Gerechtshof 's-Gravenhage, 19-05-2009, BJ4552, BK-07/00435
Gerechtshof 's-Gravenhage, 19-05-2009, BJ4552, BK-07/00435
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 19 mei 2009
- Datum publicatie
- 4 augustus 2009
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ4552
- Zaaknummer
- BK-07/00435
Inhoudsindicatie
Verhuur van recreatiewoning via huurbemiddelingsbedrijf. Uit de overeenkomst leidt het Hof af dat sprake is van een doorlopende verhuuropdracht.en dat de woning in beginsel buiten de vooraf door belanghebbende gereserveerde periode gedurende het gehele jaar voor de verhuur beschikbaar wordt gehouden en niet voor belanghebende of zijn gezin. De aanslag forensenbelasting wordt vernietigd.
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-07/00435
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 19 mei 2009
op het hoger beroep van X te Z tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 25 mei 2007, nummer AWB 06/859, betreffende na te noemen aanslag.
Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. Aan belanghebbende is door de Inspecteur, de heffingsambtenaar van de gemeente Veere, voor het jaar 2005 een aanslag in de forensenbelasting opgelegd.
1.2. Het door belanghebbende tegen deze aanslag ingediende bezwaar is door de Inspecteur afgewezen.
1.3. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Loop van het geding in hoger beroep
2.1. Belanghebbende is van bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 106. De Inspecteur heeft geen verweerschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechts-hof van 7 april 2009, gehouden te ’s-Gravenhage. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.
De Verordening
3.1. De raad van de gemeente heeft in zijn openbare vergadering van 16 december 2004 vastgesteld de Verordening op de heffing en invordering van forensenbelasting 2005 (hier-na: de Verordening). De Verordening is in werking getreden op 1 januari 2005. Blijkens de inhoud van de gedingstukken is de Verordening op 29 december 2004 bekendgemaakt in een plaatselijk blad, onder vermelding dat de desbetreffende verordening voor een ieder ter in-zage ligt in het gemeentehuis en dat een afschrift te verkrijgen is tegen betaling van leges. De tekst van de Verordening behoort in kopie tot de stukken van het geding.
3.2. De voor het onderhavige geding van belang zijnde bepalingen van de Verordening lui-den als volgt:
Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht
1. Onder de naam ”forensenbelasting” wordt een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
2. (…)
Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde staat tussen partijen, als door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:
4.1. Belanghebbende heeft zijn hoofdverblijf in Z. Gedurende het jaar 2005 was hij eigenaar van een gemeubileerde recreatiewoning op het adres a-straat 1 te R (hierna: de woning).
4.2. Ter zake van de woning heeft belanghebbende op 27 juni 2000 een verhuurbemidde-lingsovereenkomst gesloten met A B.V., gevestigd te S. Deze overeenkomst gold voor het jaar 2000 en door jaarlijkse verlenging ook in 2005. In de overeenkomst is met betrekking tot het eigen gebruik door de eigenaar, voorzover hier van belang, het navolgende bepaald:
Artikel 2 Verhuur
2.1 De eigenaar verleent hierbij aan de verhuurbemiddelaar de opdracht (…) om (…) de recrea-tiewoning te verhuren aan derden. (…)
(…)
2.4 Indien de eigenaar de recreatiewoning bepaalde perioden voor eigen gebruik wil reserveren, is het wenselijk deze perioden bij het aangaan van deze overeenkomst schriftelijk op te geven aan de verhuurbemiddelaar, zulks in verband met lopende huurreserveringen.
2.5 In afwijking van het hiervoor onder 2.4 bepaalde, is het reserveren voor eigen gebruik van de recreatiewoning door de eigenaar eveneens mogelijk indien de recreatiewoning nog vrij is.
(...)
4.3. Tot de stukken van het geding behoort een overzicht van de perioden waarin de woning in het jaar 2005 was verhuurd en waaruit is op te maken dat belanghebbende of zijn gezin de woning gedurende 47 dagen heeft gebruikt.
Omschrijving van het geschil, standpunten en conclusies van partijen
5.1. Tussen partijen is uitsluitend in geschil of de onderhavige aanslag terecht is opgelegd, welk geschil zich toespitst op de vraag of belanghebbende in het onderhavige jaar op meer dan 90 dagen voor zich of zijn gezin een gemeubileerde woning beschikbaar heeft gehou-den.
