Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 27-04-2010, BN1162, BK-09/00664

Gerechtshof 's-Gravenhage, 27-04-2010, BN1162, BK-09/00664

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
27 april 2010
Datum publicatie
14 juli 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2010:BN1162
Formele relaties
Zaaknummer
BK-09/00664

Inhoudsindicatie

Aanslag successierecht. Belanghebbende heeft ter zitting in hoger beroep gesteld dat de aanslag, na de vermindering door de rechtbank, tot een juist bedrag is vastgesteld. Gelet op deze stelling van belanghebbende, kan een uitspraak op het hoger beroep belanghebbende niet in een gunstiger positie brengen. Belanghebbende heeft bijgevolg geen belang meer bij een uitspraak op zijn beroep. Het Hof verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-09/00664

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 27 april 2010

op het hoger beroep van [belanghebbende], wonende te [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 22 juli 2009, nr. AWB 09/891 SUCC betreffende na te noemen aan belanghebbende opgelegde aanslag.

Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. De Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst Haaglanden, heeft aan belanghebbende wegens een verkrijging in het jaar 2007 een aanslag in het recht van successie opgelegd, berekend naar een belaste verkrijging van € 44.000.

1.2. De Inspecteur heeft het tegen de aanslag ingediende bezwaar bij uitspraak van 3 februari 2009 ongegrond verklaard.

1.3. Belanghebbende heeft daartegen bij de rechtbank beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot € 542 en de Staat gelast het griffierecht van € 39 aan belanghebbende te vergoeden.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 110. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft bij brief met dagtekening 5 maart 2010, op dezelfde datum ingekomen bij het Hof, nadere stukken ingediend. Deze zijn in afschrift aan de Inspecteur gezonden.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 16 maart 2010, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is in hoger beroep, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:

3.1. Op [dag en maand] 2007 is de zuster van belanghebbende, mevrouw [A] (hierna: erflaatster) overleden. Haar erfgenamen zijn belanghebbende, acht broers en zusters en twee nichten. Belanghebbende is volgens een verklaring van erfrecht van 19 september 2008 door de erfgenamen gemachtigd de nalatenschap van erflaatster af te wikkelen.

3.2. Belanghebbende noch een van de overige erfgenamen heeft aangifte voor de heffing van het recht van successie gedaan. Uit de bij de Inspecteur beschikbare informatie is bekend dat de nalatenschap € 44.000 bedraagt.

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten en conclusies van partijen

4.1. Het geschil betreft de aanslag.

4.2. Voor de gronden waarop partijen hun standpunten doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

4.3. Belanghebbende concludeert - naar het Hof begrijpt uit de verklaring van de gemachtigde ter zitting - tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4.4. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

5.1. Belanghebbende heeft ter zitting in hoger beroep gesteld dat de aanslag, na de vermindering door de rechtbank, tot een juist bedrag is vastgesteld. Gelet op deze stelling van belanghebbende, kan een uitspraak op het hoger beroep belanghebbende niet in een gunstiger positie brengen. Belanghebbende heeft bijgevolg geen belang meer bij een uitspraak op zijn beroep.

5.2. Gelet op het vorenstaande moet het Hof belanghebbende niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.

Proceskosten en griffierecht

Het Hof acht geen termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gestelde proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in het hoger beroep.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. H.A.J. Kroon, J.W. baron van Knobelsdorff en P.J.J. Vonk, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 27 april 2010 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.