Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 08-06-2010, BM8501, BK-09/00656

Gerechtshof 's-Gravenhage, 08-06-2010, BM8501, BK-09/00656

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
8 juni 2010
Datum publicatie
21 juni 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2010:BM8501
Formele relaties
Zaaknummer
BK-09/00656

Inhoudsindicatie

Wet WOZ. In het onderhavige geval staat vast dat van handels- of beleggingsdoeleinden geen sprake was. Tevens staat vast dat belanghebbende bij het begin van het kalenderjaar 2008 de onroerende zaak niet heeft laten rusten, doch aanhield in afwachting van de voor de voorgenomen bouw van een hotel benodigde vergunningen en de afdoening van eventuele bezwaren daartegen. Gelet hierop dient te worden geoordeeld dat de onroerende zaak bij het begin van het belastingjaar 2008 aan belanghebbende ter beschikking stond en dat zij deze metterdaad bezigde ter bevrediging van de eigen behoefte. Dientengevolge is belanghebbende gebruikster van de onroerende zaak in de zin van de Verordening.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-09/00656

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 8 juni 2010

op het hoger beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [belanghebbende] B.V., statutair gevestigd te [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 30 juli 2009, nr. AWB 08/903, betreffende na te noemen beschikking en aanslagen.

Beschikking, aanslagen, bezwaar en beroep

1.1. De heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg (hierna: de Inspecteur) heeft bij beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z], vastgesteld op € 2.150.000 per 1 januari 2007. Deze beschikking geldt voor het kalenderjaar 2008.

1.2. Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2008, wegens het gebruik onderscheidenlijk het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de hiervoor vermelde onroerende zaak, twee aanslagen opgelegd in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Middelburg naar een heffingsmaatstaf van € 2.150.000.

1.3. Het biljet waaruit van de vorenvermelde beschikking en aanslagen blijkt, is gedagtekend 29 februari 2008.

1.4. Bij drie in een geschrift, gedagtekend 10 september 2008, vervatte uitspraken heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de beschikking en de aanslagen afgewezen.

1.5. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep bij de rechtbank ingesteld. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 288. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 447. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 16 maart 2010, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is in hoger beroep, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:

3.1. De onroerende zaak bestond bij het begin van het belastingjaar 2008 uit twee aaneengesloten percelen bouwgrond met een oppervlakte van in totaal 2,15 hectare. Belanghebbende heeft de onroerende zaak in juli 2007 van de gemeente Middelburg gekocht voor een bedrag van € 2.187.500 exclusief omzetbelasting. Bij notariële akte van 27 december 2007, ingeschreven in het kadaster op 28 december 2007, is de onroerende zaak in eigendom overgedragen aan belanghebbende.

3.2. Blijkens die notariële akte was belanghebbende voornemens de onroerende zaak te gebruiken voor de bouw van een viersterrenhotel met 120 kamers met bijbehorende parkeerruimte. Op 10 december 2007 is daarvoor aan belanghebbende een bouwvergunning eerste fase verleend. Op 1 januari 2008 waren er nog geen bouwactiviteiten. Op 28 januari 2008 heeft een derde bezwaar gemaakt tegen de bouwvergunning. Op 2 april 2008 is de bouwvergunning tweede fase verleend. Bij brief van 4 juli 2008 heeft het waterschap - dat een afvalwatertransportleiding in de grond van het bouwterrein heeft liggen -, nadat onderzoek had uitgewezen dat de voorgenomen bouwactiviteiten geen schade aan de afvalwatertransportleiding zou veroorzaken, ingestemd met de bouwactiviteiten. Op 28 augustus 2008 is de eerste paal geslagen.

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

4.1. In hoger beroep is uitsluitend in geschil of de aanslag die aan belanghebbende is opgelegd wegens het gebruik van de onroerende zaak, in stand kan blijven. De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend, belanghebbende ontkennend.

4.2. De Inspecteur stelt zich - kort weergegeven - op het standpunt dat belanghebbende de onroerende zaak bij het begin van het belastingjaar 2008 metterdaad bezigde ter bevrediging van de eigen behoefte.