5.2. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij de woning in het onderhavige jaar niet voor meer dan 90 dagen voor zich of zijn gezin beschikbaar heeft gehouden omdat deze, met uitzondering van de dagen waarop hij deze zelf of (leden van) zijn gezin heeft gebruikt, werd verhuurd of beschikbaar was voor verhuur. Hij hield de woning gedurende die dagen niet voor zich of zijn gezin beschikbaar, in de zin van de Verordening, doch voor de ver-huur.
5.3. De Inspecteur heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd bestreden en stelt zich op het standpunt dat belanghebbende de woning op meer dan 90 dagen voor zich of zijn gezin beschikbaar heeft gehouden, aangezien artikel 2.5 van de bemiddelingsovereenkomst de mogelijkheid biedt de woning te reserveren voor eigen gebruik. In de periode waarin de woning leeg stond omdat deze niet werd verhuurd, was deze beschikbaar voor belangheb-bende of zijn gezin.
Overwegingen omtrent het geschil
6.1. Naar de Hoge Raad in onder meer het arrest van 22 december 2006, nr. 40.609, LJN AZ4972, heeft beslist, geldt in een geval als het onderhavige:
Indien een gemeubileerde woning weliswaar is bestemd voor verhuur maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, moet worden aangenomen dat die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschik-baar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten (vgl. HR 24 juli 1995, nr. 30470, BNB 1995/272).
6.2. Zoals uit het bovenvermelde arrest volgt, moet in een geval als het onderhavige worden aangenomen dat de woning door belanghebbende of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet is uitgesloten in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur. Tussen partijen is niet in geschil dat (a) de dagen waarop de woning wordt verhuurd aan derden, en (b) de dagen waarop de woning door be-langhebbende wordt gebruikt om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, niet mee tellen bij de berekening of de woning op meer dan 90 dagen voor belanghebbende of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden. Evenmin is tussen partijen in geschil dat (c) de dagen waarop belanghebbende de woning zelf gebruikt wel mee tellen voor vorenbedoelde bereke-ning.
6.3. Het geschil spitst zich derhalve toe op de vraag of (d) de dagen waarop de woning niet was verhuurd moeten worden aangemerkt als dagen waarop de woning voor belanghebbende of zijn gezin beschikbaar werd gehouden.
6.4. Voor de beantwoording van die vraag komt het mede aan op de uitleg van de door be-langhebbende gesloten verhuurbemiddelingsovereenkomst. Deze is na het sluiten daarvan, conform hetgeen daaromtrent in de overeenkomst is bepaald, verlengd. Er is derhalve sprake van een doorlopende verhuuropdracht. Uit artikel 2.1 van de verhuurbemiddelingsovereen-komst blijkt niet dat de verhuuropdracht gedurende het kalenderjaar aan enige beperking onderhevig is. Dat brengt het Hof tot het oordeel dat de woning in beginsel, buiten de vooraf door belanghebbende gereserveerde periode, gedurende het gehele kalenderjaar voor ver-huur - en niet voor belanghebbende of zijn gezin - beschikbaar wordt gehouden. Het voren-overwogene leidt het Hof tot de conclusie dat belanghebbende in het onderhavige jaar slechts gedurende 47 dagen de woning beschikbaar heeft gehad voor gebruik door hem of zijn gezin.
6.5. Op grond van het vorenoverwogene moet worden geoordeeld dat het belastbare feit als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Verordening zich niet heeft voorgedaan. De aanslag is derhalve ten onrechte opgelegd.
Proceskosten en griffierecht
7.1. Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Alge-mene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 1.288 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor de rechtbank en voor het Hof (4 punten à € 322 x 1 (gewicht van de zaak))en € 43 we-gens reiskosten, in totaal derhalve op € 1.331.
Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.
7.2. Voorts dient aan belanghebbende het door hem voor het beroep en het hoger beroep ge-storte griffierecht van respectievelijk € 38 en € 106 te worden vergoed.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank,
- vernietigt de uitspraak van de Inspecteur,
- vernietigt de aanslag,
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastge-steld op € 1.331, onder aanwijzing van de gemeente Veere als de rechtspersoon die de-ze kosten moet vergoeden,
- gelast de gemeente Veere het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 144 aan hem te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, voorzitter, J.W. baron van Knobelsdorff en J.J.J. Engel, leden, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema. De beslissing is op 19 mei 2009 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingka-mer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden ver-zocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.