosten voor het beroep bij de rechtbank, in beide gevallen bestaande uit kosten van beroepsmatig ver-leende rechtskundige bijstand. De Inspecteur beantwoordt deze vraag ontkennend en belanghebbende bevestigend.
4.2 Het standpunt van de Inspecteur is dat, nu Y mede-eigenaar en mede-gebruiker van de woning is, hij ook is aan te merken als belanghebbende in de zin van de Wet WOZ. Hij heeft belang bij de uitkomst van het geschil inzake de waarde van de woning en had op de voet van artikel 28, eerste lid, van de Wet WOZ kunnen verzoeken dat ten aanzien van hem een waardebe-schikking wordt genomen. Niet bestreden wordt dat hij zijn bijstand beroepsmatig heeft verleend.
4.3 Naar belanghebbende verdedigt doen de bovenomschreven om-standigheden niet af aan haar recht op vergoeding van de kos-ten van bezwaar en beroep.
5. Conclusies van partijen
5.1 De conclusie van de Inspecteur is, naar het Hof uit zijn stellingen afleidt, dat de uitspraak van de rechtbank, moet worden vernietigd en de uitspraak op bezwaar moet worden be-vestigd.
5.2 Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uit-spraak van de rechtbank en veroordeling van de Inspecteur in de kosten van het hoger beroep.
6. Overwegingen omtrent het geschil
6.1 De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat Y als een derde in de zin van artikel 1, onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) kan worden aangemerkt. De omstandigheid dat hij ook een belang heeft bij de uitkomst van de bezwaarprocedure en dat hij om een waarde-beschikking te zijnen aanzien had kunnen verzoeken, maakt dit niet anders, en evenmin dat Y op grond van het bepaalde in ar-tikel 26a, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelas-tingen als derde-belanghebbende mede beroep had kunnen instel-len. Het onderhavige geding betreft een door belanghebbende gemaakt bezwaar en ingesteld beroep, waarbij Y als gemachtigde voor belanghebbende optrad.
6.2 Nu niet in geschil is dat de verleende rechtsbijstand door Y beroepsmatig is verleend, betekent het voorgaande dat het oordeel van de rechtbank juist is, dat het hoger beroep van de Inspecteur ongegrond is, de uitspraak van de rechtbank in stand blijft en van de gemeente Leiden griffierecht in ho-ger beroep wordt geheven.
7. Proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van het Besluit en de daarbij behoren-de bijlage vast op € 322 wegens beroepsmatig verleende rechts-bijstand (1 punt à € 322 x 1 (gewicht van de zaak)). Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.
8. Beslissing
Het Gerechtshof:
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank;
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het hoger be-roep, aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op € 322, onder aanwijzing van de gemeente Leiden als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
- gelast dat van de gemeente Leiden een griffierecht van € 428 wordt geheven.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Savelbergh, Vonk en Van den Steenhoven. De beslissing is op 8 april 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
(Postema) (Savelbergh)
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instel-len bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.