4.3. Belanghebbende betwist dit en stelt dat zij de onroerende zaak op 1 januari 2008 nog niet kon gebruiken. Zij wijst erop dat in december 2007 weliswaar een bouwvergunning eerste fase was verleend maar dat op de grond nog niet kon worden gebouwd omdat tegen die vergunning een bezwaarprocedure aanhangig was. Uiteindelijk kon, pas nadat de bouwvergunning tweede fase was verleend en het waterschap zijn bezwaren tegen de bouwactiviteiten heeft laten vallen, eerst in augustus 2008 met de bouw worden begonnen. Belanghebbende heeft in dit verband ook gewezen op de terugkoopverplichting van de gemeente Middelburg ingeval procedures ertoe zouden leiden dat de voorgenomen bebouwing niet zou kunnen worden gerealiseerd. Bij het begin van het belastingjaar 2008 was de realisatie van het hotel volgens belanghebbende dus nog erg onzeker. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de onroerende zaak bij het begin van het belastingjaar werd aangehouden als voorraad totdat van belemmeringen om met de bouw te beginnen geen sprake meer was.

4.4. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen, verwijst het Hof verder naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

5.1. Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de aanslag voor het gebruik van de onroerende zaak.

5.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Beoordeling van het geschil door de rechtbank

6. De rechtbank heeft - voor zover thans van belang - met betrekking tot de litigieuze aanslag het volgende overwogen, waarbij voor 'eiseres' belanghebbende moet worden gelezen:

"Ingevolge artikel 220, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet en de daarmee overeenkomende bepaling van artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Verordening op de heffing en de invordering van onroerendezaakbelastingen 2008 van de gemeente Middelburg wordt een gebruikersbelasting geheven van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht gebruikt.

Onder gebruik in de zin van de Gemeentewet en de Verordening wordt verstaan het metterdaad bezigen van een onroerende zaak ter bevrediging van de eigen behoefte. Het aanhouden van een perceel voor handels- of beleggingsdoeleinden is volgens vaste rechtspraak geen gebruik in de hiervoor genoemde zin. Deze doeleinden doen zich hier niet voor aangezien eiseres het object in juli 2007 heeft aangekocht met het doel om op de percelen zo spoedig mogelijk een hotel te bouwen. Eiseres had aldus concrete plannen voor het object en daartoe waren op 1 januari 2008 al de nodige stappen, namelijk het voorbereiden en aanvragen van bouwvergunningen, ondernomen. Dit is naar het oordeel van de rechtbank voldoende grondslag om het object op 1 januari 2008 aan te merken als te worden gebruikt door eiseres. De OZB-aanslag 2008 is dan ook terecht opgelegd."

Beoordeling van het hoger beroep

7.1. Gebruiker van een onroerende zaak is in ieder geval degene die die zaak metterdaad bezigt ter bevrediging van zijn behoeften.

7.2. Het enkele aanhouden van een onroerende zaak door een beschikkingsbevoegde voor handels- of beleggingsdoeleinden levert op zich zulk een metterdaad bezigen niet op.

7.3. Belanghebbende heeft onder meer gesteld dat de onroerende zaak bij het begin van het belastingjaar 2008 als voorraad werd aangehouden. Deze stelling verdraagt zich evenwel niet met de omstandigheid dat belanghebbende met de grond geen ander doel beoogde dan het bouwen van een viersterrenhotel.

7.4. In het onderhavige geval staat derhalve vast dat van handels- of beleggingsdoeleinden geen sprake was. Tevens staat vast dat belanghebbende bij het begin van het kalenderjaar 2008 de onroerende zaak niet heeft laten rusten, doch aanhield in afwachting van de voor de voorgenomen bouw van een hotel benodigde vergunningen en de afdoening van eventuele bezwaren daartegen. Gelet hierop dient te worden geoordeeld dat de onroerende zaak bij het begin van het belastingjaar 2008 aan belanghebbende ter beschikking stond en dat zij deze metterdaad bezigde ter bevrediging van de eigen behoefte. Dientengevolge is belanghebbende gebruikster van de onroerende zaak in de zin van de Verordening.

7.5. Omtrent een (door belanghebbende als dubieus geduide) rol van de gemeente Middelburg die aan het opleggen van de aanslag in de weg zou staan, heeft het Hof niets kunnen vaststellen.

7.6. Uit het hiervoor overwogene volgt dat het hoger beroep faalt, zodat de uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. H.A.J. Kroon, J.W. baron van Knobelsdorff en P.J.J. Vonk, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 8 juni 2010 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.